In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan op de hoger beroepen van de Regering van Curaçao. De appellante had verzocht om benoeming in de functie van senior beleidsmedewerker P&O met terugwerkende kracht tot 1 januari 2002. Na een reeks van procedures en beslissingen, waaronder een bezwaar tegen de weigering om op haar verzoek te beslissen, heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao op 10 mei 2019 en 4 november 2020 uitspraken gedaan die door appellante zijn aangevochten.
De Raad heeft vastgesteld dat er inmiddels een reëel besluit is genomen door de geïntimeerde op 6 oktober 2020, waardoor appellante geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar hoger beroep. De Raad heeft geoordeeld dat het verzoek om schadevergoeding niet kan worden toegewezen, omdat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij schade heeft geleden als gevolg van het uitblijven van een beslissing op haar verzoek. De Raad heeft de hoger beroepen niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor appellanten om concreet aan te tonen dat zij schade hebben geleden als gevolg van bestuurlijke besluitvorming. De Raad heeft ook opgemerkt dat het niet in het belang van appellante zou zijn om het bezwaar tegen het besluit van 6 oktober 2020 door de Raad te laten beoordelen, omdat dit zou leiden tot verlies van instantie.