Datum uitspraak: 12 augustus 2010
Zaaknummer: H 227/2009
Parketnummer: 500.00632/09
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao van 9 oktober 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren op [datum] 1975 op Curaçao,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring op Curaçao
<u>Procesgang en onderzoek van de zaak </u>
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 18 september 2009, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting, alsmede van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 4 februari 2010, 2 maart 2010, 27 april 2010 en 27 juli 2010 op Curaçao. Het Hof heeft in deze zaak verder op 9 maart 2010 een tussenvonnis gewezen.
De verdachte is verschenen. Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. A.W.P. Eustatius naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 telkens primair en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
<b>feit 1
primair
poging doodslag</b>
dat hij, op of omstreeks 27 mei 2009 op het eiland Curacao, ter uitvoering van voornemen en het misdrijf om opzettelijk een mannelijk lid van het Arrestatieteam van de politie - een politieagent in functie - drager van het identificatienummer 1593, van het leven te beroven, opzettelijk met een vuurwapen, eenmaal of meermalen, op of in de richting of in de directe nabijheid van die politieagent 1593 heeft geschoten, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf niet is voltooid (art 300 jo 47 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht);
<b>subsidiair
zware mishandeling tegen ambtenaar in rechtmatige bediening</b>
dat hij, op of omstreeks 27 mei 2009 op het eiland Curacao, aan een persoon, te weten een mannelijk lid van het Arrestatieteam van de politie - een politieagent in functie - drager van het identificatienummer 1593, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (kogel)verwonding cq (kogel)perforatie in het (linker) been, heeft toegebracht, door opzettelijk, met een vuurwapen, eenmaal of meermalen, op of in de richting of in de directe nabijheid van die politieagent 1593 te schieten, terwijl die politieagent 1593, als (opsporings)ambtenaar, in de rechtmatige uitoefening zijner bediening was (art 315 lid 1 jo 317 sub 2 van het Wetboek van Strafrecht);
<b>meer subsidiair
poging zware mishandeling tegen ambtenaar in rechtmatige bediening</b>
dat hij, op of omstreeks 27 mei 2009 op het eiland Curacao, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan een persoon, te weten een mannelijk lid van het Arrestatieteam van de politie - een politieagent in functie - drager van het identificatienummer 1593, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk, met een vuurwapen, eenmaal of meermalen, op of in de richting of in de directe nabijheid van die politieagent 1593, die (op dat moment) in de rechtmatige uitoefening zijner bediening was, te schieten, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid (art 315 lid 1 jo 317 sub 2 jo 47 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht);
<b>nog meer subsidiair
mishandeling met gebruikmaking van een wapen, al dan niet, met zwaar lichamelijk letsel</b>
dat hij, op of omstreeks 27 mei 2009 op het eiland Curaçao, opzettelijk gewelddadig, met gebruikmaking van een wapen als bedoeld in artikel 1 lid 2 sub a van de Wapenverordening, een mannelijk lid van het Arrestatieteam van de politie - een politieagent in functie - drager van het identificatienummer 1593, eenmaal of meermalen, met een vuurwapen, op of in de richting of in de directe nabijheid van die politieagent 1593 heeft geschoten, tengevolge waarvan deze politieagent 1593, (zwaar) lichamelijk letsel, te weten een (kogel)verwonding cq (kogel)perforatie in het (linker) been, althans enig (zwaar) lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden (artikel 314a lid 1 of 2 van het Wetboek van Strafrecht);
<b>feit 2 primair
poging doodslag</b>
dat hij, op of omstreeks 27 mei 2009 op het eiland Curacao, ter uitvoering van voornemen en het misdrijf om opzettelijk een mannelijk lid van het Arrestatieteam van de politie - een politieagent in functie - drager van het identificatienummer 2171, van het leven te beroven, opzettelijk met een vuurwapen, eenmaal of meermalen, op of in de richting of in de directe nabijheid van die politieagent 2171 heeft geschoten, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf niet is voltooid (art 300 jo 47 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht);
<b>subsidiair
poging zware mishandeling tegen ambtenaar in rechtmatige bediening</b>
