In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Gouverneur van Aruba tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken. De appellant, de Gouverneur, had een ambtenaar bevorderd naar de rang van Hoofdkommies der invoerrechten en accijnzen, maar haar verzoek om bevordering naar de rang van Kommies-verificateur werd afgewezen. Het Gerecht verklaarde het bezwaar van de ambtenaar gegrond en vernietigde het bevorderingsbesluit, wat leidde tot het hoger beroep van de Gouverneur. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de ambtenaar niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op de mededeling van de verantwoordelijke minister dat zij in aanmerking zou komen voor bevordering. De Raad stelt vast dat de uiteindelijke bevoegdheid tot bevordering bij de Gouverneur ligt, ondanks de noodzaak van medewerking van de minister. De Raad vernietigt de uitspraak van het Gerecht en verklaart het bezwaar van de ambtenaar tegen het bevorderingsbesluit ongegrond. De Raad wijst erop dat eerdere uitspraken bevestigen dat een ambtenaar niet kan vertrouwen op een mededeling van de minister die niet leidt tot de gewenste bevordering. De Raad concludeert dat het hoger beroep gegrond is en dat de eerdere uitspraak vernietigd moet worden.