Uitspraak
Procesverloop
Overwegingen
1. Aan de betrokkene wordt schriftelijk mededeling gedaan van:
[…]
c. de intrekking van een vergunning;
[…]
3. De mededelingen genoemd in het eerste lid, onderdelen c, d en e, worden niet gegeven dan na verhoor of behoorlijke oproeping van betrokkene en moeten in ieder geval aan betrokkene, respectievelijk aan het hoofd van het wettig gezin, worden gedaan.
Voorts is er geen grond voor het oordeel dat de minister de hoorplicht bedoeld in artikel 17, derde lid, van de Ltu heeft geschonden. Dat artikel bepaalt niet meer dan dat een schriftelijke mededeling van een intrekking niet wordt gegeven dan na verhoor of een behoorlijke oproeping van betrokkene. Dat is in het geval van [appellante] ook gebeurd. Zij is in de intrekkingsbrief op 20 juni 2019 persoonlijk geïnformeerd over de intrekking en haar is gelegenheid geboden te reageren. Uit diezelfde brief blijkt dat zij daarvan heeft afgezien en de evident onjuiste vergunning heeft teruggegeven. Daarna is haar de 'juiste' beschikking van 19 juni 2019 uitgereikt waarbij haar vergunningsaanvraag is afgewezen. De gemachtigde van [appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze in de intrekkingsbrief beschreven gang van zaken niet strookt met de werkelijkheid. Daarbij neemt het Hof in aanmerking dat op basis van de dossierstukken kan worden vastgesteld dat – zoals de intrekkingsbrief ook vermeldt – [appellante] op 20 juni 2019 heeft getekend voor de ontvangst van de afwijzende beschikking van 19 juni 2019. [appellante] moet dus op 20 juni 2019 persoonlijk geïnformeerd zijn over de intrekking van de vergunning. Pas daarna heeft de minister door middel van de intrekkingsbrief schriftelijk mededeling gedaan van de intrekking bedoeld in artikel 17, derde lid, van de Ltu. Weliswaar bevat het toelatingshandboek van DIMAS een uitgebreidere procedure van hoor- en wederhoor in het geval een vergunning tot tijdelijk verblijf wordt ingetrokken, maar in dit geval is sprake van een evident onjuiste vergunning die aan de gemachtigde van [appellante] werd uitgereikt en een dag later wegens een kennelijke vergissing alweer werd ingetrokken. In zo'n geval hoeft geen toepassing te worden gegeven aan de in het toelatingshandboek van DIMAS beschreven hoor- en wederhoorprocedure. Gelet hierop is er geen sprake van een aan de bestreden beschikking klevend gebrek zodat het Gerecht terecht tot de conclusie is gekomen dat de bestreden beschikking in stand moet blijven. Het betoog slaagt niet.