dat hij, op of omstreeks 27 mei 2009 op het eiland Curacao, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan een persoon, te weten een mannelijk lid van het Arrestatieteam van de politie - een politieagent in functie - drager van het identificatienummer 2171, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk, met een vuurwapen, eenmaal of meermalen, op of in de richting of in de directe nabijheid van die politieagent 2171, die (op dat moment) in de rechtmatige uitoefening zijner bediening was, te schieten, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid (art 315 lid 1 jo 317 sub 2 jo 47 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht);
<b>meer subsidiair
bedreiging met een wapen</b>
dat hij, op of omstreeks 27 mei 2009, op het eiland Curacao, een persoon, te weten een mannelijk lid van het Arrestatieteam van de politie - een politieagent in functie - drager van het identificatienummer 2171, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, althans met mishandeling met gebruikmaking van wapenen, als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend, met een vuurwapen, eenmaal of meermalen, op of in de richting of in de directe nabijheid van die politieagent 2171, geschoten, waarbij het schild, dat die politieagent 2171 voor zich hield, door de door verdachte afgevuurde kogel(s) werd geraakt (artikel 298 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht);
<b>feit 3
medeplegen voorhanden hebben van vuurwapens en munitiën</b>
dat hij, op of omstreeks 27 mei 2009 op het eiland Curaçao;
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad:
• een pistool (van het merk Lorcin en/of het kaliber .380) en/of;
• een jachtgeweer (van het merk Winchester en/of serienummer 11 BMM26651 en/of het kaliber 12 gauge);
in elk geval een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en/of;
• zesentwintig, althans een aantal kogels c.q. scherpe patronen (van het kaliber .380) en/of;
• zes, althans een aantal kogels c.q. scherpe patronen (van het kaliber 12 gauge);
in elk geval munitie in de zin van de Vuurwapenverordening (artikel 3 jo 11 van de Vuurwapenverordening jo 49 lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht).
<u>Vonnis waarvan beroep</u>
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof in verband met verandering van wetgeving waarbij de voor verdachte meest gunstige bepaling moet worden toegepast, tot andere beslissingen komt.
<u>De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie </u>
Ter terechtzitting is mondeling het verweer gevoerd dat het OM niet-ontvankelijk verklaard moet worden omdat verdachte na zijn aanhouding en na zijn overbrenging in het cellencomplex doelbewust zodanig is geslagen en/of geschopt dat een of meer ribben zijn gebroken en hij liggend naar de poli moest worden vervoerd.
Naar aanleiding van dit verweer heeft het Hof de rechter-commissaris alhier verzocht om nader onderzoek te doen. In het kader van dit onderzoek heeft de rechter-commissaris zeven mensen gehoord. Geen van die zeven mensen hebben verklaard dat verdachte in het cellencomplex is mishandeld.
Verdachte zelf heeft bij de toetsing van de inverzekeringstelling het volgende verklaard:
“Bij mijn aanhouding ben ik zwaar mishandeld door de politie. Ik werd in mijn woning zodanig mishandeld dat ik mijn bewustzijn ben kwijtgeraakt. Ik werd naar de SEHOS gebracht om foto’s te maken. … Toen ik al in de boeien geslagen was, werd ik ook geslagen. Bij het politiebureau heeft een politieagenten mijn armen omhoog gedaan en mij ter hoogte van mijn ribben met geschoeide voeten geschopt. …”.
Het Hof is van oordeel dat op grond van deze verklaring, bezien in het licht van de verklaringen van de door de rechter-commissaris gehoorde zeven mensen, onvoldoende aannemelijk is geworden dat verdachte na zijn overbrenging in de politiecellen zodanig is mishandeld dat het OM niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Het is namelijk aannemelijker dat het bij verdachte veroorzaakte letsel, gelet op zijn verklaring bij de rechter-commissaris voor zover inhoudende “Ik werd in mijn woning zodanig mishandeld dat ik mijn bewustzijn ben kwijtgeraakt”, is veroorzaakt in zijn woning bij zijn aanhouding. Gelet op alle omstandigheden, met name dat verdachte vuurwapengevaarlijk was en bij zijn aanhouding enkele schoten heeft gelost, is het bij de aanhouding gebruikte geweld niet zodanig disproportioneel dat ten gevolge daarvan het OM niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Het beroep op niet-ontvankelijkheid van het OM in de vervolging wordt dan ook verworpen.
