Uitspraak
RAAD VAN BEROEP
Op de hoger beroepen van:
[appellante],
28 augustus 2017, AUA201700050 (aangevallen uitspraak 1), en van 18 juni 2018, AUA201703323 en AUA201703324 (aangevallen uitspraken 2 en 3), in de gedingen tussen:
de Gouverneur van Aruba,
Procesverloop
Overwegingen
1 maart 2003 geplaatst in de functie van bibliotheekmedewerker bij het Gerecht in Eerste Aanleg in schaal 4, trede 7, met bepaling van haar eerstvolgende periodieke verhoging van bezoldiging op 1 september 2003. Bij Landsbesluit van 24 juli 2007
no. 25 heeft geïntimeerde appellante per 1 september 2004 bevorderd naar de rang van hoofdklerk, schaal 5.
26 november 2007 overgeplaatst naar de Directie Telecommunicatiezaken.
22 februari 2011, 6 mei 2011 en 16 januari 2015.
31 mei 2016, ECLI:NL:ORBAACM:2016:5) volgt uit het in de BRA besloten stelsel dat de waardering van een carrièrefunctie, waarvan in dit geval sprake is, altijd een maximale waardering betreft. Hiernaar moet door bevordering langs het rangenstelsel, en de daarbij horende eisen, worden toegewerkt. Plaatsing in een carrièrefunctie betekent dan ook niet zonder meer dat de bezoldiging moet worden toegekend op het niveau waarop de betrokken functie is gewaardeerd. De bezoldiging bij carrièrefuncties is immers gekoppeld aan de rang van betrokkene en zijn bevordering loopt langs dat pad en de daarvoor geldende eisen. Artikel 4 van de BRA, gelezen in samenhang met de bevorderingseisen zoals in bijlage B is opgenomen, moet worden begrepen als een vertragingsregel.
1 november 2015 is gewaardeerd op dat niveau.
Beslissing
- vernietigtaangevallen uitspraak 1 voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het besluit van 22 december 2016 in stand zijn gelaten;
- verklaarthet beroep tegen het besluit van 7 februari 2018
ongegrond; - veroordeeltgeïntimeerde in de proceskosten van appellante tot een bedrag van Awg 1.400,-.