ECLI:NL:ORBAACM:2019:28

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 juni 2019
Publicatiedatum
3 juni 2021
Zaaknummer
SXM2017H00156
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de ambtenarenrechter bij zelfstandig schadebesluit in ambtenarenzaken

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Justitie van Sint Maarten tegen een uitspraak van het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten. De appellant, die in tijdelijke dienst was aangesteld als beleidsmedewerker, verzocht om schadevergoeding wegens het niet tijdig informeren over de Ex-patriates regeling. Het Gerecht had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de ambtenarenrechter niet bevoegd was om kennis te nemen van de schadevordering via een zelfstandig schadebesluit, omdat niet voldaan was aan de eis van processuele connexiteit. De gestelde schade-toebrengende handeling werd niet aangemerkt als een handeling die rechtstreeks in het rechtspositioneel belang van appellant was getroffen. De Raad verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van het bezwaar en vernietigde de eerdere uitspraak van het Gerecht.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
Zittingsplaats Sint Maarten
Uitspraak op het hoger beroep van

[appellant],

wonend in Nederland,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten van 5 juni 2017, in zaaknr. Lar 92/2016, in het geding tussen:
appellant
en

de minister van Justitie van Sint Maarten,

geïntimeerde,
gemachtigde: mr. A.A. Kraaijeveld, advocaat.

