ECLI:NL:OGHACMB:2025:12

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
CUR201902260 – CUR2021H00202
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens overschrijding appeltermijn

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 28 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. S.K. Snel, was in eerste aanleg gedaagde en heeft hoger beroep ingesteld tegen de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. R.S.M. Moeniralam. Het Hof heeft de appellant niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep wegens overschrijding van de appeltermijn.

De procedure begon met een tussenvonnis op 15 oktober 2024, waarin het Hof al voorshands oordeelde dat de appellant niet-ontvankelijk zou worden verklaard. De zaak werd naar de rol van 12 november 2024 verwezen voor een akte van de appellant. Op die datum werd uitstel verleend, maar op 17 december 2024 heeft het Hof tegen de appellant akte niet-dienen verleend.

Uiteindelijk heeft het Hof op 28 januari 2025 het vonnis uitgesproken, waarbij de voorshands oordelen zijn bevestigd en de appellant in de proceskosten is veroordeeld. De kosten aan de zijde van de geïntimeerde zijn begroot op NAf 406,64 aan verschotten en NAf 5.000,00 aan salaris voor de gemachtigde. Het Hof heeft ook bepaald dat de proceskostenveroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, omdat de geïntimeerde niet tijdig om uitvoerbaarverklaring bij voorraad heeft gevraagd.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Registratienummers: CUR201902260 – CUR2021H00202
Uitspraak: 28 januari 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende in Curaçao,
in eerste aanleg gedaagde, thans appellant,
gemachtigde: mr. S.K. Snel,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonende in Curaçao,
in eerste aanleg eiser, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. R.S.M. Moeniralam.

1.De zaak in het kort

In deze zaak verklaart het Hof appellant niet-ontvankelijk in het hoger beroep wegens overschrijding van de appeltermijn.

2.Het verdere verloop van de procedure

2.1
Bij tussenvonnis van 15 oktober 2024 heeft het Hof voorshands oordelen gegeven die zouden leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van appellant in het hoger beroep wegens overschrijding van de appeltermijn. Het Hof heeft de zaak naar de rol van 12 november 2024 verwezen voor akte aan de zijde van appellant.
2.2
Op de rol van 12 november 2024 heeft het Hof uitstel verleend voor de akte van appellant. Op de rol van 17 december 2024 heeft het Hof tegen appellant akte niet-dienen verleend.
2.3
Vonnis is bepaald op vandaag.

3.De verdere beoordeling

3.1
Appellant heeft niets ingebracht tegen de voorshands oordelen van het Hof. Het Hof maakt die voorshands oordelen daarom thans tot zonder voorbehoud gegeven oordelen. Dat leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van appellant in het hoger beroep wegens overschrijding van de appeltermijn.
3.2
Bij deze uitkomst past dat appellant wordt veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep. De omstandigheid dat (ook) de memorie van antwoord te laat is ingediend, leidt niet ertoe dat deze niet wordt meegerekend bij de toepassing van het liquidatietarief, maar wel dat geen acht wordt geslagen op de conclusie ervan. Geïntimeerde heeft niet tijdig gevraagd om uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de proceskostenveroordeling. Die worden dan ook niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verklaart appellant niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
veroordeelt appellant in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van geïntimeerde gevallen en tot op heden begroot op NAf 406,64 aan verschotten en NAf 5.000,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, G.C.C. Lewin en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 28 januari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.