In deze Arubaanse zaak gaat het om een hoger beroep tegen een bevorderingsbesluit van de Gouverneur van Aruba. Appellant, een ambtenaar, had op 4 juni 2012 verzocht om bevordering naar de rang van referendaris 2e klasse met terugwerkende kracht. De Gouverneur heeft op 29 oktober 2013 besloten om appellant met ingang van 1 november 2009 te bevorderen. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar het Gerecht in Ambtenarenzaken verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat het Gerecht ten onrechte de minister van Justitie als verweerder heeft aangemerkt in plaats van de Gouverneur. De Raad stelt vast dat appellant zijn bezwaar tegen de brief van de minister eerder had ingetrokken, waardoor alleen het bezwaar tegen het bevorderingsbesluit aan de orde was. De Raad concludeert dat het Gerecht het bezwaar van appellant tegen het bevorderingsbesluit niet op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard.
De Raad verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de aangevallen uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerecht voor inhoudelijke behandeling van het bezwaar van appellant. Tevens wordt het land Aruba veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan appellant.