ECLI:NL:OGHACMB:2025:133

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
CUR2023H00334
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van overeenkomst inzake herontwikkeling van het Sehos-complex in Otrobanda

Deze zaak betreft een geschil over de ontbinding van een overeenkomst tussen de projectontwikkelaar, SCHONCK, SCHUL & COMPAGNIE PROJECTONTWIKKELINGSADVIES B.V. (SS&C) en STEENCO B.V., en de stichting SINT ELISABETH FOUNDATION (SEF) met betrekking tot de herontwikkeling van het voormalige Sehos-complex in Otrobanda, Curaçao. De projectontwikkelaar had een overeenkomst gesloten met SEF op 9 maart 2022, maar door een faillissementsverzoek van een schuldeiser van SEF op dezelfde dag, ontstond er onduidelijkheid over de uitvoering van de overeenkomst. Op 30 maart 2022 werd surseance van betaling verleend aan SEF, wat leidde tot een vertrouwensbreuk tussen partijen. De projectontwikkelaar stelde wijzigingen voor in de overeenkomst, vastgelegd in een concept-allonge, maar SEF weigerde deze wijzigingen te accepteren. Uiteindelijk ontbond SEF de overeenkomst op 8 juni 2022, wat de projectontwikkelaar aanvocht in hoger beroep. Het Hof oordeelde dat SEF de overeenkomst op grond van artikel 6:83 sub c BW zonder ingebrekestelling mocht ontbinden, omdat de projectontwikkelaar niet meer bereid was de overeenkomst na te komen onder de oorspronkelijke voorwaarden. Het Hof bevestigde het vonnis van het Gerecht en wees de vorderingen van de projectontwikkelaar af.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Registratienummers: CUR202300145 – CUR2023H00334
Uitspraak: 20 mei 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
1. de besloten vennootschap naar Nederlands recht
SCHONCK, SCHUL & COMPAGNIE PROJECTONTWIKKELINGSADVIES B.V.,
hierna ook te noemen: SS&C,
en
2. de besloten vennootschap naar Nederlands recht
STEENCO B.V.,
hierna ook te noemen: Steenco,
beide gevestigd in Nederland,
appellanten, in eerste aanleg eisers,
gemachtigden: mrs. J. Pas en N. Soon,
tegen
de stichting
SINT ELISABETH FOUNDATION,
gevestigd in Curaçao,
geïntimeerde, in eerste aanleg gedaagden,
gemachtigde: mr. J.E. Lovert.
Appellanten worden hierna gezamenlijk aangeduid als de projectontwikkelaar en geïntimeerde wordt SEF of de stichting genoemd.

1.De zaak in het kort

Deze zaak betreft een voortijdig beëindigde samenwerkingsrelatie inzake de herontwikkeling van het voormalige Sehos-complex in Otrobanda tussen een projectontwikkelaar en de stichting die het onroerend goed in eigendom heeft. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de stichting op grond van artikel 6:83 sub c BW zonder ingebrekestelling tot ontbinding van de overeenkomst mocht overgaan en heeft de vorderingen van de projectontwikkelaar onder meer tot vergoeding van schade afgewezen. Het Hof komt tot hetzelfde oordeel.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 4 december 2023 ingekomen akte van appel is de projectontwikkelaar in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 6 november 2023 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het bestreden vonnis van het Gerecht).
2.2
Bij op 15 januari 2024 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft de projectontwikkelaar bezwaren tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en zijn vorderingen, zoals in hoger beroep gewijzigd, alsnog zal toewijzen, met veroordeling van de stichting, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten in beide instanties.
2.3
Bij memorie van antwoord, met producties, heeft de stichting de grieven bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, met hoofdelijke veroordeling van SS&C en Steenco, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten in hoger beroep.
2.4
Op 18 februari 2025 heeft mondeling pleidooi plaatsgevonden. Verschenen zijn namens de projectontwikkelaar [de bestuurder] (bestuurder van SS&C en Steenco, hierna ook: de bestuurder), [de vertrouwenspersoon] (vertrouwenspersoon van de bestuurder, hierna ook: de vertrouwenspersoon) en [de jurist] (hierna: de jurist), bijgestaan door voornoemde gemachtigden, en namens de stichting [de directeur], financieel directeur van de stichting (hierna ook: de directeur) en [de voorzitter], voorzitter van de Raad van Bestuur van de stichting (hierna ook: de voorzitter), bijgestaan door haar gemachtigde en mr. S. Pendjol-Klarenbeek. De gemachtigden hebben hun pleidooi gehouden aan de hand van pleitnotities, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan het pleidooi heeft de projectontwikkelaar bij brief van 12 februari 2025 producties 19A- C, 20 en 21 overgelegd.
