ECLI:NL:OGHNAA:2008:BF1185

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
29 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KG 135/06 - H 63/08
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijkheid in kort geding tegen betalingsverplichting

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 29 augustus 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep van een kort geding. De appellant, [naam appellant], wonende in de Verenigde Staten, was oorspronkelijk gedaagde en heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen (GEA) van 19 juni 2007. In dat vonnis werd mr. R.A. Groeneveldt veroordeeld tot betaling aan de naamloze vennootschap Babitbay Beach Development Corporation N.V., gevestigd op Sint Maarten. De appellant stelde dat hij belang had bij het hoger beroep, maar het Hof oordeelde dat hij niet-ontvankelijk was omdat niet in te zien viel hoe hij belang had bij de beslissing die tegen een derde was genomen.

De appellant had op 5 juli 2007 een akte van hoger beroep ingediend en op 25 juli 2007 een memorie van grieven ingediend met vijf grieven. Het Hof overwoog dat de appellant geen belang had bij het hoger beroep, aangezien de veroordeling tot betaling niet op hem kon worden verhaald. Het Hof verwees naar eerdere jurisprudentie en concludeerde dat de appellant ook in hoger beroep niet-ontvankelijk was.

Daarnaast werd in de memorie van antwoord door Babitbay de niet-ontvankelijkheid van de appellant bepleit en werd verzocht om bevestiging van het vonnis van het GEA. Het Hof besloot dat mr. Groeneveldt, die de appellant vertegenwoordigde, ook in zijn bedieningen te buiten was gegaan en paste artikel 64 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toe op de proceskosten van het hoger beroep. Het Hof verklaarde de appellant niet-ontvankelijk in het hoger beroep en veroordeelde mr. Groeneveldt in de kosten van het hoger beroep, die op dat moment waren begroot op NAF 195,50 aan verschotten en NAF 1.000,00 aan salaris voor de gemachtigde.

Uitspraak

Registratienummer: KG 135/06 - H 63/08
Uitspraak: 29 augustus 2008
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in kort geding in de zaak van:
[naam appellant],
wonende in de Verenigde Staten van Amerika,
oorspronkelijk gedaagde,
thans appellant,
gemachtigde: mr. R.A. Groeneveldt,
- tegen -
de naamloze vennootschap
BABITBAY BEACH DEVELOPMENT CORPORATION N.V.,
gevestigd op Sint Maarten,
oorspronkelijk eiseres,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M. Le Poole.
Partijen worden hierna "[appellant]" en "Babitbay" genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 8 september 2006, 13 februari 2007 en 19 juni 2007 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten (verder: GEA), tussen partijen vonnis in kort geding gewezen. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar die vonnissen.
1.2 [appellant] is in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis van 19 juni 2007 door op
5 juli 2007 een akte van hoger beroep in te dienen. Bij op 25 juli 2007 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft hij vijf grieven aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen, "het verzet van appellanten alsnog gegrond (zal) verklaren", met veroordeling van Babitbay in de proceskosten in beide instanties.
1.3 Babitbay heeft bij memorie van antwoord de niet-ontvankelijkheid van [appellant] in het hoger beroep bepleit en de grieven bestreden. Haar conclusie strekt tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van mr. Groeneveldt, althans [appellant], in de proceskosten van het hoger beroep.
1.4 Op de voor pleidooi bepaalde dag heeft de gemachtigde van [appellant] pleitnotities overgelegd. De gemachtigde van Babitbay heeft daarvan afgezien. Vonnis is gevraagd en bepaald op heden.
2. De ontvankelijkheid in het hoger beroep
2.1 Tegen het eindvonnis-gedeelte van een vonnis van het GEA dat deels eindvonnis deels tussenvonnis is, moet (niettegenstaande art. 269 Rv) terstond binnen de daarvoor geldende termijn hoger beroep worden ingesteld (zie: HR 27 april 2007, NJ 2008, 121, rov. 3.3.2). Voorzover het hoger beroep zich mocht richten tegen de eindvonnis-gedeelten van de vonnissen van 8 september 2006 en 13 februari 2007, is [appellant] derhalve daarin niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding.
2.2 Bij vonnis 19 juni 2007 heeft het GEA mr. Groeneveldt veroordeeld tot betaling van een bedrag aan Babitbay, met de bepaling dat hij dit bedrag niet op [appellant] zal mogen verhalen. Zonder toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat [appellant] belang heeft bij hoger beroep tegen deze beslissing. [appellant] is derhalve ook daarin niet-ontvankelijk.
Mr. Groeneveldt had zelf hoger beroep tegen die beslissing kunnen instellen
(zie: HR 17 maart 1989, NJ 1989, 768, rov. 3.3).
2.3 Bij memorie van antwoord is de toepassing van art. 64 Rv op de proceskosten van het hoger beroep gevorderd. Mr. Groeneveldt is in de gelegenheid geweest in zijn pleitnotities zijn zienswijze daarover aan het Hof kenbaar te maken. Aangezien
mr. Groeneveldt, gelet op hetgeen hiervoor onder 2.2 is overwogen, zich ook in hoger beroep in zijn bedieningen is te buiten gegaan, zal het Hof art. 64 Rv toepassen op de proceskosten van het hoger beroep.
BESLISSING:
Het Hof:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
veroordeelt mr. Groeneveldt persoonlijk en uit zijn eigen beurs in de kosten van dit hoger beroep, aan de zijde van Babitbay gevallen en tot op heden begroot op NAF. 195,50 aan verschotten en NAF. 1.000,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en H.L. Wattel, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Sint Maarten uitgesproken op 29 augustus 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.