ECLI:NL:ORBAACM:2021:45

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
AUA2018H00235
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bevordering ambtenaar op basis van gelijkheidsbeginsel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Gouverneur van Aruba tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba. De appellant, die sinds 1 juli 2003 in dienst is bij de Inspectie Volksgezondheid en Milieu, verzocht om bevordering naar schaal 10. Dit verzoek werd afgewezen door de geïntimeerde, die stelde dat de appellant niet voldeed aan de vereisten voor deze functie. De appellant had eerder een verzoek ingediend om bevorderd te worden naar de rang van commies 1ste klasse (schaal 9) en hoofdcommies (schaal 10), maar dit werd ook afgewezen. De Raad heeft de zaak behandeld op 10 juni 2021, waarbij de appellant werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet alle werkzaamheden verricht die behoren tot de functie van 1ste inspectiefunctionaris geneesmiddelen, en dat zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt. De Raad concludeert dat de rechtspositie van de appellant niet gelijk is aan die van zijn collega’s die wel zijn bevorderd, omdat zij in andere functies werkzaam zijn of andere diploma's bezitten. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La)

Uitspraakdatum: 30 juni 2021
Zaaknummer: AUA2018H00235

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
ARUBA

Op het hoger beroep van:

[appellant],

wonend in Aruba,
appellant,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (Gerecht) van
26 november 2018, AUA201702290 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
appellant
en

de Gouverneur van Aruba,

geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen, werkzaam bij de Directie Wetgeving en Juridische Zaken.

Procesverloop

Bij beschikking van 2 augustus 2017 (bestreden beschikking) heeft geïntimeerde het verzoek van appellant om bevordering naar schaal 10 afgewezen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het door appellant tegen de bestreden beschikking gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Appellant heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld.
Geïntimeerde heeft een contramemorie ingediend.
De Raad heeft de zaak op 10 juni 2021 behandeld ter zitting, gevoegd met de zaak AUA2018H00234. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Geïntimeerde heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.
Overwegingen
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant is met ingang van 1 juli 2003 in dienst getreden bij de Inspectie Volksgezondheid en Milieu. Met ingang van 1 juli 2008 is hij bevorderd naar de rang van apothekersassistent 1ste klasse A (schaal 8).
1.2.
Met ingang van 1 januari 2010 is de Inspectie Volksgezondheid en Milieu gesplitst en is de Inspectie voor Geneesmiddelen ingesteld. Per 1 oktober 2013 is het formatieplan van de Inspectie voor Geneesmiddelen (formatieplan 2013) vastgesteld. Een plaatsingsprocedure heeft echter nooit plaatsgevonden. Per 1 januari 2017 is de Inspectie voor Geneesmiddelen opgeheven. Sindsdien vormt de toenmalige Inspectie voor Geneesmiddelen samen met de, eveneens opgeheven, Inspectie Gezondheidszorg de Inspectie Volksgezondheid Aruba (Inspectie).
1.3.
Het formatieplan 2013 kent onder meer de functies van 1e inspectiefunctionaris geneesmiddelen (1e inspectiefunctionaris) en 2e inspectiefunctionaris geneesmiddelen (2e inspectiefunctionaris). De functie 1e inspectiefunctionaris is maximaal gewaardeerd op het niveau van schaal 11 en het formatieplan 2013 biedt ruimte voor drie voltijds werkende ambtenaren (fte). De functie 2e inspectiefunctionaris is maximaal gewaardeerd op het niveau van schaal 9 en voor deze functie zijn zeven fte beschikbaar.
1.4.
Met een brief van 6 december 2016 heeft appellant een verzoek ingediend om bevordering naar de rang van commies 1ste klasse (schaal 9) per 1 juli 2010 en om bevordering naar de rang van hoofdcommies (schaal 10) per 1 augustus 2015.
1.5.
Bij Landsbesluit van 2 augustus 2017 heeft geïntimeerde appellant met ingang van 1 oktober 2013 ontheven uit de rang van apothekersassistent 1ste klasse (schaal 8), benoemd in de rang van commies (schaal 8) en bevorderd naar de rang van commies 1ste klasse (schaal 9). Bij de bestreden beschikking van eveneens
2 augustus 2017 heeft geïntimeerde het verzoek van appellant om hem te bevorderen naar schaal 10 afgewezen. Aan de bestreden beschikking heeft geïntimeerde ten grondslag gelegd dat appellant werkzaamheden verricht behorende bij de functie van 2e inspectiefunctionaris. Appellant kan de functie van 1e inspectiefunctionaris in zijn totaliteit niet uitvoeren, omdat appellant niet in het bezit is van een diploma Buitengewoon agent van Politie (BAP) en ook niet van het diploma Bijzondere Opsporing Agent (BOA).
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Het is het Gerecht niet gebleken dat appellant alle werkzaamheden verricht die behoren tot de functie van 1ste inspectiefunctionaris geneesmiddelen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep opnieuw een beroep op het gelijkheidsbeginsel gedaan. Collega [C], die dezelfde registratiewerkzaamheden verricht als appellant en evenmin als appellant in het bezit is van een BAP- of BOA-diploma is wel bevorderd naar schaal 10. Collega [P] heeft evenmin een BAP- of BOA-diploma en is ook bevorderd naar schaal 10. Collega’s [W] en [V] beschikken wel over een BAP-diploma. Nu de BAP-diploma’s zijn vervallen door intrekking van het Landsbesluit BAP en het Landsbesluit BOA de BOA verplicht iedere vijf jaar een herhalingscursus te doen is de rechtspositie van appellant niet anders dan die van de collega’s [W] en [V].
3.2.
Geïntimeerde heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellant heeft in hoger beroep diverse argumenten en bezwaren naar voren gebracht om zijn stelling te onderbouwen dat hij op basis van het gelijkheidsbeginsel evenals zijn vier in 3.1 genoemde collega’s bevorderd moet worden naar schaal 10.
4.2.
Geen van die argumenten en bezwaren, afzonderlijk noch in samenhang bezien, kunnen het betoog van appellant laten slagen. College [C] bekleedt de functie van secretaris van de (geneesmiddelen) registratiecommissie, de functie die genoemd is onder punt 6 in het formatieplan 2013, met een maximale functiewaardering op het niveau van schaal 10. College [P] is niet (meer) werkzaam bij de Inspectie. En anders dan appellant veronderstelt zijn de BAP-diploma’s niet vervallen, maar is door regelgeving de eertijds aan die BAP-diploma’s gekoppelde algemene opsporingsbevoegdheid in een aantal situaties komen te vervallen. Het niet aanbieden van een herhalingscursus aan BOA’S betekent niet dat daarom automatisch het BOA-diploma vervalt als een BOA na vijf jaar geen herhalingscursus heeft kunnen doen. Om deze reden is de rechtspositie van [W] en [V] niet gelijk aan die van appellant
4.3.
De slotsom luidt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mrs. M.C. Bruning voorzitter, L.C. Hoefdraad en J. Sybesma, leden, en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.