2.5
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.

3.De feiten

Het Hof verwijst naar de door het Gerecht in het bestreden vonnis onder 2. vastgestelde feiten, die hierna voor de begrijpelijkheid van het geschil worden herhaald:
2. De feiten
2.1.
SEF is eigenaar van het complex aan de [adres] in Curaçao, waarin zij tot 15 november 2019 een ziekenhuis exploiteerde.
2.2.
SS&C is een projectontwikkelingsbureau. Steenco is een groepsmaatschappij van SS&C.
2.3.
SEF, SS&C en Steenco hebben op 9 maart 2022 een overeenkomst gesloten, gericht op de verkoop en herontwikkeling van het complex van SEF (hierna: de Overeenkomst).
2.4.
Eerder op die dag is een faillissementsverzoek van een van de crediteuren (Aqualectra) aan SEF betekend. Voorafgaand aan het sluiten van de Overeenkomst waren SS&C c.s. bekend met de schuldenproblematiek van SEF en het dreigende faillissement. Voor het aangaan van de Overeenkomst heeft SEF SS&C c.s. geïnformeerd over het faillissementsverzoek.
2.5.
In de Overeenkomst heeft SEF zich verbonden tot de oprichting van een vennootschap met de naam "Curaçaose-Nederlandse Ontwikkelingsmaatschappij Sint Elisabeth District B.V." (hierna: CNOSED) en de overdracht aan CNOSED van de onroerende zaken behorende tot het complex van SEF.
2.6.
In de Overeenkomst is verder bepaald dat na de overdracht van de onroerende zaken 10% van de aandelen in CNOSED wordt overgedragen aan SS&C en 80% aan Steenco. Afgesproken is dat Steenco voor die 80% een koopsom van NAf 10 miljoen betaalt, welk bedrag uiterlijk zes maanden na de oprichting van CNOSED door Steenco of een aan haar gelieerde financieringsvennootschap aan SEF beschikbaar wordt gesteld.
2.7.
In artikel 11 van de Overeenkomst is op straffe van een boete een geheimhouding opgenomen.
2.8.
Vanaf 9 maart 2022 is door partijen gewerkt aan de uitwerking van de Overeenkomst, waarbij door SS&C c.s. een notaris in Nederland (hierna: de notaris) is ingeschakeld om de uit de Overeenkomst voortvloeiende leveringshandelingen uit te voeren.
2.9.
Op 23 maart 2022 en 25 maart 2022 heeft de notaris voor de leveringshandelingen benodigde documenten in concept aan partijen gestuurd.
2.10.
Op 29 maart 2022 wordt het eerder aan SEF betekende faillissementsverzoek ter zitting behandeld. Voorafgaand aan de zitting heeft SEF een verzoek tot surseance van betaling ingediend.
2.11.
De heer [de bestuurder], bestuurder van SS&C en Steenco en de heer [de directeur], CFO van SEF, hebben op 29 maart 2022 via Whatsapp contact:
[de bestuurder] appt naar [de directeur]:
"Einde oefening dus, ga dit doorgeven aan [de notaris] [de notaris, het gerecht] dat zij stoppen met hun werkzaamheden".
[de directeur] antwoordt:
"Nog geen einde oefening. Ze moeten wel even aanhouden, maar we moeten wel doorzetten"
en:
"Laten we het proces ingaan en zsm met bewindvoerder vergaderen".
Daarop reageert [de bestuurder] met:
"Bewindvoerder heeft in deze geen zin"
en:
"Hij kan deze beslissing niet nemen".
2.12.
Op 30 maart 2022 heeft het gerecht voorlopige surseance van betaling verleend aan SEF, met benoeming van een bewindvoerder.
2.13.
Op het moment dat surseance van betaling is verleend waren de aktes voor de oprichting van de vennootschap, de inbreng van de onroerende zaken en levering van de aandelen nog niet verleden.
2.14. [
de bestuurder] bericht [de directeur] op 30 maart 2022:
"Bedankt aquaelectra, we gaan de reis annuleren en de gemaakte kosten afboeken, veel plezier met het hospitaal en Otrabanda."
2.15.
