ECLI:NL:ORBAACM:2021:13

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
25 mei 2021
Zaaknummer
AUA2018H00145
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag wegens medische ongeschiktheid zonder medische beoordeling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Gouverneur van Aruba tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, waarin het bezwaar van de geïntimeerde, die wegens medische ongeschiktheid was ontslagen, gegrond werd verklaard. De bestreden beschikking, waarbij de geïntimeerde met ingang van 1 oktober 2017 eervol ontslag uit overheidsdienst was verleend, werd vernietigd omdat er geen medische beoordeling had plaatsgevonden. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de bestreden beschikking niet op goede gronden is genomen, aangezien niet is aangetoond dat de geïntimeerde een opdracht heeft ontvangen voor een medische keuring. De Raad bevestigt de uitspraak van het Gerecht en wijst het hoger beroep van de appellant af.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de geïntimeerde was werkzaam als technisch opzichter bij de Serlimar en heeft zich ziek gemeld. De appellant heeft de geïntimeerde ontslagen op basis van langdurige arbeidsongeschiktheid, maar zonder dat er een medische beoordeling had plaatsgevonden. De Raad stelt vast dat de geïntimeerde geen toestemming heeft gegeven voor een medisch onderzoek, wat een belangrijke factor is in deze zaak. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van het Gerecht, zonder veroordeling in proceskosten.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
ARUBA

Op het hoger beroep van:

de Gouverneur van Aruba,

appellant
gemachtigde: mr. D.G. Kock, advocaat,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (Gerecht) van
28 mei 2018, AUA201702888 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
appellant
en

[geïntimeerde],

wonend in Aruba,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. J.J.C. Coutinho, advocaat.

Procesverloop

Bij Landsbesluit van 12 september 2017, no. 1 (bestreden beschikking) is aan geïntimeerde, met toepassing van artikel 98, eerste lid, onder e, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma), met ingang van 1 oktober 2017 eervol ontslag uit overheidsdienst verleend wegens medische ongeschiktheid.
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het door geïntimeerde tegen de bestreden beschikking gemaakte bezwaar gegrond verklaard, de bestreden beschikking vernietigd en appellant veroordeeld in de door geïntimeerde gemaakte proceskosten.
Appellant heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld.
Geïntimeerde heeft een contramemorie ingediend.
Het hoger beroep is ter zitting van de Raad op 23 april 2021 aan de orde gesteld, waar partijen niet zijn verschenen. De gemachtigde van appellant heeft kort voor de aanvang van de behandeling ter zitting gemeld dat hij niet aanwezig kan zijn en dat hij geen bezwaar heeft tegen een afdoening van het hoger beroep zonder nadere zitting.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Geïntimeerde is in vaste pensioengerechtigde dienst werkzaam geweest als technisch opzichter bij de Serlimar. Op enig moment heeft geïntimeerde zich ziek gemeld.
1.2.
Appellant heeft bij de bestreden beschikking geïntimeerde wegens medische ongeschiktheid ontslag verleend en aan die beschikking ten grondslag gelegd dat geïntimeerde sinds 24 augustus 2011 onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest en de maximumduur van vrijstelling van dienst wegens ziekte heeft bereikt. Een medische beoordeling heeft niet plaatsgevonden, omdat geïntimeerde geen toestemming heeft gegeven aan de verzekeringsarts van het Algemeen Pensioenfonds van Aruba (APFA) om een onderzoek te verrichten.
2. Het Gerecht is tot gegrondverklaring van het bezwaar van geïntimeerde gekomen op grond van de overweging dat de bestreden beschikking niet op goede gronden is genomen. Uit de stukken noch uit het verhandelde ter zitting is volgens het Gerecht gebleken dat geïntimeerde een opdracht van het bevoegde gezag heeft ontvangen om een medische keuring te ondergaan.
3. Appellant heeft op de hierna te bespreken grond hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Landsverordening vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren (Lvvda) heeft de ambtenaar die wegens ziekte verhinderd is zijn dienst uit te oefenen, tot herstel van zijn gezondheid aanspraak op vrijstelling van dienst wegens ziekte. De duur van de vrijstelling van dienst wegens ziekte, inclusief verlenging, is ingevolge het tweede lid, vier jaar voor een ambtenaar in vaste dienst.
Ingevolge artikel 36, tweede lid, van de Lvvda wordt de ambtenaar die aan het einde van de maximumduur, genoemd in artikel 31, wegens ziekte volgens een verklaring van de geneeskundige commissie niet geschikt is bevonden om zijn dienstoefening te hervatten, eervol ontslag uit de overheidsdienst verleend.
Ingevolge artikel 98, eerste lid, onder e, van de Lma kan de ambtenaar worden ontslagen op grond van het geraken op grond van ziekten of gebreken in een toestand van ongeschiktheid voor de verdere waarneming van zijn ambt.
4.2.
Appellant kan zich niet vinden in de aangevallen uitspraak en heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat geïntimeerde wel degelijk is opgeroepen voor een medisch onderzoek en dat geïntimeerde geen toestemming heeft gegeven om het onderzoek te laten verrichten.
4.3.
Het beroep dat appellant ter onderbouwing van zijn standpunt doet op een brief van het APFA van 6 september 2016 slaagt niet. In die brief is slechts te lezen dat de Geneeskundige Commissie het APFA heeft geïnformeerd dat geïntimeerde geen toestemming heeft gegeven aan de verzekeringsarts om het onderzoek te kunnen verrichten. Deze bewering had op zijn minst met nadere stukken, zoals bijvoorbeeld een kopie van de oproep en een verslag van de verzekeringsarts, aannemelijk gemaakt moeten worden.
4.4.
De slotsom luidt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mrs. M.C. Bruning voorzitter, W.H. Bel en A.H.M. van de Leur, leden, en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.