Uitspraak
Procesverloop
Overwegingen
In de bestreden beschikking is daaraan toegevoegd dat Urirama geen vertrouwen heeft kunnen ontlenen aan de hindervergunning omdat het altijd duidelijk was dat voor het uitvoeren van de hindervergunning een bestemmingswijziging noodzakelijk was. Voor zover Urirama een belang heeft bij de verzochte schadevergoeding stelt de minister zich op het standpunt dat niet aannemelijk is gemaakt dat schade is geleden. Als Urirama investeringen heeft gedaan voor het oprichten van het windpark komen die voor haar maatschappelijk en ondernemersrisico. Het bezwaar is in zoverre ongegrond, aldus de bestreden beschikking.
"1. Het is verboden zonder vergunning van de minister van Justitie […] inrichtingen, die hetzij door de verspreiding van stank, rook of dampen, hetzij door geraas of gedruis, hetzij anderszins, voor de omgeving hinder, schade of gevaar kunnen veroorzaken, op te richten."
Artikel 10 luidt:
"1. De vergunning kan alleen worden geweigerd in geval van vrees voor:
a. hinder van ernstige aard, zoals het ter bewoning ongeschikt maken van woonhuizen of gedeelten daarvan, het belemmeren van het gebruik van de gebouwen en lokalen, bedoeld in artikel 3, onder c, overeenkomstig de bestemming van die gebouwen of lokalen, het verspreiden van stank, rook of dampen en het maken van geraas of gedruis;
b. schade aan eigendommen, bedrijven of gezondheid;
c. gevaar.
2. Vrees voor concurrentie in enig bedrijf kan geen reden tot weigering zijn."
Artikel 12, eerste lid, luidt:
"1. Indien door het stellen van voorwaarden aan het bezwaar van hinder, schade of gevaar kan worden tegemoet gekomen, kunnen aan de vergunning voorwaarden worden verbonden."
Artikel 14 luidt:
"Worden de gestelde voorwaarden niet nageleefd, dan kan de minister van Justitie de vergunning bij met redenen omkleed besluit intrekken."
Dat betekent echter niet dat in een situatie waarin de in artikel 14 van de Hinderverordening opgenomen intrekkingsgrond zich niet voordoet, de minister in geen enkel geval over kan gaan tot intrekking van een hindervergunning. Naar het oordeel van het Hof verzet de Hinderverordening zich niet tegen intrekking van een reeds verleende hindervergunning indien een zwaarwegend belang dat noodzakelijk maakt ter bescherming van de doelen van de Hinderverordening op grond waarvan de hindervergunning is verleend. Dat kan bijvoorbeeld aan de orde zijn indien ondanks het naleven van (de voorwaarden van) een verleende hindervergunning sprake is van hinder van ernstige aard, schade of gevaar als bedoeld in artikel 10 van de Hinderverordening. Een dergelijk zwaarwegend belang is er in dit geval niet. Dat Urirama door gewijzigde politieke opvattingen niet kan voldoen aan de voorwaarden van de hindervergunning en als gevolg daarvan geen aanvang zal kunnen maken met de oprichting van het windpark, is geen zwaarwegend belang ter bescherming van de doelen van de Hinderverordening op grond waarvan de hindervergunning aan Urirama is verleend. Bovendien staat niet vast dat Urirama nooit meer aan de voorwaarden van de hindervergunning zal kunnen voldoen. Voor Urirama staat immers nog de rechtsgang naar de civiele rechter open ter toetsing van de bestemming "Natuur en landschap" die blijkens het Ruimtelijke Ontwikkelingsplan met Voorschriften op de gronden van Urirama rust. Ook kan Urirama naar de civiele rechter voor de uitgifte van die gronden in erfpacht.
Beslissing
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 14 februari 2024 in zaak nr. AUA202001922;
verklaarthet in die zaak ingestelde beroep
gegrond;
vernietigtde ministeriele beschikking van de minister van Justitie, Integratie en Veiligheid, thans de minister van Justitie en Sociale Zaken, van 26 juni 2020;
herroeptde ministeriele beschikking van de minister van Justitie, Integratie en Veiligheid, thans de minister van Justitie en Sociale Zaken, van 1 juni 2018;
veroordeeltde minister van Justitie en Sociale Zaken tot vergoeding van bij Windpark Urirama N.V. in verband met het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Afl. 3.150,-, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand;
gelastdat het Land Aruba aan Windpark Urirama N.V. het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht van Afl. 100,- vergoedt.