Uitspraak
Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951 (RAr 1951)
RAAD VAN BEROEP
[Verzoeker],
de Regering van Curaçao,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
wijsthet verzoek
af.
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft de voorzitter van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken op 23 februari 2018 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.E. Fortin, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken, waarin zijn bezwaren tegen de beëindiging van zijn aanstelling als ambtenaar ongegrond werden verklaard. De verzoeker stelde dat hij in een financiële noodsituatie verkeerde door het niet uitbetalen van zijn bezoldiging en het ontbreken van medische verzekering, en vroeg om een onverwijlde voorziening.
De voorzitter overwoog dat op grond van de Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951 (RAr 1951) een verzoek om een voorlopige voorziening kan worden ingediend, maar dat er een spoedeisend belang moet zijn. De voorzitter concludeerde dat, hoewel de verzoeker een zwaarwegend financieel belang had, hij niet voldoende bewijs had geleverd van een acute financiële noodsituatie die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigde. De voorzitter verwees naar eerdere uitspraken en oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening moest worden afgewezen.
Desondanks werd er wel een mogelijkheid geboden om de bodemzaak te agenderen voor de eerstvolgende zitting van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken, die naar verwachting in mei 2018 zou plaatsvinden. De beslissing van de voorzitter was dat het verzoek werd afgewezen, en tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.