Later die dag schrijft de notaris aan [de directeur]:
"Of het juridisch mogelijk is om SEF de BV te laten oprichten, is de vraag. Het is ons inziens niet duidelijk of SEF, zijnde in surseance, nog een BV kan oprichten. Daarnaast, en dat is nog belangrijker in dezen, heeft [de bestuurder] aangegeven nu niet verder met het project te willen gaan. SS&C is onze opdrachtgever dus we hebben ten minste hun instructie nodig. [...]".
2.16.
In de periode na de verlening van surseance vonden gesprekken plaats tussen partijen. Daarbij zijn door SS&C c.s. voorstellen gedaan tot wijziging van de Overeenkomst.
2.17.
Bij e-mail van 20 april 2022 aan [de directeur] en de bewindvoerder doet [de bestuurder] verslag van het besprokene:
Vanmiddag zijn deze onderwerpen 1...] in goede harmonie besproken en is hierover, behoudens het laatste punt, een grote mate van consensus bereikt:
Besproken noodzakelijke wijzigingen in de overeenkomst, gezien de actuele situatie:
-
Financieringstermijn wordt op 12 maanden, met de mogelijkheid voor deelbetalingen per 500.000 NAf zonder teruglevering van de betaalde aandelen.
-
Alle bepalingen ter zake samenwerking en toekomstbepalingen met SEF worden gemitigeerd, omdat partijen over en weer beseffen dat SEF in haar juridische vorm geen toekomst heeft.
-
Afspraken jegens de Katholieke kerk worden integraal gehandhaafd.
-
Raad van Commissarissen: 1 plek kan ingenomen worden door bestuurslid SEF, voor de voorzitters positie, wordt een andere Curaçaose kandidaat benoemd, die losstaat van de negatieve beeldvorming die de oplossing van de schuldenproblematiek nu eenmaal met zich meedraagt.
-
Oplevering schoon, leeg en ontruimd binnen 1 maand na heden, waarbij alle roerende zaken, welke naar verkeersopvatting bij de geschiedenis van het gebouw horen, onderdeel van de levering zullen zijn. Partijen zullen hiertoe een niet gelimiteerde lijst opstellen.
-
[de directeur] zal bij levering van de aandelen aan SSC/Steenco zijn bestuursfunctie bij het SEF beëindigen en in diensttreden bij CNOSED."
2.18. [
de directeur] beantwoordt de e-mail met de mededeling dat hij deze heeft gedeeld met de leden van de Raad van Bestuur van SEF.
2.19.
Op 22 april 2022 ontvangt [de directeur] van de jurist van SS&C c.s. een concept-allonge op de Overeenkomst. [de directeur] stuurt deze door naar de leden van de Raad van Bestuur van SEF, waarna [de bestuurder] wordt bericht dat de Raad van Bestuur behoefte heeft aan overleg. [de bestuurder]l reageert diezelfde dag per Whatsapp:
“- Schakel met [de vertrouwenspersoon][de vertrouwenspersoon], vertrouwenspersoon van [de bestuurder],
opm. gerecht]
in eerste lijn;
-
Deze aanpassingen zijn met[bewindvoerder] [de bewindvoerder, opm.
gerecht]
besproken en ook uit hem voortgekomen;
-
Respectievelijk geaccordeerd;- Bespreek graag met [de vertrouwenspersoon]"
2.20 [
de directeur] schrijft per e-mail van 25 april 2022 aan [de vertrouwenspersoon] en [de bestuurder] dat de Raad van Bestuur van SEF overleg heeft verzocht aan het bestuur van SS&C c.s. over de voorgestelde wijzigingen en dat [de directeur] in afwachting van dat overleg het dagelijkse overleg opschort totdat er duidelijkheid is tussen partijen.
2.21 [
de bestuurder] reageert daarop per mail van 26 april 2022 dat hij verbijsterd is over de opschorting van het overleg door [de directeur], dat de bevestiging van de besproken aanpassingen reeds zijn besproken met het bestuur van SEF en dat het geen voorstellen meer zijn. Hij deelt mee dat opschorting van de communicatie hem niet de juiste weg lijkt.
2.22
Tijdens een gesprek op 28 april 2022 heeft de Raad van Bestuur van SEF aan [de vertrouwenspersoon] uitgelegd dat zij zich niet kan verenigen met de aanpassingen zoals verwoord in de allonge en dat zij vasthoudt aan de bestaande Overeenkomst.
2.23.
Later die dag stuurt de notaris aan de bewindvoerder en een notaris in Curaçao een e-mail met een stappenplan dat ervan uitgaat dat de allonge al door partijen is vastgesteld.
