ECLI:NL:ORBAACM:2011:1

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 april 2011
Publicatiedatum
30 juni 2021
Zaaknummer
RvBAz 2009/81
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het bezwaar tegen het inschalingsbesluit van een ambtenaar in de functie van Hoofd Afdeling Preventie

In deze zaak gaat het om een ambtenaar die bezwaar heeft gemaakt tegen het inschalingsbesluit dat is opgenomen in zijn aanstellingsbesluit. De appellant, werkzaam als Hoofd Afdeling Preventie bij de dienst Brandweer, heeft in 2003 bezwaar gemaakt tegen de functiewaardering die door de regering van Curaçao was vastgesteld. Het bezwaar werd in eerste instantie niet-ontvankelijk verklaard door de regering, waarna de appellant in hoger beroep ging. Het Gerecht in ambtenarenzaken verklaarde het bezwaarschrift opnieuw niet-ontvankelijk, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken.

De Raad heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Gerecht ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Raad oordeelde dat de functiewaardering, hoewel deze als een besluit van algemene strekking kan worden beschouwd, niet uitsluit dat een ambtenaar bezwaar kan maken tegen het inschalingsbesluit. De Raad benadrukte dat bij de beoordeling van het inschalingsbesluit moet worden gekeken of het bevoegd gezag op goede gronden tot de vaststelling van het waarderingsresultaat is gekomen.

De Raad heeft de uitspraak van het Gerecht vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerecht voor verdere behandeling. Tevens is er een schadevergoeding toegekend aan de appellant voor de gemaakte kosten in de procedure. De Raad heeft de schadevergoeding vastgesteld op Naf 2800,=, gebaseerd op de proceskostenregeling.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN

zittingsplaats Curaçao

UITSPRAAK

in het geding tussen
[appellant]wonende te Curaçao,
oorspronkelijk klager, thans appellant,
gemachtigde: mr. W.E. Fortin,
en
DE REGERINGals rechtsopvolger van het Bestuurscollegevan het eilandgebied Curaçao,zetelende te Curaçao,
oorspronkelijk verweerder,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. C.C.C. Merkies.

1.Ontstaan en loop van het geding.

1.1
Bij brief van 14 april 2003 heeft appellant, onder verwijzing naar het besluit van geïntimeerde no. 2002/31260 betreffende zijn benoeming in de functie van Hoofd Afdeling Preventie en vaststelling van zijn bezoldigingsschaal, bezwaar gemaakt bij verweerder tegen de functiewaardering.
1.2
Bij beschikking van 18 maart 2009 heeft geïntimeerde het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard.
1.3
Appellant heeft op 24 april 2009 een bezwaarschrift ex artikel 35 van de Regeling ambtenarenrechtspraak (hierna: Rar) ingediend.
1.4
Het Gerecht in ambtenarenzaken (hierna: het Gerecht) heeft het bezwaarschrift bij uitspraak van 18 september 2009 niet-ontvankelijk verklaard.
1.5
Tegen deze uitspraak is door appellant tijdig hoger beroep ingesteld. Geïntimeerde heeft een contra-memorie ingediend.
1.6
Het beroep is behandeld ter zitting van de Raad van beroep in ambtenarenzaken (hierna: de Raad) op 15 maart 2011. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Geïntimeerde heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigden voornoemd.
1.7
De uitspraak is nader bepaald op heden.

2.Toepasseliike wet- en regelgeving

Ingevolge artikel 35, eerste lid, van Regeling ambtenarenrechtspraak (hierna: Rar) kan een bezwaarschrift worden ingediend ter zake dat beschikkingen, handelingen of weigeringen (om te beschikken of te handelen) ten aanzien van een ambtenaar door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken feitelijk of rechtens met de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften strijden of dat bij het nemen, verrichten of uitspreken daarvan het administratief orgaan van zijn bevoegdheid kennelijk een ander gebruik heeft gemaakt dan tot de doeleinden waarvoor die bevoegdheid is gegeven. Het vierde lid van artikel 35 bepaalt dat niet ontvankelijk is het bezwaar, in zover het gericht is tegen algemeen verbindende voorschriften.