Procesverloop

Bij brief van 29 juli 2016 (de afwijzing) heeft geïntimeerde afwijzend beslist op het verzoek van appellant van 5 juli 2016 (het verzoek) om toekenning van een schadevergoeding wegens het hem niet tijdig informeren over het bestaan van de Beschikking ex-patriates Sint Maarten 2009 (P.B. 2010/66; de Ex-patriates regeling) en/of het tardief indienen van een verzoek bij de Inspecteur der Belastingen in Sint Maarten tot het aanwijzen van appellant als ‘expatriate’.
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het daartegen door appellant op grond van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Appellant heeft tegen de aangevallen uitspraak beroep ingesteld bij het Hof.
Geïntimeerde heeft bij het Hof Lar een verweerschrift ingediend, waarop appellant nog schriftelijk heeft gereageerd.
Bij uitspraak van 18 mei 2018 heeft het Hof Lar zich onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen en het hogerberoepschrift ter behandeling doorgezonden naar de Raad.
Nadat de Raad het hoger beroep in behandeling heeft genomen, heeft appellant bij e-mail van 5 november 2018 verwezen naar de stukken die hij reeds bij het Hof Lar had ingediend en bericht dat hij niet bij de behandeling ter zitting aanwezig zal zijn.
De Raad heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 december 2018. Geïntimeerde werd daar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Appellant is bij Landsbesluit van 25 maart 2013 met ingang van 1 april 2013 in tijdelijke dienst aangesteld tot 1 april 2016 als beleidsmedewerker bij het kantoor van de procureur-generaal in Sint Maarten. Met het oog op het verzoek door geïntimeerde van 22 december 2014 aan de Inspecteur der Belastingen (de Inspecteur) om appellant in aanmerking te doen komen voor toepassing van de Expatriates regeling zijn partijen bij ongedateerd geschrift overeengekomen dat appellant met terugwerkende kracht vanaf 1 april 2013 tot en met 1 april 2016 een netto maandloon ontvangt, dat is gebaseerd op de schaal en trede waarin appellant zich bevindt zoals vermeld in zijn arbeidsovereenkomst en dat indien de Inspecteur geen begunstigende beschikking ter zake afgeeft deze overeenkomst komt te vervallen/wordt opgeschort. De Inspecteur heeft bij beslissing van 15 april 2015 appellant vervolgens met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2015 voor een periode van vijf jaar aangemerkt als ex-patriate (de loonbeschikking).
1.1
Appellant stelt schade te hebben geleden nu over de periode 1 april 2013 tot 1 januari 2015 op zijn ambtelijke bezoldiging loonbelasting is ingehouden waardoor hij een lagere netto bezoldiging heeft ontvangen, hetgeen neer zou komen op een inkomensderving van NAf 27.251,36. Hij wijt de omstandigheid dat de loonbeschikking niet vanaf 1 april 2013 gold aan nalatigheid van geïntimeerde, die door hem niet voorafgaande aan de aanstelling te informeren over de Ex-patriates regeling, dan wel het te laat vragen om toepassing daarvan aan de Inspecteur, jegens hem onrechtmatig zou hebben gehandeld (de gestelde schade-toebrengende handeling). Het verzoek is erop gericht de als gevolg daarvan door hem geleden schade vergoed te krijgen van geïntimeerde.
2. Over de mogelijkheid via het zogeheten zelfstandig schadebesluit aan de ambtenarenrechter een schadevordering voor te leggen stelt de Raad het volgende voorop.
Volgens vaste jurisprudentie van de algemene bestuursrechter kan, indien beweerdelijk schade is ontstaan door de onrechtmatige uitoefening door een bestuursorgaan van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid (eis van materiële connexiteit), waartegen zelf beroep openstaat bij de bestuursrechter (eis van processuele connexiteit), dat bestuursorgaan naar aanleiding van een verzoek om schadevergoeding een zogeheten zelfstandig schadebesluit neemt waartegen dan, indien aan beide vermelde eisen is voldaan, bij de bestuursrechter beroep openstaat.
Dit geldt naar het oordeel van de Raad evenzeer indien beweerdelijk de schade in ontstaan door het handelen of beschikken door of namens het bevoegd gezag jegens een ambtenaar, met dit verschil dat dan tegen het op het verzoek van de ambtenaar genomen zelfstandig schadebesluit bezwaar openstaat bij de ambtenarenrechter.
3. In het kader van de ambtshalve te beantwoorden vraag of de ambtenarenrechter bevoegd was van deze zaak kennis te nemen, zal de Raad nu beoordelen of tegen de gestelde schade-toebrengende handeling bezwaar kon worden gemaakt bij de ambtenarenrechter, dus of hier is voldaan aan de eis van de processuele connexiteit.
3.1
Volgens vaste jurisprudentie van de Raad (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:ORBAACM:2019:11) staat voor een ambtenaar tegen een handeling waardoor hij rechtstreeks in zijn rechtspositioneel belang wordt getroffen het rechtsmiddel van bezwaar bij de ambtenarenrechter open.
3.2
Naar het oordeel van de Raad is de gestelde schade-toebrengende handeling niet aan te merken als handeling waardoor appellant rechtstreeks in zijn rechtspositioneel belang werd getroffen, nu het de Inspecteur is die beslist over de status van ex-patriate en in ieder geval daarvoor geen wijziging is ingetreden in de rechtspositie van appellant als ambtenaar. Van de gestelde schade-toebrengende handeling stond dan ook geen bezwaar open bij de ambtenarenrechter, wat appellant overigens ook niet heeft ingediend. De Raad merkt daarbij op dat indien de weg van het zelfstandig schadebesluit hier wel mogelijk zou worden geoordeeld, dit alleen tot ongegrondverklaring van het daartegen gemaakte bezwaar had kunnen leiden, omdat bij ontstentenis van een vernietiging van de gestelde schade-toebrengende handeling die in rechte voor rechtmatig had moeten worden gehouden.
4. Het Gerecht heeft bij de aangevallen uitspraak miskend dat hier de weg van het zelfstandig schadebesluit niet openstond, zodat het zich ten onrechte niet onbevoegd heeft verklaard kennis te nemen van het bezwaar tegen de afwijzing. De aangevallen uitspraak komt dan ook voor vernietiging in aanmerking. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, zal de Raad zich alsnog onbevoegd verklaren kennis te nemen van het bezwaar. Zo appellant zijn beweerdelijk geleden schade in rechte wil verhalen op het land Sint Maarten, zal hij de burgerlijke rechter moeten adiëren.
5. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep ziet de Raad geen aanleiding, reeds omdat niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten.
Beslissing
De Raad:
  • verklaarthet hoger beroep
    gegrond;
  • vernietigtde aangevallen uitspraak;
  • verklaart zich onbevoegdkennis te nemen van het bezwaarschrift.
Aldus gegeven door mrs. D. Haan, voorzitter, en J. Sybesma en L.C. Hoefdraad, leden, en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.