ECLI:NL:OGHNAA:2009:1

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
18 december 2009
Publicatiedatum
6 oktober 2017
Zaaknummer
HLAR 035/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om vergunning tot tijdelijk verblijf

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf door de minister van Vreemdelingenzaken. De minister had eerder, op 18 december 2006, het verzoek van de naamloze vennootschap Centro Medico Familiar N.V. om de vreemdeling een vergunning te verlenen afgewezen. Vervolgens verklaarde de minister op 22 juli 2008 het bezwaar van de vreemdeling niet-ontvankelijk. De vreemdeling ging in beroep tegen deze beslissing, maar het Gerecht in eerste aanleg van Aruba verklaarde op 18 februari 2009 het beroep ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld, dat op 4 november 2009 ter zitting werd behandeld.

De vreemdeling betoogde dat het Gerecht had miskend dat de beschikking van de minister strijdig was met het vertrouwensbeginsel en andere rechtsbeginselen, omdat haar bezwaarschrift slechts twee dagen na het verstrijken van de termijn was ingediend. De vreemdeling stelde dat de minister ten onrechte niet de gebruikelijke termijn van veertien dagen had toegepast en dat zij mocht vertrouwen op een eerdere brief van de minister waarin haar bezwaar ontvankelijk was verklaard.

Het Hof oordeelde dat de bepalingen met betrekking tot de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift van openbare orde zijn en dat de minister deze niet buiten toepassing mag laten. Het Hof concludeerde dat de vreemdeling niet aannemelijk had gemaakt dat het bezwaarschrift niet binnen de gestelde termijn kon worden ingediend. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

HLAR 035/09
Datum uitspraak: 18 december 2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[…], wonend in Aruba,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 18 februari 2009 in zaak nr. 2996 van 2008 in het geding tussen:
appellante en de naamloze vennootschap Centro Medico N.V.
en
de minister van Vreemdelingenzaken.

1.Procesverloop

Bij beschikking van 18 december 2006 heeft de minister van Vreemdelingenzaken (hierna: de minister) een verzoek van de naamloze vennootschap Centro Medico Familiar N.V. om appellante (hierna: de vreemdeling) een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen.
Bij beschikking van 22 juli 2008 heeft de minister, voor zover thans van belang, het door de vreemdeling daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 18 februari 2009, voor zover thans van belang, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het door de vreemdeling daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij het Gerecht ingekomen op 1 april 2009, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 november 2009, waar de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D.L. Emerencia, advocaat, en de minister, vertegenwoordigd door mr. G.M.N. Maduro, werkzaam in dienst van het land, zijn verschenen.

2.Overwegingen

2.1.
De vreemdeling betoogt dat het Gerecht, door te overwegen dat de minister het door haar gemaakte bezwaar bij de beschikking van 22 juli 2008 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, heeft miskend dat die beschikking strijdig is met het vertrouwensbeginsel, het gelijkheidsbeginsel, de redelijkheid en billijkheid en het rechtszekerheidsbeginsel, nu het bezwaarschrift slechts twee dagen na het verstrijken van de voor het maken van bezwaar gestelde termijn is ingediend en de minister ten aanzien van haar ten onrechte niet de gebruikelijke
"grace period"van veertien dagen heeft toegepast. Voorts heeft het volgens haar miskend dat de aan de bezwaaradviescommissie gerichte brief van de minister van 10 juli 2007, nu daarin is vermeld dat het gemaakte bezwaar ontvankelijk is bevonden en deze beslissing is genomen door het bevoegde bestuursorgaan, een beschikking inhoudt, waarop zij mocht vertrouwen. Het door haar gemaakte bezwaar is bovendien ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard, omdat het slechts twee dagen na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijn is ingediend en de minister zonder enige motivering na een jaar is teruggekomen van een eerdere beschikking, aldus de vreemdeling.
2.2.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en gaat die in op de dag na die, waarop de beschikking is gedagtekend.
Ingevolge artikel 12, eerste lid, voor zover thans van belang, wordt een bezwaarschrift niet‑ontvankelijk verklaard, indien het is ingediend, nadat de termijn is verstreken.
Ingevolge het derde lid blijft niet-ontvankelijkverklaring van een na afloop van de termijn ingediend bewaarschrift op die grond achterwege, indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend, zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
2.3.
Niet in geschil is dat de vreemdeling het bezwaarschrift niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft ingediend. De bepalingen met betrekking tot de termijn van het instellen van het bezwaarschrift, neergelegd in artikelen 11, eerste lid, en 12, eerste lid, van de Lar, zijn van openbare orde. Dat betekent dat de minister deze bepalingen niet buiten toepassing mag laten, zoals dat naar de vreemdeling stelt gebeurt, en voorts dat het aangevoerde niet tot buiten toepassing laten van die bepalingen door de rechter kan leiden. Het Gerecht heeft voorts door de vreemdeling terecht niet aannemelijk gemaakt geacht dat het bezwaarschrift niet binnen de gestelde termijn kon worden ingediend.
2.4.
Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2009