ECLI:NL:OGHACMB:2016:29

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 juni 2016
Publicatiedatum
20 juni 2016
Zaaknummer
HLAR 66865/15
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om verlening van een vergunning voor het vestigen van een apotheek

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de naamloze vennootschap Botica Mia N.V. tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De zaak betreft de afwijzing van een verzoek om een vergunning voor het vestigen van een apotheek aan de Santa Rosaweg 354. De minister van Gezondheid, Milieu en Natuur had op 18 november 2012 het verzoek van appellante afgewezen. Appellante maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft appellante beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beschikking op het bezwaar, wat leidde tot een uitspraak van het Gerecht op 10 juni 2015, waarin een verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen.

Het Hof heeft de zaak behandeld op 17 maart 2016. De rechters overwegen dat de uitspraak van het Gerecht dateert van voor de inwerkingtreding van artikel 9c van de Landsverordening administratieve rechtspraak. Hierdoor was het recht, zoals dit gold voor dat tijdstip, van toepassing op het beroep. De minister heeft tijdens het hoger beroep alsnog op het bezwaar van appellante beschikt, waardoor appellante geen belang meer had bij het hoger beroep. De procedure had enkel tot doel dat de minister alsnog een beschikking zou geven, wat inmiddels was gebeurd. Daarom kon appellante door de uitkomst van het hoger beroep niet in een gunstiger positie geraken, wat leidde tot de beslissing van het Hof om het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

Uitspraak

HLAR 66865/15
Datum uitspraak: 3 juni 2016
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de naamloze vennootschap Botica Mia N.V., gevestigd in Curaçao,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 10 juni 2015 in zaak nr. Lar 2014/66865 in het geding tussen:
appellante
en
de minister van Gezondheid, Milieu en Natuur.

Procesverloop

Bij beschikking van 18 november 2012 heeft de minister een verzoek van appellante om haar vergunning te verlenen voor het vestigen van een apotheek aan de Santa Rosaweg 354 afgewezen.
Bij brief van 3 december 2012 heeft appellante daartegen bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beschikking op het aldus gemaakte bezwaar heeft appellante bij brief, bij het Gerecht ingekomen op 3 februari 2014, beroep ingesteld.
Bij beschikking van 12 november 2014 heeft de minister het door appellante tegen de beschikking van 18 november 2012 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 juni 2015 heeft het Gerecht een verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking van het beroep van appellante afgewezen en bepaald dat de minister aan haar het door haar voor de behandeling van het beroep voldane griffierecht vergoedt.
Tegen deze uitspraak heeft appellante hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft nadere stukken ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 maart 2016, waar appellante, vertegenwoordigd door […], en de minister, vertegenwoordigd door M. Fernando, V. Bitorina-Eliza en C. Constancia, allen werkzaam in dienst van het land, bijgestaan door mr. T.E. Matroos, advocaat, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het Hof overweegt ambtshalve het volgende.
2. De uitspraak van het Gerecht dateert van voor het tijdstip, waarop artikel 9c van de Landsverordening administratieve rechtspraak in werking is getreden, zodat het recht, zoals dit gold voor dat tijdstip, op het beroep van toepassing was. Gelet hierop en omdat de minister hangende het beroep in eerste aanleg alsnog op het door appellante gemaakte bezwaar heeft beschikt, heeft appellante geen belang bij het door haar ingestelde hoger beroep. De procedure in beroep, die betrekking had op het uitblijven van een beschikking, had en kon uitsluitend tot inzet hebben dat die beschikking alsnog wordt gegeven (vergelijk de uitspraak van het Hof van 21 november 2005 in zaak nr. 92 HLAR 12/05; ECLI:NL:OGHNAA:2005:BG0975). Onder deze omstandigheden kan appellante door de uitkomst van het hoger beroep niet in een gunstiger positie geraken. Het is reeds om deze reden niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
verklaarthet hoger beroep
niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. van der Poel, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. B. Jussen, griffier.
w.g. Van der Poel
voorzitter
w.g. Jussen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2016
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,