ECLI:NL:ORBAACM:2018:5

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
25 januari 2018
Publicatiedatum
18 mei 2018
Zaaknummer
AUA2015H00006 (voorheen RvBAz 2015/74639)
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D. Haan
  • L.C. Hoefdraad
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onbevoegd genomen afwijzing van verzoek om terug te komen op benoemingsbesluit van ambtenaar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Minister van Justitie tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba. De Minister had een verzoek van een appellant om terug te komen op een landsbesluit van 8 juli 2005, dat de bezoldiging op niveau schaal 3 vaststelde, afgewezen. De appellant had eerder brieven gestuurd waarin hij om herziening vroeg, maar deze werden door de Minister afgewezen zonder dat de Gouverneur, die volgens de Landsverordening ambtenarenrechtspraak bevoegd was, betrokken was. Het Gerecht verklaarde het bezwaar van de appellant ongegrond, waarop de appellant hoger beroep instelde.

Tijdens de zitting op 22 november 2017 werd duidelijk dat de afwijzing van de Minister onbevoegd was, omdat alleen de Gouverneur deze beslissing kon nemen. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat het Gerecht de afwijzing ten onrechte niet had vernietigd. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en verklaarde het bezwaar van de appellant gegrond. Tevens werd bepaald dat de Minister het verzoek opnieuw aan de Gouverneur moest voorleggen, zodat deze binnen een maand na de uitspraak kon beslissen.

De Raad veroordeelde het land Aruba tot betaling van de proceskosten van de appellant, die in totaal Afl. 2.800,- bedroegen, ter dekking van de kosten voor rechtsbijstand. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van de juiste procedurele stappen in ambtenarenzaken en de rol van de Gouverneur in het proces.

Uitspraak

Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La)

Uitspraakdatum: 25 januari 2018
Zaaknummer: AUA2015H00006 (voorheen RvBAz 2015/74639)

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
Zittingsplaats Aruba
Uitspraak op het hoger beroep van:

[Appellant],

wonende in Aruba,
appellant,
gemachtigde: mr. H.S. Croes, advocaat,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken, zittingsplaats Aruba, van 7 september 2015, in zaaknr. GAZA nr. 2014/1124, in het geding tussen:
appellant
en

de Minister van Justitie (de Minister),

geïntimeerde,
gemachtigde: A. Lumenier, werkzaam bij de Dienst Wetgeving en Juridische zaken (DWJZ).

Procesverloop

Bij brief van 11 april 2014 (de afwijzing) heeft geïntimeerde het verzoek van appellant, neergelegd in zijn brieven van 25 oktober 2013, 20 december 2013 en 26 januari 2014, om terug te komen op het landsbesluit van 8 juli 2005 voor zover het betreft de daarbij vastgesteld bezoldiging naar niveau schaal 3 (het verzoek), afgewezen (de afwijzing).
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Appellant heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 november 2017. Voor appellant is daar verschenen zijn gemachtigde. Geïntimeerde heeft zich daar doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Zoals de Raad inmiddels reeds herhaaldelijk heeft overwogen zie bijvoorbeeld de uitspraak van 16 februari 2017, ECLI:NL:ORBAACM:2017:10 doet de omstandigheid dat de Gouverneur van Aruba (de Gouverneur) die is op grond van artikel 4 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (de Lma), voor zover bij bijzondere regeling daarover niet anders is bepaald, het bevoegde gezag over de ambtenaren alleen een landsbesluit kan nemen op voordracht van een verantwoordelijke Minister, er niet aan af dat de inhoudelijke beslissing op, zoals hier aan de orde, een verzoek om terug te komen op een benoemingsbesluit van een ambtenaar alleen door hem bevoegd kan worden genomen. Dat houdt tevens in dat de afwijzing van een dergelijk verzoek aan de Gouverneur als bevoegd gezag is voorbehouden. De gegroeide bestuurspraktijk dat de betrokken Minister beslissingen tot afwijzing van verzoeken op eigen gezag in beschikkingen vastlegt, verdraagt zich daarmee niet.
1.1
Uit het voorgaande volgt dat de afwijzing onbevoegd is gegeven. Het Gerecht heeft dat niet onderkend en de afwijzing ten onrechte niet op die grond vernietigd. De aangevallen uitspraak moet daarom worden vernietigd en doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, zal de Raad het bezwaar tegen de afwijzing alsnog gegrond verklaren en de afwijzing vernietigen.
2. Vervolgens stelt de Raad vast dat de gemachtigde van geïntimeerde de vraag of hij in deze zaak ook namens de Gouverneur kan optreden na de zitting bij brief van 22 december 2017 negatief heeft beantwoord. Dat betekent dat de Raad in deze zaak niet, zoals uit oogpunt van efficiënte geschilbeslechting zeer gewenst zou zijn, kan onderzoeken of de rechtsgevolgen van de afwijzing in stand kunnen worden gelaten. Gelet daarop zal de Raad bepalen dat geïntimeerde het verzoek alsnog zo tijdig in handen stelt van de Gouverneur dat daarop binnen één maand na verzending van deze uitspraak alsnog bij landsbesluit wordt beslist.
3. De Raad ziet aanleiding om het land Aruba te veroordelen tot het betalen van de proceskosten van appellant in bezwaar en hoger beroep als na te melden.
Beslissing
De Raad:
  • verklaarthet hoger beroep van appellant
    gegrond;
  • vernietigtde aangevallen uitspraak;
  • verklaarthet bezwaar van appellant tegen de afwijzing alsnog
    gegrond;
  • draagtgeïntimeerde
    ophet verzoek zo tijdig in handen van de Gouverneur te stellen, dat daarop binnen één maand na verzending van deze uitspraak wordt beslist;
  • veroordeelthet land Aruba tot betaling aan appellant van zijn proceskosten in bezwaar en hoger beroep tot een bedrag van Afl. 2.800,- (zegge: tweeduizend achthonderd gulden), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus gegeven door mr. D. Haan, voorzitter, en mrs. L.C. Hoefdraad en A.H.M. van de Leur, leden, en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.