ECLI:NL:OGHNAA:2006:BG1523
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
- Hoger beroep
- W.P.M. ter Berg
- R.W.L. Loeb
- A.W.M. Bijloos
- Rechtspraak.nl
Weigering van vergunning tot tijdelijk verblijf en de motiveringseisen
In deze zaak gaat het om de weigering van de Gezaghebber van het Eilandgebied Curaçao om appellant een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen. De aanvraag werd op 1 april 2005 afgewezen, waarna appellant in beroep ging bij het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen. Dit Gerecht verklaarde het beroep ongegrond op 7 november 2005. Appellant ging hiertegen in hoger beroep bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, dat de zaak op 4 april 2006 behandelde.
Het Hof oordeelde dat de afwijzing van de vergunning ontoereikend gemotiveerd was. De Gezaghebber had niet voldoende feiten gepresenteerd om de conclusie te onderbouwen dat appellant niet samenwoont met de partner voor wie hij de vergunning had aangevraagd. Het Hof stelde vast dat de Landsverordening administratieve rechtspraak niet toestaat dat een ontoereikend gemotiveerde beschikking niet wordt vernietigd, enkel omdat de belanghebbende niet benadeeld zou zijn.
Het Hof verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van het Gerecht en verklaarde het beroep tegen de beschikking van de Gezaghebber gegrond. De Minister van Justitie werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan appellant. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering bij besluiten van bestuursorganen, vooral in het vreemdelingenrecht.