2.24.
Op 29 april 2022 reageert de bewindvoerder van SEF met de mededeling dat de Raad van Bestuur van SEF de allonge niet accepteert en dat de bewindvoerder daarvoor ook geen toestemming zal geven.
2.25.
Op 4 mei 2022 vindt een gesprek plaats tussen [de vertrouwenspersoon] en [de voorzitter], voorzitter van de Raad van Bestuur van SEF, waarbij [de vertrouwenspersoon] wordt gevraagd een gesprek tussen [de bestuurder] en de Raad van Bestuur te organiseren.
2.26.
In reactie op een e-mail van de juriste van SS&C c.s. bericht [de directeur] haar op 9 mei 2022 onder verwijzing naar de gesprekken op 28 april 2022 en 4 mei 2022 het standpunt van SEF over de allonge.
2.27.
Een op 10 mei 2022 gepland overleg tussen [de bestuurder] en SEF wordt door [de bestuurder] per e-mail van 9 mei 2022 afgezegd. In de e-mail schrijft [de bestuurder]:
"Gezien uw schrijven van heden zien wij geen enkele reden om nog met u
of uw organisatie te communiceren. Uw houding en communicatie getuigd van pure obstructie en verzuim. Wij zullen in dit kader nadere
rechtsmaatregelen gaan stellen."
2.28.
Op 10 mei 2022 ontvangt [de voorzitter] van [de bestuurder], namens SS&C c.s., een e-mail met de volgende inhoud:
"Wij zijn verbijsterd door de houding, aanmatigende toonzetting en gepleegde acties van SEF, zoals naar ons toe verwoord, door jullie woordvoerder [de directeur].
Wij hopen dat jullie je realiseren dat enerzijds wij een overeenkomst hebben, gestoeld op het vertrouwen, dat deze rechtsgeldig was bekrachtigd door jullie Raad van Toezicht, die zijdens jullie nog op geen enkel punt is nagekomen.
Dat wij vervolgens door zijn blijven investeren op basis van het opgewekt vertrouwen van jullie woordvoerder, ten aanzien van velerlei aspecten, waar maar slechts een fractie van vervuld is overigens, en zeker ten aanzien van de opgestelde allonge. In de vijf opvolgende dagen is door [de directeur] alleen met instemming betuigd en is geen enkel signaal van twijfel door hem ten toon gespreid.
Wij verzoeken je om te bezien hoe SEF of haar bestuurders deze schade ten aanzien van de gemaakt kosten, welke buiten de surseance vallen, denken te gaan afwikkelen."
2.29.
In een e-mail van 11 mei 2022 van [de directeur] aan [de bestuurder] stelt [de directeur] aan [de bestuurder] de vraag of SS&C c.s. de Overeenkomst überhaupt nog willen en kunnen nakomen.
2.30. [
de bestuurder] reageert daarop diezelfde dag per e-mail als volgt:
"De voorgestelde Allonge is gebaseerd op een poging om realiteitszin in de overeenkomst te brengen, maar als jullie in sprookjes willen blijven geloven is ons dat ook goed. Koopsom is helemaal niet verlaagd, wat een uiterst flauw argument, verlenging van looptijd is besproken bij de bewindvoerder, omdat we door de vertraging in een vakantie periode gaan komen en we ons bereid getoond hebben om steeds in tranches van 500.000 NAf aan de bewindvoerder te willen overmaken om het SEF makkelijker te maken.
Sta graag wel even stil bij het feit dat jullie in gebreken zijn in de nakoming van de overeenkomst en niet wij. [...]
Wij hebben steeds gezegd te willen nakomen, zelfs nu nog, alleen jullie komen niet in actie. Wij hadden jullie willen accommoderen en we hadden jullie willen bevrijden van bijzaken, dit extra hebben we vriendelijk besproken."
2.31. [
de voorzitter] reageert daarop per e-mail van 13 mei 2022 door te betwisten dat SEF in gebreke is en benadrukt dat SEF onverkorte nakoming van de Overeenkomst wenst. Hij wijst namens SEF iedere aansprakelijkheid voor de ontstane situatie af.
2.32.