Het Hof acht bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, primair, 2, primair en 3 is ten laste gelegd, met dien verstande:
<b>Feit 1 primair:</b>
dat hij, op 27 mei 2009 op het eiland <i>Curaçao</i>, ter uitvoering van <i>het</i> voornemen en het misdrijf om opzettelijk een mannelijk lid van het Arrestatieteam van de politie - een politieagent in functie - drager van het identificatienummer 1593, van het leven te beroven, opzettelijk met een vuurwapen, eenmaal of meermalen, op of in de richting van die politieagent 1593 heeft geschoten, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf niet voltooid;
<b>Feit 2 primair:</b>
dat hij, op 27 mei 2009 op het eiland <i>Curaçao</i>, ter uitvoering van <i>het</i> voornemen en het misdrijf om opzettelijk een mannelijk lid van het Arrestatieteam van de politie - een politieagent in functie - drager van het identificatienummer 2171, van het leven te beroven, opzettelijk met een vuurwapen, eenmaal of meermalen, op of in de richting van die politieagent 2171 heeft geschoten, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf niet voltooid;
<b>Feit 3:</b>
dat hij, op of omstreeks 27 mei 2009 op het eiland Curaçao;
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad:
• een pistool (van het merk Lorcin en het kaliber .380) en;
• een jachtgeweer (van het merk Winchester en serienummer 11 BMM26651 en het kaliber 12 gauge);
en
een aantal scherpe patronen (van het kaliber .380) en;
• zes scherpe patronen (van het kaliber 12 gauge)
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Voor zover in de telastlegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring <i>cursief weergegeven</i> verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Onderstaande paginanummers verwijzen naar “Relaas Proces-verbaal [verdachte]”, onderzoeksnaam “Poging tot doodslag op lid Arrestatieteam”.
<i>Pagina 58-59:</i>
<FONT FACE="ARIAL"><b>Een politie proces-verbaal, voor zover inhoudende als verklaring van aangever Arrestatie Team Lid nummer 1593 – zakelijk weergegeven:</b>
Op 27 mei 2009, tussen 05u00 en 06u00 hadden wij een actie samen met het Atrako Team. Wij moesten de vuurgevaarlijke man [verdachte] aanhouden in een woning aan aan [adres] te Souax. Lid nummer 2171 en ik betraden de woning via de achterkeukendeur na vernieling daarvan. Voordat wij de deur hadden vernield en gedurende het moment dat wij de woning binnendrongen hadden wij luidkeels en duidelijk bekend gemaakt dat het politie betrof. Terwijl wij in de woning waren en ons naar een der slaapkamers begaven werden wij beschoten door iemand die zich in de slaapkamer bevond. Er werden drie kogels gelost. Twee kogels raakten onze beschermingsschilden en de andere raakte mijn linkerbeen, links van mijn scheenbeen. Ik mag van geluk spreken aangezien ik het schild had dat mijn bovenlichaam beschermde, anders zou ik zeker op een vitale plek van mijn lichaam geraakt zijn.
<i>Pagina 98-99:</i>
<b>Een politie proces-verbaal, voor zover inhoudende als verklaring van aangever Arrestatie Team Lid nummer 2171 – zakelijk weergegeven:</b>
Wij betraden de woning volgens procedures. Voor het betreden/openbreken van de achterdeur werd door ons luidkeels en duidelijk tot drie keer toe geschreeuwd “Politie”. Vervolgens werd de achterdeur met de ram en de lepel opengebroken ten einde de woning te kunnen betreden. Meteen hierna werd de woning door het team betreden. Ik die het beschermingsschild had ging als eerste naar binnen, gevolgd door de andere leden van het team. Toen wij binnen waren schreeuwden wij weer luidkeels en duidelijk tot twee keer toe “Politie”. Dit ten einde degenen die binnenshuis waren kenbaar te maken dat het politie betrof. Nadat wij “Politie” hadden geschreeuwd, werden door een persoon in de woning schoten afgevuurd. Ik voelde dat het beschermingsschild tot twee keer toe geraakt werd door de afgevuurde kogels. Ik hoorde mijn collega met lid nummer 1593 zeggen dat hij door een kogel geraakt werd. Als ik het beschermingsschild niet droeg zou ik zeker door een of meer kogels geraakt zijn met alle gevolgen van dien.
<i>Pagina 63-64:</i>
<b>Een politie proces-verbaal van huiszoeking, voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisant – zakelijk weergegeven:</b>
Op 27 mei 2009 werd in de woning [adres] binnengetreden ter aanhouding van [verdachte]. De rechter-commissaris deed na de aanhouding huiszoeking. In beslag genomen werden een vuistvuurwapen in de deurgang naar slaapkamer 1, drie hulzen in de slaapkamer 1 van [verdachte] en een shotgun in het rachelwerk in de woonkamer.
<i>Pagina 68-69:</i>
<b>Een politie proces-verbaal van huiszoeking, voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisant – zakelijk weergegeven:</b>
Op 27 mei 2009 werd in de woning van [verdachte] onder leiding van de rechter-commissaris huiszoeking gedaan. Er werden 25 scherpe patronen WIN 380 auto aangetroffen en in beslag genomen.
