ECLI:NL:OGHNAA:2005:BG0975

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
21 november 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
92 HLAR 12/05
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van vergunning tot tijdelijk verblijf en niet-ontvankelijkheid van hoger beroep

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 21 november 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de weigering van een vergunning tot tijdelijk verblijf. De appellante had eerder een aanvraag ingediend bij de Gezaghebber van het Eilandgebied Curaçao, die deze aanvraag op 23 maart 2004 had afgewezen. Hiertegen maakten appellante en een belanghebbende bezwaar, maar het uitblijven van een beslissing op dit bezwaar leidde tot een beroep bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. Dit Gerecht verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond in zijn uitspraak van 10 maart 2005.

Appellante stelde hoger beroep in tegen deze uitspraak, maar het Hof oordeelde dat, nu de Gezaghebber op 27 september 2005 alsnog een beslissing op het bezwaar had genomen, appellante geen belang meer had bij het hoger beroep. Het Hof concludeerde dat de procedure die betrekking had op het uitblijven van de beslissing niet meer relevant was, omdat de beslissing inmiddels was genomen. Daarom verklaarde het Hof het hoger beroep niet-ontvankelijk.

De proceskosten werden toegewezen aan de Minister van Justitie, die werd veroordeeld tot betaling van Naf. 700,00 aan appellante, ter dekking van de kosten die zij had gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, waarbij de voorzitter en de leden van het Hof aanwezig waren, evenals de griffier.

Uitspraak

92 HLAR 12/05
Datum uitspraak: 21 november 2005
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats]
appellante
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 10 maart 2005 in het geding tussen:
1) appellante
2) [belanghebbende]
en
de Gezaghebber van het Eilandgebied Curaçao, namens de Minister van Justitie.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 23 maart 2004, nr. 6001043458/1, verzonden op 20 april 2004, heeft de Gezaghebber van het Eilandgebied Curaçao (hierna: de Gezaghebber) namens de Minister van Justitie een aanvraag van appellante om haar een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen.
Bij brief van 4 juni 2004 hebben appellante en [belanghebbende] (hierna: [belanghebbende] daartegen bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar hebben appellante en [belanghebbende] beroep ingesteld bij het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: het Gerecht).
Bij uitspraak van 10 maart 2005 heeft het Gerecht, voorzover thans van belang, het tegen het uitblijven van een beschikking ingestelde beroep gedeeltelijk gegrond verklaard en voor het overige ongegrond.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij het Hof ingekomen op 21 april 2005, hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 september 2005, waar appellante, bijgestaan door mr. W.E. Fortin, advocaat, en de Gezaghebber, vertegenwoordigd door mr. H.A. Coffie, zijn verschenen.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het Hof het onderzoek heropend.
Bij beschikking van 27 september 2005 heeft de Gezaghebber alsnog op het door appellante gemaakte bezwaar beslist.
Met toestemming van partijen is afgezien van een hernieuwde behandeling ter zitting.
2. Overwegingen
2.1. Het Hof overweegt ambtshalve het volgende.
2.1.1. Nu de Gezaghebber alsnog een beslissing op het bezwaar van appellante heeft genomen, heeft appellante geen belang bij het hoger beroep in deze procedure die betrekking heeft op het uitblijven van die beslissing en tot inzet heeft en uitsluitend kon hebben dat die beslissing alsnog wordt genomen. Met die beslissing is de Gezaghebber in zoverre aan het beroep en het hoger beroep van appellante tegemoet gekomen. Het Hof acht daarom termen aanwezig om op na te melden wijze toepassing te geven aan artikel 50, negende lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak.
2.2. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II. veroordeelt de Minister van Justitie tot vergoeding van de bij appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Naf. 700,00 (zegge: zeven honderd gulden), geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand; dit bedrag dient door de Minister aan appellante te worden betaald.
Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. C.H. Govaerts, en mr. R.W.L. Loeb, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Ter Berg
Voorzitter w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2005.