Op 18 mei 2022 herhaalt [de bestuurder] in een e-mail aan [de directeur] dat SEF in gebreke is in de nakoming van de overeenkomst. Hij schrijft dat hij SEF verantwoordelijk acht voor een juiste en formele besluitvorming van de Raad van Toezicht en verder dat de allonge niets meer was dan een actualisatie van de werkelijke realiteit, dat de hoogte van de koopsom niet is gewijzigd, maar de allonge een liquiditeitsvoordeel voor SEF opleverde. [de bestuurder] eindigt de e-mail dat hij graag verneemt wanneer SEF tot nakoming overgaat, ter delging van de verder oplopende schade.
2.33.
Bij brief van 23 mei 2022 schrijft de juriste van SS&C c.s. namens SS&C c.s. dat duidelijk is gebleken dat er bij SEF geen bereidwilligheid bestaat de allonge te ondertekenen, dat dat niet wegneemt dat de Overeenkomst immer van kracht is en dat SEF wordt verzocht de afspraken die daarin zijn opgenomen alsnog na te komen. Vervolgens wordt SEF in gebreke gesteld uiterlijk 3 juni 2022 CNOSED op te richten en in te schrijven, waarna de overdracht van het onroerend goed kan worden geregeld. Onderaan de brief is vermeld dat alle definitieve door SS&C c.s. goedgekeurde aktes en documenten zijn bijgevoegd die nodig zijn voor de nakoming van de tussen partijen gemaakte afspraken.
2.34.
Vervolgens heeft SEF de overeenkomst bij brief van 8 juni 2022 ontbonden. Als reden geeft SEF te kennen dat zij uit de gedragingen en mededelingen van SS&C c.s. niet anders kan concluderen dan dat SS&C c.s. niet voornemens zijn om de Overeenkomst na te komen en zij daardoor in de naleving van de Overeenkomst te kort schieten. Het inroepen van de ontbinding is met instemming van de bewindvoerder gedaan“.

4.De procedure bij het Gerecht

4.1
De projectontwikkelaar heeft samengevat gevorderd dat het Gerecht
voor recht verklaart dat de ontbinding door de stichting op 8 juni 2022 zonder deugdelijke rechtsgrond is gedaan;
de stichting veroordeelt tot vergoeding van de door de projectontwikkelaar geleden schade wegens de aan de stichting toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de tussen partijen op 9 maart 2022 gesloten overeenkomst, althans wegens het onregelmatig ontbinden daarvan, door betaling aan de projectontwikkelaar van (i) een bedrag van NAf 112.231,87 wegens geleden verlies, te vermeerderen met rente en (ii) een nader te bepalen bedrag ter vergoeding van gederfd positief contractbelang, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
de stichting gebiedt zich te onthouden van gebruikmaking van het Masterplan, dan wel dit te delen met derden met het oogmerk het Masterplan of onderdelen daarvan te gebruiken bij het ontwerp en/of de (her)ontwikkeling van het complex van het voormalig ziekenhuis aan de Breedestraat te Otrobanda, op straffe van een dwangsom van NAf 250.000 per overtreding en van NAf 5.000 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt;
e stichting veroordeelt tot betaling aan de projectontwikkelaar van een dwangsom van NAf 5.000 wegens overtreding van artikel 11 van de overeenkomst van 9 maart 2022;
4.2
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht alle vorderingen afgewezen. Het Gerecht heeft (samengevat) geoordeeld dat de stichting uit de communicatie van de zijde van de projectontwikkelaar in de periode tussen het uitspreken van de surseance van betaling en de ontbinding van de overeenkomst heeft mogen afleiden dat de projectontwikkelaar niet meer bereid was de overeenkomst na te komen onder de oorspronkelijke voorwaarden en dat hij dus zou tekortschieten in de nakoming. Gelet op artikel 6:83 sub c BW heeft de stichting daarom de overeenkomst zonder ingebrekestelling buitengerechtelijk kunnen ontbinden. Die ontbinding is aan de eigen opstelling van de projectontwikkelaar te wijten en de stichting is niet tekortgeschoten. Voor schadevergoeding of vergoeding van kosten door de stichting (vordering b) is daarom geen plaats en aan de projectontwikkelaar komt geen beroep toe op artikel 12 lid 3 (vordering b (ii)) en ook niet op artikel 11 (vordering c en d) van de overeenkomst.