<i>Pagina 73 e.v.:</i>
<b>Een verslag van huiszoeking van de Technische Recherche, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:</b>
Omschrijving stukken van overtuiging aangetroffen op plaats delict [adres]:
Een pistool van het merk Lorcin kaliber .380 met serienummer 471854;
Een jachtgeweer van het merk Winchester, kaliber 12 gauge met serienummer 11BMM 26651 alsmede 6 jachtpatronen kaliber 12 gauge.
<i>Pagina 76 e.v.:</i>
<b>Een politie proces-verbaal van de Technische Recherche, voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisant – zakelijk weergegeven:</b>
dat hij het pistool van het merk Lorcin kaliber .380 met serienummer 471854 en de resterende patroon heeft onderzocht en deugdelijk heeft bevonden.
<i>Pagina 78 e.v.:</i>
<b>Een politie proces-verbaal van de Technische Recherche, voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisant – zakelijk weergegeven:</b>
dat hij het jachtgeweer van het merk Winchester met serienummer 11. BMM26651 en patronen van het kaliber 12 gauge heeft onderzocht en deugdelijk heeft bevonden.
<i>Pagina 82 e.v.:</i>
<b>Een politie proces-verbaal van de Technische Recherche, voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisant – zakelijk weergegeven:</b>
dat hij 26 patronen van het kaliber .380 heeft onderzocht en deugdelijk heeft bevonden.
<b>De verklaring van de verdachte – afgelegd tijdens de zitting van 27 juli 2010 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:</b>
Ik lag op 27 mei 2009 op bed toen ik wakker werd omdat de voordeur werd opengebroken. Ik hoorde het lawaai en begreep later dat dit lawaai werd veroorzaakt door het openbreken. Heel kort daarna zag ik een zwarte man in mijn richting komen. Ik heb niets meer gezien dan een zwarte man. Ik heb hem geen schild of wapen zien dragen. Ik kreeg grote angst en heb snel mijn pistool gepakt en drie keer in de richting van die man geschoten. Ik hoorde dat er meer mannen in huis waren.
De shotgun heb ik recent gekocht, het pistool omstreeks 2000. Voor beide wapens had ik munitie in mijn bezit. De munitie bij mijn moeder aangetroffen, had ik daar verstopt.</FONT>
<u>Strafbaarheid van het bewezenverklaarde</u>
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 primair en feit 2 primair: telkens poging tot doodslag, strafbaar gesteld bij artikel 300 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
Feit 3:
overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening 1930, strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Landsverordening, meermalen gepleegd.
<u>Strafbaarheid van de verdachte</u>
Verdachte heeft een beroep op noodweer, putatief noodweer en noodweerexces gedaan.
Voor het beroep op noodweer geldt het volgende.
Verdachte stelt dat hij zich heeft mogen verdedigen tegen het geweld dat op hem werd uitgeoefend in zijn eigen woning. Voor zover hij hiermee een beroep heeft willen doen op art. 43 lid 2 Sr faalt dat omdat de aanranding door de leden van het AT niet wederrechtelijk is geweest. Het binnentreden en de aanhouding van verdachte werd immers gelegitimeerd, en is daarmee niet wederrechtelijk, door de toestemming tot aanhouding van verdachte buiten heterdaad, gegeven door officier van justitie [mr. M.A.] in samenhang met de machtiging binnentreden in een woning ter aanhouding en/of huiszoeking ter inbeslagneming dd 25 mei 2009 (pag. 61-62 dossier).
Het beroep op noodweerexces wordt verworpen alleen al omdat er geen sprake is geweest van aanwezigheid van een noodweersituatie.
Verdachte heeft zijn beroep op putatief noodweer onderbouwd met de stelling dat hij niet heeft gehoord dat het AT bij het binnentreden meermalen “Polis” heeft geroepen en dat hij, gelet op het feit dat hij enkele weken voor zijn aanhouding door onbekenden is beschoten, uit angst en in paniek heeft gehandeld. Bij een en ander is gewezen op de volgens verdachte bestaande tegenstrijdigheid tussen het proces-verbaal van AT-lid 0717 (pag. 8-9 van het doorgenummerde dossier) inhoudende dat bij het binnentreden geen legitimatie vooraf heeft plaatsgevonden en dat aan de bewoner niet het doel van het binnentreden is meegedeeld ten opzichte van enkele processen-verbaal waarin is vermeld dat is binnengetreden onder het luidkeels roepen van “polis, polis”.
