ECLI:NL:OGHNAA:2010:BO4542
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van incidentele vorderingen in kort geding met betrekking tot uitvoerbaarheid bij voorraad
In deze zaak gaat het om een incidenteel verzoekschrift van 10 december 2009, ingediend door de naamloze vennootschap Notarisppraktijk [xxx] en [notaris], die in hoger beroep zijn gekomen van een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen. De appellanten vorderen dat het Hof de uitvoerbaarheid bij voorraad van het bestreden vonnis opschort, of daaraan de voorwaarde verbindt dat zekerheid wordt gesteld. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 december 2009, waarbij de gemachtigden van beide partijen hun standpunten toelichtten aan de hand van pleitnotities.
Het Hof oordeelt dat de incidenteel eiser feiten en omstandigheden moet aanvoeren die bij de vorige rechter niet in aanmerking konden worden genomen, om te voldoen aan het vereiste van een novum. In dit geval is het Hof van mening dat niet is voldaan aan dit vereiste, aangezien de appellanten geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben gepresenteerd die rechtvaardigen dat van de eerdere beslissing wordt afgeweken. De belangen van partijen moeten worden afgewogen, waarbij het belang van de partij die de veroordeling verkreeg zwaarder weegt dan dat van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist.
De beslissing van het Hof is dat de incidentele vorderingen worden afgewezen en dat de appellanten worden veroordeeld in de proceskosten van het incident. Het vonnis is uitgesproken op 12 januari 2010 door de rechters J. de Boer, G.C.C. Lewin en H.L. Wattel, en is ter openbare terechtzitting op Curaçao bekendgemaakt.