5.De beoordeling

feitelijke achtergrond
5.1
Deze zaak betreft plannen voor de herontwikkeling van het voormalige Sehos-complex in Otrobanda (iconisch erfgoed, waar tot 2019 het belangrijkste ziekenhuis van Curaçao in gevestigd was). De stichting heeft als eigenaar van het complex op 9 maart 2022 met de projectontwikkelaar een overeenkomst gesloten voor de verkoop en herontwikkeling van het complex. De uitwerking van die overeenkomst werd doorkruist door een faillissementsverzoek van een van de schuldeisers van de stichting, wat leidde tot een surseance van betaling, die uitgesproken is op 30 maart 2022. De bestuurder van de projectontwikkelaar werd daardoor overvallen en in het kader van bij hem ontstane onduidelijkheid over de verdere uitvoering van de overeenkomst heeft hij voorstellen gedaan voor wijzigingen in de overeenkomst. Die zijn vastgelegd in een zogeheten concept-Allonge (hierna: de Allonge) die aan de stichting is toegestuurd. Door de inhoud van die Allonge ontstond nog meer onduidelijkheid en uiteindelijk trad een vertrouwensbreuk tussen partijen op die er toe heeft geleid dat de stichting op 8 juni 2022 de overeenkomst heeft ontbonden (hierna: de ontbinding).
juridische kern van de zaak
5.2
De projectontwikkelaar wenst thans geen (volledige) nakoming meer van de overeenkomst, in die zin dat hij zich er bij heeft neergelegd dat zijn project niet doorgaat. Wel wenst hij vergoeding van de bij de voorbereiding daarvan gemaakte kosten (het hiervoor in b(i) genoemde bedrag van NAf 112.231,87; het in de memorie van grieven vermelde bedrag van € 112.231,87 berust op een vergissing, zo heeft de gemachtigde ter zitting in hoger beroep verklaard), de door het afblazen van het project gederfde winst (in hoger beroep begroot op ruim 5.6 miljoen euro) en toewijzing van de vorderingen c en d.
5.3
In hoger beroep moet opnieuw beoordeeld worden of de ontbinding door de stichting gerechtvaardigd was. De stichting heeft betoogd dat dit zo was omdat zij uit de communicatie van de zijde van de projectontwikkelaar (onder meer het voorleggen van de Allonge en de inhoud daarvan) heeft mogen afleiden dat de projectontwikkelaar de overeenkomst niet meer ongewijzigd wenste na te komen, zodat geen ingebrekestelling nodig was en de stichting tot ontbinding kon overgaan. De projectontwikkelaar heeft dit betwist en stelt dat hij wel degelijk de overeenkomst wilde nakomen en de stichting juist tegemoet wilde komen door de wijzigingen in de Allonge voor te stellen.
artikel 6:83 sub c BW is van toepassing
5.4
Anders dan de gemachtigde van de projectontwikkelaar heeft betoogd geeft artikel 6:83 BW geen limitatieve opsomming van gevallen waarin verzuim zonder ingebrekestelling kan intreden en speelt de redelijkheid en billijkheid die partijen jegens elkaar in acht moeten nemen een belangrijke rol (zie HR 6 oktober 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7364 en meer recent HR 11 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1581). Dit betekent in dit geval dat niet alleen expliciete mededelingen van de projectontwikkelaar, maar ook zijn houding en andere gedragingen een rol kunnen spelen bij de beoordeling of artikel 6:83 sub c BW van toepassing is. Dit geldt ook voor mededelingen en gedragingen van anderen die aan de projectontwikkelaar zijn toe te rekenen.