Die tegenstrijdigheid bestaat niet: het enkele luidkeels roepen van de woorden “polis, polis” valt niet te kwalificeren als legitimatie in de zin van de wet noch als “mededeling van het doel van het binnentreden” in de zin van de wet.
De stelling van verdachte dat de woorden “polis, polis” niet zijn geschreeuwd dan wel dat hij ze niet heeft gehoord, is niet aannemelijk geworden.
Het hof heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de waarheidsgetrouwheid van de processen-verbaal van R.I. Provence (pag. 55-57 van het doorgenummerde dossier) en van het lid van het AT nummer 1593 (pag. 58-59 van het doorgenummerde dossier) en van het lid van het AT nummer 2171 (pag. 98-99 van het doorgenummerde dossier) voor zover inhoudende dat bij en tijdens het binnentreden door leden van het AT luidkeels de woorden “Polis, polis” zijn geschreeuwd, zodat daarvan wordt uitgegaan.
Waar vervolgens verdachte zelf ter zitting heeft verklaard dat hij het geluid heeft gehoord waarmee het AT zich toegang tot de woning heeft verschaft, is het zo onwaarschijnlijk dat hij het luidkeels geschreeuwde “polis, polis” niet heeft gehoord, dat het Hof daaraan voorbij gaat als niet aannemelijk geworden. Dit brengt met zich dat er ook geen sprake is van putatief noodweer omdat verdachte, gehoord hebbende dat het politiemensen waren die zijn woning betraden, toch op de binnentreder(s) heeft geschoten.
Aldus komt het Hof tot de conclusie dat verdachte strafbaar is nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
<u>Oplegging van straf en/of maatregel</u>
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft met scherp meermalen geschoten op leden van een arrestatieteam die zijn woning binnentraden om hem als vuurgevaarlijke verdachte aan te houden op verdenking van een ernstig misdrijf. Dat er geen doden gevallen zijn is geen verdienste van verdachte: een schild - met het opschrift POLITIE - hield het vuur op het bovenlichaam van een agent tegen, terwijl een andere agent niet dodelijk in een been werd geraakt. Voorts heeft verdacht een pistool en een geweer met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Oplegging van een vrijheidsontnemende straf voor lange duur is ten aanzien van deze rechtsordeschokkende feiten geïndiceerd.
Ten nadele van verdachte geldt dat hij reeds eerder voor delicten met een geweldsaspect en vuurwapenbezit tot langdurige gevangenisstraffen is veroordeeld.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan de gevangenisstraf voor de duur als door de procureur-generaal is geëist, zodat het Hof die eis als uitgangspunt neemt.
Tijdens het onderzoek ter zitting is gebleken dat verdachte bij zijn aanhouding serieus letsel heeft opgelopen en vast staat dat hij daarvoor in het ziekenhuis is onderzocht en dat er in elk geval één gebroken rib is geconstateerd. Het Hof acht het, gelet op het feit dat verdachte zelf zijn pistool zichtbaar heeft weggelegd na daarmee drie schoten te hebben gelost, onvoldoende aannemelijk dat verdachte zich daarna met zoveel geweld heeft verzet dat om dit te breken zodanig veel geweld door leden van het AT diende te worden toegepast dat daarbij minimaal een rib werd gebroken. Het betreffende proces-verbaal van R.I. Provence vermeldt ook niet meer dan dat verdachte krachtig met armen en benen zwaaide. Dit gevolg van de aanhouding acht het Hof zodanig disproportioneel dat als maatregel de straf die het Hof in beginsel passende acht, met drie (3) maanden moet worden verminderd.
Op grond van het voorgaande acht het Hof na te melden straf passend en geboden.
<u>Inbeslaggenomen voorwerpen</u>
De in beslag genomen vuurwapens en de munitie dienen te worden onttrokken aan het verkeer, omdat de feiten met betrekking tot die voorwerpen zijn begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
<u>Toepasselijke wettelijke voorschriften</u>
De op te leggen straf en maatregel is/zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 31, 38b, 38c, 59 en 96 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao van 9 oktober 2009 en doet opnieuw recht;
verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf (5) jaren en negen (9) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
gelast onttrekking aan het verkeer van de volgende inbeslaggenomen voorwerpen:
• pistool van het merk Lorcin, model L380, serienummer 471854, met 3 patronen
• jachtgeweer van het merk Winchester, model Super X2 magnum 3 kaliber 12 gauge, serienummer 11BMM26651, met 6 patronen
• de scherpe patronen van het kaliber .380 voorzien van bodemstempel “WIN”
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.R. Sijmonsma, M.T. Paulides en M.T. Boerlage, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 12 augustus 2010.