ECLI:NL:ORBAACM:2019:17

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
16 april 2019
Publicatiedatum
24 juni 2019
Zaaknummer
AUA2016H00073
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D. Haan
  • L.C. Hoefdraad
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing bevordering ambtenaar op basis van functiewaardering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Gouverneur van Aruba tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken. De appellant, werkzaam als Informatiespecialist bij de Bibliotheca Nacional Aruba, had een verzoek ingediend voor bevordering naar de rang van commies 1ste klasse (schaal 9), maar dit verzoek werd afgewezen door de Minister van Onderwijs en Gezin. De Raad van Beroep in Ambtenarenzaken heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de afwijzing van de bevordering op basis van de functiewaardering niet onterecht was. De Raad oordeelde dat de functiebeschrijving en de bijbehorende waardering op schaal 8 correct waren en dat er geen reden was om aan te nemen dat de appellant recht had op een hogere schaal. De Raad heeft de eerdere uitspraak van het Gerecht bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard. De Raad heeft ook opgemerkt dat de appellant niet kon worden vergeleken met een voormalige collega die wel naar schaal 9 was bevorderd, omdat deze in een andere functie was aangesteld met een leidinggevende component. De uitspraak werd gedaan op 16 april 2019.

Uitspraak

Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La)

Uitspraakdatum: 16 april 2019
Zaaknummer: AUA2016H00073

RAAD VAN BEROEP IN AMBTENARENZAKEN

Zittingsplaats Aruba
Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant],

wonende in Aruba,
appellant,
gemachtigde: mr. F. Figaroa,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken, zittingsplaats Aruba, van 6 juni 2016, in zaaknr. GAZA nr. 2015/2322, in het geding tussen:
appellant
en

de Gouverneur van Aruba,

geïntimeerde,
gemachtigde: V.M. Emerencia, werkzaam bij de Dienst Wetgeving en Juridische zaken (DWJZ).

Procesverloop

Bij Landbesluit van 2 september 2015 heeft geïntimeerde het verzoek van appellant van 23 december 2013 (het verzoek) om bevordering naar de rang van commies (schaal 8) met ingang van 1 januari 2011 ingewilligd (het bevorderingsbesluit).
Bij brief van 8 september 2015 heeft de Minister van Onderwijs en Gezin (de Minister) het verzoek voor zover dat strekte tot bevordering naar de rang van commies 1ste klasse (schaal 9) afgewezen (de afwijzing).
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het door appellant tegen de afwijzing gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Appellant heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld.
Geïntimeerde heeft een contramemorie ingediend en vervolgens bij brief van 14 november 2018 nog nadere stukken.
De Raad heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 november 2018. Appellant is daar verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Geïntimeerde heeft zich daar doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Onder verwijzing naar zijn uitspraak van 16 februari 2017 (ECLI:NL:ORBAACM:2017:10), stelt de Raad voorop dat niet de Minister, maar geïntimeerde tot de afwijzing bevoegd was. De afwijzing ligt hier evenwel reeds geïmpliceerd in het bevorderingsbesluit en de Raad zal dit dan ook zo opvatten dat de Gouverneur daarbij mede tot de afwijzing had besloten en dat het bezwaar van appellant ook daartegen was gericht.
Door de Gouverneur thans als geïntimeerde aan te merken, heeft de Raad het gebrek in de aangevallen uitspraak dat het Gerecht de Minister ten onrechte als verweerder had aangemerkt, hersteld.
2. Appellant is aangesteld in de functie van Informatiespecialist bij de Bibliotheca Nacional Aruba (BNA), welke functie (de functie) maximaal is gewaardeerd op schaal 8. Volgens appellant is de functiebeschrijving die aan die waardering ten grondslag ligt onjuist en werkt hij in de functie op HBO-niveau, ten minste te waarderen op schaal 9.
3. De functie is laatstelijk uitgebreid beschreven in september 2013, waarna aan de hand daarvan de waardering van het functieniveau is bepaald op schaal 8. Volgens de beschrijving verleent de Informatiespecialist ondersteuning aan het Hoofd op het gebied van het beheer van de collectie en verricht hij daarnaast bibliotheek administratieve en beheers ondersteunende werkzaamheden.
4. De Raad ziet in hetgeen appellant naar voren heeft gebracht geen grond voor het oordeel dat geïntimeerde de afwijzing niet in redelijkheid op de functiebeschrijving en waardering mocht baseren.
De functiebeschrijving en waardering waren ten tijde van de afwijzing nog redelijk recent en overigens is van onzorgvuldigheid bij de opstelling ervan niet gebleken. Dat bij de functieomschrijving de activiteiten die appellant ontplooide in het kader van educatieve projecten die activiteiten zou hij zelfstandig initiëren, coördineren en uitvoeren niet zijn betrokken, acht de Raad, anders dan appellant betoogt, niet onjuist. Klaarblijkelijk is de beschrijving immers opgesteld voor de functie zoals die past binnen de organisatie van de BNA, zoals die geïntimeerde voor ogen staat. Dat appellant met instemming van het betrokken diensthoofd ook educatieve projecten aan zich trok, kan er niet toe leiden dat zonder uitdrukkelijke instemming van geïntimeerde activiteiten in de functie zouden kunnen worden geïncorporeerd die een ingrijpende uitbreiding en wijziging daarvan zouden inhouden. Hier zijn de activiteiten in het kader van de educatieve projecten dan ook geen onderdeel van de functie en zijn die activiteiten aldus, anders dan appellant meent, niet bepalend voor de waardering van de functie. Dit stemt overigens ook overeen met het Landsbesluit van 21 januari 2015, waarbij geïntimeerde aan appellant een gratificatie ter grootte van één maand inkomen heeft toegekend voor het “naast zijn dagelijkse werkzaamheden” ondersteunen van de directie van de BNA bij diverse educatieve projecten.
5. Het beroep dat appellant heeft gedaan op het gelijkheidsbeginsel door te refereren aan zijn voormalige collega die wel naar schaal 9 werd bezoldigd, faalt reeds, omdat zij in een andere functie was aangesteld, namelijk Hoofd Studiezaal en Documentatie, die ook, anders dan bij de functie, een leidinggevende component bevatte.
6. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en de aangevallen uitspraak kan worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mrs. D. Haan, voorzitter, en L.C. Hoefdraad en A.H.M. van de Leur, leden, en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.