3.Beoordelinq

3.1
Appellant is als ambtenaar werkzaam bij de dienst Brandweer in de functie van Hoofd Afdeling Preventie.
3.2
Bij besluit no. 2002/31260 zoals vastgesteld op 29 januari 2003 is beslist om appellant te benoemen in de functie van Hoofd Afdeling Preventie en is zijn bezoldiging vastgesteld.
3.3
Het Gerecht heeft in zijn uitspraak, onder verwijzing naar jurisprudentie van de Raad van 20 september 2007, RvBAz nr. 2006/37, geoordeeld dat de waardering van een ambtelijke functie in het algemeen als een algemeen verbindend voorschrift moet worden aangemerkt waartegen geen bezwaar kan worden ingediend, op grond waarvan het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk is verklaard.
3.4
De Raad overweegt allereerst dat het Gerecht het bezwaarschrift ex artikel 35 van de Rar, ongegrond had dienen te verklaren, nu het Gerecht immers tot het oordeel is gekomen dat geïntimeerde het primaire bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn beschikking van 18 maart 2009.
3.5
Appellant stelt dat het Gerecht ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat zijn bezwaren zijn gericht tegen een algemeen verbindend voorschrift ingevolge artikel 35, vierde lid, van de Rar.
3.6
Deze grief treft doel. In zijn uitspraak van 20 september 2007 heeft de Raad overwogen dat functiewaarderingsbesluiten en de daaraan ten grondslag gelegde functie- of organisatiebeschrijvingen, mede vanwege het functie-overstijgende karakter, in het algemeen op een lijn worden gesteld met besluiten van algemene strekking waartegen, gelet op artikel 35 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak, geen beroep op de ambtenarenrechter openstaat. De Raad overwoog dat de betrokken ambtenaar de omschrijving van haar vroegere functie en waardering daaraan niet bij de ambtenarenrechter aan de orde kan stellen. Het is evenwel vaste jurisprudentie van de Raad dat een ambtenaar steeds bezwaar kan maken tegen het inschalingsbesluit, dikwijls opgenomen in het aanstellings- of bevorderingsbesluit. Dat een functiewaardering een besluit van algemene strekking is wil niet zeggen dat deze niet mede zou mogen worden beoordeeld bij de beoordeling van de inschalingsbeslissing. Bij de beoordeling van de inschalingsbeslissing dient het Gerecht mede te beoordelen of het bevoegd gezag op goede gronden heeft kunnen komen tot vaststelling van het waarderingsresultaat van de functie en dit resultaat daarom geen onjuiste maatstaf vormt voor de toekenning van de concrete schaalindeling (zie onder meer de uitspraak van de Raad van 1 maart 2007, RvBAz 2006/07.
3.7
Appellant is opgekomen tegen het besluit 2002/31260, zijnde een aanstellings- en inschalingsbesluit. Gelet op de door appellant hierbij aangevoerde gronden had het Gerecht dienen te beoordelen of het bevoegd gezag op goede gronden heeft kunnen komen tot vaststelling van het waarderingsresultaat van de functie.
3.8
Het Gerecht heeft dit niet onderkend en het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 127, eerste lid, van de Rar zal de Raad de uitspraak van het Gerecht vernietigen en de zaak terugverwijzen naar het Gerecht om te worden hervat in de stand waar zij zich bevond.
3.9
Er is aanleiding om appellant op zijn verzoek een schadevergoeding toe te kennen als tegemoetkoming in de door hem in de onderhavige procedure gemaakte kosten. Aansluitend bij het besluit proceskosten bestuursrecht zal de Raad die vergoeding vaststellen op Naf 2800,=, telkens een punt voor het bezwaarschrift en het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting van het Gerecht en van de Raad, waarde per punt NAf 700,=, wegingsfactor 1.
4.
Beslissinq
De Raad van Beroep:
  • vernietigt de bestreden uitspraak;
  • verwijst de zaak terug naar het Gerecht om te worden hervat in de stand
  • waarin het zich bevond;
  • veroordeelt het land Curaçao tot het betalen van een schadevergoeding
aan appellant ten bedrage van Naf. 2800,=.
Aldus gegeven door mr. M.T. Boerlage, voorzitter, en mr. S. Verheijen en A.R Ramirez, leden, en door de voorzitter uitgesproken in het openbaar op 15 april 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.