In deze zaak gaat het om de vraag of de meerurentoeslag (MUT) die aan appellant, een brandweerman in Curaçao, is toegekend, moet worden opgenomen in zijn bezoldiging. Appellant, die sinds 1985 in dienst is, heeft verzocht om incorporatie van de MUT, die sinds 2005 op 25% van zijn bezoldiging is vastgesteld. De regering van Curaçao, als rechtsopvolger van het Bestuurscollege, heeft dit verzoek afgewezen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Gerecht in ambtenarenzaken heeft zijn bezwaarschrift ongegrond verklaard. Hierop heeft appellant hoger beroep ingesteld bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken.
De Raad heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de MUT geen tijdelijke toelage is, maar een structurele vergoeding voor extra gewerkte uren. De Raad oordeelt dat de regering van Curaçao beleidsvrijheid heeft in de toekenning van toelagen en dat de beslissing om de MUT niet te incorporeren in de bezoldiging van appellant op goede gronden is genomen. De Raad bevestigt dat er geen verplichting bestaat om een langdurig toegekende toelage in de bezoldiging op te nemen, vooral niet gezien de financiële implicaties voor de ambtenaar en het Algemeen Pensioenfonds. De Raad bevestigt de uitspraak van het Gerecht en wijst het verzoek van appellant af.