ECLI:NL:OGHNAA:2010:BO4542

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
12 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KG 26/09 - HAR 89/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van incidentele vorderingen in kort geding met betrekking tot uitvoerbaarheid bij voorraad

In deze zaak gaat het om een incidenteel verzoekschrift van 10 december 2009, ingediend door de naamloze vennootschap Notarisppraktijk [xxx] en [notaris], die in hoger beroep zijn gekomen van een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen. De appellanten vorderen dat het Hof de uitvoerbaarheid bij voorraad van het bestreden vonnis opschort, of daaraan de voorwaarde verbindt dat zekerheid wordt gesteld. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 december 2009, waarbij de gemachtigden van beide partijen hun standpunten toelichtten aan de hand van pleitnotities.

Het Hof oordeelt dat de incidenteel eiser feiten en omstandigheden moet aanvoeren die bij de vorige rechter niet in aanmerking konden worden genomen, om te voldoen aan het vereiste van een novum. In dit geval is het Hof van mening dat niet is voldaan aan dit vereiste, aangezien de appellanten geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben gepresenteerd die rechtvaardigen dat van de eerdere beslissing wordt afgeweken. De belangen van partijen moeten worden afgewogen, waarbij het belang van de partij die de veroordeling verkreeg zwaarder weegt dan dat van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist.

De beslissing van het Hof is dat de incidentele vorderingen worden afgewezen en dat de appellanten worden veroordeeld in de proceskosten van het incident. Het vonnis is uitgesproken op 12 januari 2010 door de rechters J. de Boer, G.C.C. Lewin en H.L. Wattel, en is ter openbare terechtzitting op Curaçao bekendgemaakt.

Uitspraak

Registratienummer: KG 26/09 - HAR 89/09
Uitspraak: 12 januari 2010
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis ex art. 272 en 57 Rv in de zaak van:
1. de naamloze vennootschap
NOTARISPRAKTIJK [xxx],
gevestigd op Bonaire,
2. [notaris],
wonende op Bonaire,
oorspronkelijk gedaagden,
thans appellanten in de hoofdzaak,
verzoekers in het incident,
gemachtigde: mr. M.R. Hammoud,
- tegen -
de naamloze vennootschap
MAINSTREET N.V.,
met gekozen domicilie op Curaçao,
oorspronkelijk eiseres,
thans geïntimeerden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
gemachtigde: mr. B.M. Nagelmakers.
Partijen worden hierna "[appellanten]" en "Mainstreet" genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 9 december 2009 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Bonaire (verder: GEA), tussen partijen vonnis in kort geding gewezen. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar dat vonnis.
1.2 [appellanten] is in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis door op 10 december 2009 een akte van hoger beroep in te dienen.
1.3 Bij incidenteel verzoekschrift van 10 december 2009, met producties, hebben [appellanten] gevorderd dat het Hof de uitvoerbaarheid bij voorraad van het bestreden vonnis opschort, althans daaraan de voorwaarde verbindt dat zekerheid wordt gesteld.
Deze vordering is mondeling behandeld op 16 december 2009 ten overstaan van mr. Lewin. De gemachtigden aan beide zijden hebben de standpunten van hun cliënten toegelicht aan de hand van pleitnotities, die zij hebben overgelegd. Op verzoek van de rechter heeft mr. Nagelmakers nadien de gedingstukken in eerste aanleg van de zijde van haar cliënt toegezonden. Uitspraak is aangezegd tegen heden.
2. De beoordeling
2.1 Bij de beoordeling van incidentele vorderingen als de onderhavige moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden, bijvoorbeeld in verband met de spoedeisendheid van het voldoen aan de veroordeling, het belang van degene die de veroordeling verkreeg, zwaarder weegt dan dat van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist. De kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel dient daarbij in de regel buiten beschouwing te blijven.
Bij de beoordeling van een incidentele vordering als hier bedoeld geldt ook dat in beginsel moet worden uitgegaan van de beslissing van de vorige rechter en de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen omtrent de tenuitvoerlegging. Daarom zal de incidenteel eiser aan zijn vordering feiten en omstandigheden ten grondslag moeten leggen die bij de door de vorige rechter gegeven beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de uitspraak van de vorige rechter hebben voorgedaan, en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken (hierna te noemen: een novum; zie: HR 30 mei 2008, NJ 2008, 311, rov. 3.2.3 en 3.2.4).
2.2 In het onderhavige geval klemt het vereiste van een novum des te meer, omdat in het kort geding in eerste aanleg de spoedeisendheid en de afweging van de belangen van partijen deel uitmaakten van het partijdebat en het toetsingskader. Een dergelijk novum is niet gesteld.
2.3 Incidentele vorderingen als de onderhavige kunnen ook worden toegewezen, als executie bij voorraad misbruik van executiebevoegdheid zou opleveren, hetgeen het geval kan zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust. Dat geval doet zich echter hier niet voor.
2.4 De incidentele vorderingen dienen te worden afgewezen. [appellanten] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het incident.
BESLISSING:
Het Hof:
wijst de incidentele vorderingen af;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van dit incident, aan de zijde van Mainstreet gevallen begroot op NAF. 3.400,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en H.L. Wattel, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 12 januari 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.