5.5
Het Hof acht in dit geval de volgende omstandigheden van belang:
( i) voorafgaand aan en meteen na het uitspreken van de surseance van betaling op 30 maart 2022 heeft de bestuurder van de projectontwikkelaar zijn teleurstelling daarover geuit en heeft hij aan de stichting laten weten dat het “einde oefening” was, dat hij de notaris die door de projectontwikkelaar was ingeschakeld (hierna: de notaris) zou instrueren te stoppen met zijn werkzaamheden en dat hij de reis zou annuleren en de kosten zou afboeken (zie de in het bestreden vonnis onder 2.11 en 2.14 vermelde mededelingen van de bestuurder en onder 2.15 van de notaris);
(ii) nadien is de bestuurder van de projectontwikkelaar naar Curaçao gereisd en hebben besprekingen plaatsgevonden tussen hem, de directeur van de stichting en de bewindvoerder, onder meer op 20 april 2022 (bij [bedrijf A]) en op 23 april 2022 (bij [bedrijf B]); van die besprekingen is geen verslag gemaakt;
(iii) na de bespreking van 20 april 2022 heeft de bestuurder per mail van diezelfde dag (2.17 bestreden vonnis) aan de directeur van de stichting meegedeeld dat er wijzigingen noodzakelijk zijn in de overeenkomst, onder meer wijzigingen in de wijze van betaling van de koopsom, wijzigingen in de samenwerking met de stichting en in de samenstelling van het bestuur en de Raad van Commissarissen van de stichting;
(iv) op 22 april 2022 heeft de directeur van de stichting van de jurist van de projectontwikkelaar de concept-allonge ontvangen met door de projectontwikkelaar voorgestelde wijzigingen. De directeur heeft die mail doorgestuurd aan de Raad van Bestuur van de stichting (RvB) en heeft daarna aan de projectontwikkelaar laten weten dat de RvB behoefte heeft aan overleg. De bestuurder van de projectontwikkelaar heeft het verzoek om dat overleg afgehouden onder verwijzing naar zijn vertrouwenspersoon en naar de bewindvoerder (2.19 bestreden vonnis);
( v) op 23 april 2022 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de bestuurder, zijn vertrouwenspersoon en de directeur (niet vastgelegd in verslag, mail of whatsapp);
(vi) op 25 april 2022 deelt de directeur mee aan de bestuurder dat het dagelijkse overleg wordt opgeschort totdat een bespreking heeft plaatsgevonden tussen de bestuurder en de RvB (2.20 bestreden vonnis); de bestuurder reageert daarop gestoken en meldt dat de besproken aanpassingen geen voorstellen meer zijn, maar “reeds met jouw bestuur besproken” (2.21 bestreden vonnis);
(vii) op 28 april 2022 is er een overleg geweest tussen de RvB en de vertrouwenspersoon, waarin is meegedeeld dat de RvB het niet eens is met de voorgestelde wijzigingen (2.22 bestreden vonnis);
(viii) de notaris heeft op 28 april 2022 aan de bewindvoerder en aan een notaris in Curaçao een stappenplan gestuurd dat uitgaat van de in de allonge vervatte wijzigingen; dit stappenplan is niet aan de stichting verstuurd. De bewindvoerder heeft gereageerd door mee te delen dat hij geen toestemming geeft voor de wijzigingen in de allonge (2.23, 2.24 bestreden vonnis);
(ix) een direct overleg tussen de bestuurder en de RvB heeft ondanks verzoeken van de stichting niet meer plaatsgevonden; de bestuurder heeft een gepland overleg afgezegd, heeft laten weten geen heil meer te zien in dit overleg en heeft rechtsmaatregelen aangekondigd (2.27, 2.28 bestreden vonnis);
( x) bij mail van 11 mei 2022 heeft de voorzitter van de RvB aan de bestuurder de directe vraag gesteld of de projectontwikkelaar de overeenkomst nog wil en kan nakomen; de bestuurder heeft daarop gereageerd bij mail van diezelfde dag met verwijzing naar de voorgestelde wijzigingen in de allonge (2.30 bestreden vonnis);
(xi) na correspondentie waarbij partijen elkaar verwijten in gebreke te zijn in de nakoming van de overeenkomst (2.31-2.33 bestreden vonnis) ontbindt de stichting de overeenkomst (2.34 bestreden vonnis).
5.6
Het Hof is met het Gerecht van oordeel dat de stichting uit de houding en mededelingen van de projectontwikkelaar, blijkend uit de hiervoor opgesomde omstandigheden, heeft kunnen afleiden dat deze na het uitspreken van de surseance van betaling niet meer bereid was de overeenkomst na te komen, zonder dat de in de allonge voorgestelde wijzigingen daarin waren verwerkt. Het volgende is hiervoor redengevend.
5.7
In de hiervoor onder 5.5 sub (iii) genoemde mail van de bestuurder van 20 april 2022 noemt deze de door hem voorgestelde wijzigingen. Dat deze wijzigingen zijn besproken tijdens die bijeenkomst en dat er consensus was over deze aanpassingen (tussen de bestuurder van de projectontwikkelaar en de directeur van de stichting) heeft de projectontwikkelaar weliswaar gesteld, maar is gemotiveerd betwist door de stichting en blijkt uit geen enkel stuk. Gelet op de vergaande aard van de wijzigingen kon de projectontwikkelaar bovendien verwachten dat er toestemming voor het aangaan van de gewijzigde overeenkomst nodig was van de RvB en van de bewindvoerder. Uit de stellingen van de projectontwikkelaar blijkt dat hij dit ook wist.
