2.1De advocaat van de man heeft de post aan de orde gesteld die het Hof onder 4.1 van het tussenvonnis genummerd heeft als post 28: [familienaam] geldlening. Met [familienaam] wordt gedoeld op: [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]). Het bij het Gerecht gevoerde partijdebat over deze post kan als volgt worden samengevat (3.1.1-3.1.13):
partijdebat over post 28 bij het Gerecht
2.1.1De post is opgenomen in de boedelverdeling die de vrouw bij inleidend verzoekschrift van 11 september 2015 heeft verlangd, met als onderbouwing de daarbij overgelegde productie 25. Op deze productie staat:
Ondergetekende, [betrokkene 1], verklaart hierbij dat het openstaande saldo van de lening welk is overeengekomen op 01 januari 2013 met [de vrouw] per 07 november 2014 is ANG. 164.073,= voor nadere informatie verwijs ik u naar bijgaand overzicht ter inzage.
Hopend u naar voldoening te hebben ingelicht, verblijf ik.
De productie bevat een (gekopieerde) handtekening. Bij de productie bevindt zich een geparafeerd overzicht van 3 pagina’s, met een beginsaldo van 250.000 in januari 2013, een maandelijks verloop en een eindsaldo van nihil in december 2017. Het beginsaldo in november 2014 op dit overzicht bedraagt NAf 164.073.
De vrouw stelt dat dit een lening van [betrokkene 1] aan de vrouw is, dat deze lening aan haar moet worden toebedeeld (althans: dat zij draagplichtig is in de verhouding tussen partijen) en dat dit moet worden verwerkt in het overbedelingsbedrag.
2.1.2Op enig moment (vermoedelijk in de week vóór 24 mei 2016, toen er een zitting in deze zaak plaatsvond) heeft de toenmalige gemachtigde van de vrouw (mr. S.N.E. Inderson) producties in het geding gebracht, waaronder een “overzicht lening [betrokkene 1] en [de vrouw]”. Dit is een overzicht van in totaal 19 posten (geleende bedragen voor concrete, genoemde doeleinden), gedateerd van 20 april 2012 (“OMNI: Wasmachine en Inverter airco”) tot en met 17 februari 2014 (“Maduro Travel: Reistickets Bonaire”), met een totaal van NAf 272.383,67. Ter onderbouwing van elk geleend bedrag is een bijlage aan het overzicht toegevoegd, merendeels bestaande uit facturen en betaalbewijzen. Hier zitten ook bankafschriften bij van een bankrekening van [familienaam] Investments B.V. bij MCB Bank.
2.1.3Bij akte van 18 september 2017 heeft de vrouw diverse lijsten (getiteld “tuin”, “waskamer”, “keuken” e.d., met bedragen, facturen en betalingsbewijzen) overgelegd en gesteld dat het grootste gedeelte van de inboedel betaald is uit de lening van [betrokkene 1].
2.1.4De man heeft de post betwist bij akte van 18 september 2017. Hij heeft gesteld dat de vrouw onbevoegd gelden heeft onttrokken aan [familienaam] Investments B.V., vaak middels cashopnames, met steun van [betrokkene 1]. In dit verband heeft de man onder meer verwezen naar een procedure met zaaknummer CUR201701414. De man heeft gesteld dat het een neplening is die in het kader van de boedelverdeling is opgemaakt en in werkelijkheid niet bestaat en nooit heeft bestaan.
2.1.5Bij akte van 18 december 2017 heeft de vrouw haar stelling dat de lening bestaat nader onderbouwd met geschriften (productie 1A), waaronder een brief van [betrokkene 1] van 4 november 2017 en een schriftelijke verklaring van [familieleden 1, 2 en 3] van 13 maart 2017.