5.8
Vervolgens heeft de projectontwikkelaar op 22 april 2022 de allonge toegestuurd aan de stichting. Daarin staan nog meer dan alleen de in de mail van 20 april 2022 genoemde wijzigingen, onder meer (in artikel 5) het vervallen van een recht van eerste koop dat de stichting in de oorspronkelijke overeenkomst wel had, een wezenlijk punt. Toen de directeur van de stichting vervolgens om direct overleg vroeg tussen de bestuurder en de RvB weigerde de bestuurder van de projectontwikkelaar dat meerdere keren hardnekkig.
5.9
Dat bij de stichting door deze opeenvolging van gebeurtenissen de indruk is ontstaan dat de projectontwikkelaar de wijzigingen in de allonge eenzijdig wilde doordrukken acht het Hof begrijpelijk, evenals de uiteindelijke conclusie die de stichting uit die mededelingen van de projectontwikkelaar heeft getrokken, te weten dat de projectontwikkelaar alleen bereid was een overeenkomst na te komen waarin die wijzigingen waren verwerkt. Het feit dat de door de projectontwikkelaar ingeschakelde Nederlandse notaris (wiens acties aan de projectontwikkelaar kunnen worden toegerekend) op 28 april 2022 stukken heeft toegestuurd waarin de in de allonge voorgestelde wijzigingen waren verwerkt versterkte die gevolgtrekking door de stichting.
5.1
In een brief van 23 mei 2022 heeft de projectontwikkelaar weliswaar nakoming gevraagd van de overeenkomst van 9 maart 2022 onder verwijzing naar bijlagen benodigd voor die nakoming. Bij de bijlagen van die brief zit echter een concept overeenkomst van geldlening waarin (in artikel 3) een wijze van aflossing is opgenomen op dezelfde manier geformuleerd als in de allonge, dus anders dan in de overeenkomst van 9 maart 2022. In dat licht bezien kan ook deze brief niet worden opgevat als een ongeclausuleerde bereidheid aan de zijde van de projectontwikkelaar om die overeenkomst na te komen. Dit kon nu juist de indruk bij de stichting versterken dat de projectontwikkelaar niet van plan was die overeenkomst ongewijzigd na te komen.
5.11
Of de aanpassingen genoemd in de allonge nu wel of niet een verlaging van de koopprijs inhielden en of deze aanpassingen bedoeld waren of opgevat moeten worden als tegemoetkoming aan de stichting, doet niet ter zake. De stichting heeft voldoende aangevoerd om aan te nemen dat het een aantal voor haar wezenlijke aanpassingen van de overeenkomst betrof en het stond de RvB van de stichting vrij daar al of niet mee akkoord te gaan. De RvB heeft in elk geval de aanpassingen niet begrepen en niet hoeven te begrijpen als tegemoetkoming aan de stichting.
5.12
De conclusie is dat artikel 6:83 sub c BW van toepassing is en dat de stichting de overeenkomst zonder ingebrekestelling buitengerechtelijk heeft kunnen ontbinden. Aan het in algemene termen verwoorde bewijsaanbod van de projectontwikkelaar komt het Hof dus niet toe.
geen schuldeisersverzuim
5.13
De projectontwikkelaar heeft onvoldoende aangevoerd om aan te nemen dat de stichting voorafgaand aan de ontbinding van 8 juli 2022 zelf in verzuim was. Het Hof verwijst daarvoor naar voorgaande omstandigheden en naar oordeel van het Gerecht daarover (in 4.10) en maakt de motivering daarvan tot de zijne.
geen schending geheimhoudingsverplichting
5.14
De projectontwikkelaar heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat de stichting geheimhoudingsverplichtingen heeft geschonden door over de inhoud van de overeenkomst mededelingen te doen of door het Masterplan te verspreiden. De stichting heeft dit gemotiveerd betwist en heeft er op gewezen dat de projectontwikkelaar het Masterplan in december 2021 zelf op zijn eigen website heeft geplaatst. Ter mondeling pleidooi heeft de gemachtigde van de projectontwikkelaar dit erkend. Voor het overige verwijst het Hof naar het oordeel van het Gerecht op dit punt (in 4.12) en maakt dit oordeel en de motivering daarvan tot de zijne.
slotsom
5.15
Het hoger beroep gaat niet op. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bevestigd. De projectontwikkelaar zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt SS&C en Steenco hoofdelijk in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van de stichting tot op heden begroot op Cg 402,89 aan verschotten en
Cg 10.500 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. C.G. ter Veer, E.M. van der Bunt en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 20 mei 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.