2.1.6Bij akte van 17 december 2018 heeft de vrouw verdere stukken in het geding gebracht ter onderbouwing van haar stelling dat de lening bestaat. Dit betreft onder meer:
- een ‘overeenkomst van achtergestelde lening’ van 1 januari 2013 ter hoogte van NAf 250.000 (productie A);
- bankafschriften van een bankrekening van [familienaam] Investments B.V. bij MCB Bank van 30 maart 2012, 31 december 2012 en 31 januari 2014 (productie B);
- een gewijzigd overzicht met bijlagen, vergelijkbaar met het hiervoor in 3.1.2 bedoelde overzicht met bijlagen (producties E en E1);
- berichten van [betrokkene 1] (producties G en H);
- een gewijzigd overzicht van het verloop van de lening, vergelijkbaar met het hiervoor in 3.1.1 bedoelde overzicht; in het gewijzigde overzicht bedraagt het beginsaldo in november 2014 NAf 164.076,37 (productie I);
- een rapport van ICAS Accountants & Business advisers B.V. van 31 januari 2018, waarin op p. 18 als bevinding 10 staat vermeld (onder meer) dat er op 1 januari 2013 een leningsovereenkomst ten bedrage van NAf 250.000 is getekend tussen de vrouw en [betrokkene 1] en dat dit bedrag in verschillende transacties in de periode van 24 april 2012 tot en met 31 december 2013 is opgenomen (zie ook de bevindingen 11 en 12; productie J);
- bewijzen van betalingen van de vrouw aan [familienaam] Investments in de periode 30 november 2015-28 februari 2018 (productie M).
2.1.7Bij akten van 17 december 2018 en 11 maart 2019 hebben partijen nader debat gevoerd over het bestaan van de gestelde lening van [betrokkene 1] en over de vraag of die in de boedelverdeling moet worden betrokken. De man heeft onder meer aangevoerd dat hij de leningsovereenkomst op 16 december 2014 heeft vernietigd tijdens een zitting bij het Gerecht.
2.1.8Bij vonnis van 26 augustus 2019 (onder 2.34) heeft het Gerecht onder 2.23 als volgt overwogen:
Niet relevant is wat precies met het (geleende) geld is gebeurd. Relevant is dat die schuld is ontstaan tijdens het huwelijk van partijen, hetgeen met zich brengt dat sprake is van een gemeenschappelijke schuld. Daar komt nog bij dat gedaagde zijn verklaring tot vernietiging van de door eiseres gesloten geldlening niet naar haar of het Gerecht dient te richten, maar naar de schuldeiser van eiseres met wie zij de geldleningsovereenkomst heeft gesloten. Gesteld noch gebleken is dat daarvan sprake is. Niet in geschil is tussen partijen dat het voor de verdeling in aanmerking te nemen saldo van de schuld of de lening NAf 164.073,= bedraagt. Die schuld of lening zal, nu eiseres daarbij is betrokken, aan haar worden toebedeeld.
2.1.9Bij akte van 11 november 2019 heeft de man de lening opnieuw aan de orde gesteld. Hij heeft een beschikking van het Gerecht van 23 december 2014 overgelegd (zaaknummer E 71329/14) waarin onder 4.5 staat dat de man gesteld heeft onbekend te zijn met een lening van [betrokkene 1] aan de vrouw.
2.1.10Bij vonnis van 11 mei 2020 (onder 2.2) heeft het Gerecht overwogen dat het geen aanleiding ziet anders te beslissen over de lening van [betrokkene 1].
2.1.11Bij akte van 25 januari 2021 heeft de man de lening opnieuw aan de orde gesteld.
2.1.12Bij akte van 22 februari 2021 heeft de vrouw betwist dat de man de lening heeft vernietigd en een afschrift van de pleitnota van de man van 16 december 2014 overgelegd, waarin onder 9 staat dat de lening voor vernietiging vatbaar is en dat de man dit aan [betrokkene 1] zal mededelen. De vrouw heeft gesteld en met een verklaring van [betrokkene 1] onderbouwd dat [betrokkene 1] niet aanwezig was op de zitting van 16 december 2014.
2.1.13Bij eindvonnis van 13 december 2021 heeft het Gerecht de gemeenschap verdeeld, waarbij onder passiva het saldo van de geldlening is toebedeeld aan de vrouw voor een bedrag van NAf 164.073.
partijdebat over post 28 bij het Hof