ECLI:NL:OGHACMB:2024:188

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
CUR2021H00202
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over overschrijding van de appeltermijn in een civiele zaak

In deze zaak staat de vraag centraal of de appellant de appeltermijn heeft overschreden. De appellant is in hoger beroep gekomen van een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, uitgesproken op 10 mei 2021. De akte van appel is op 13 juli 2021 ingekomen, wat betekent dat deze mogelijk te laat is, aangezien de beroepstermijn zes weken bedraagt. De appellant heeft in zijn memorie van grieven drie grieven aangevoerd en verzocht om vernietiging van het vonnis, terwijl de geïntimeerde het vonnis bevestigd wil zien.

Tijdens de procedure heeft het Hof ambtshalve onderzoek gedaan naar de datum waarop het vonnis aan de partijen is medegedeeld. Het Hof heeft vastgesteld dat het vonnis op 10 mei 2021 per e-mail aan de advocaat van de geïntimeerde is verzonden. De appellant heeft echter niet aangetoond dat hij of zijn gemachtigde niet aanwezig was bij de uitspraak van het vonnis. Het Hof oordeelt dat de datum van de uitspraak als aanvang van de beroepstermijn moet worden beschouwd, wat zou leiden tot niet-ontvankelijkheid van de appellant in het hoger beroep.

Het Hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over deze bevindingen, waarbij de appellant als eerste een akte moet indienen, gevolgd door een antwoordakte van de geïntimeerde. Tevens is opgemerkt dat de memorie van antwoord van de geïntimeerde te laat is ingediend en dus niet in aanmerking kan worden genomen. De zaak is verwezen naar de rol van 12 november 2024 voor verdere behandeling.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024
Registratienummers: CUR201902260 – CUR2021H00202
Uitspraak: 15 oktober 2024
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende in Curaçao,
in eerste aanleg gedaagde, thans appellant,
gemachtigde: mr. S.K. Snel,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonende in Curaçao,
in eerste aanleg eiser, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. R.S.M. Moeniralam.
Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

In deze zaak is de vraag aan de orde of appellant de appeltermijn heeft overschreden.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 13 juli 2021 ingekomen akte van appel is [appellant] in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 10 mei 2021 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht).
2.2
Bij op 24 augustus 2021 ingekomen memorie van grieven heeft [appellant] drie grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en de vordering van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten.
2.3
Bij op 17 februari 2023 ingekomen memorie van antwoord, met producties, heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van [appellant], uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.
2.4
Op 18 september 2023 hebben de gemachtigden van partijen pleitnotities ingediend.
2.5
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.

3.De beoordeling

3.1
Ter beoordeling staat of het hoger beroep tijdig is ingesteld. Hiervoor is de volgende bepaling van belang:
Artikel 264 Wetboek van Rechtsvordering
1. De beroepstermijn is zes weken, gerekend van de dag van de uitspraak.
2. Indien de eiser in beroep of zijn gemachtigde bij die uitspraak niet tegenwoordig is geweest, wordt de beroepstermijn gerekend van de dag waarop het eindvonnis hem volgens de wet is medegedeeld.
3. Buiten de in het eerste en tweede lid bedoelde gevallen, vangt de termijn aan na de aanzegging van het vonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon of na het plegen door deze van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging hem bekend is.
3.2
De akte van appel is niet binnen zes weken na de dag van de uitspraak ingediend. Ter beoordeling staat of de dag van de uitspraak heeft te gelden als de datum van aanvang van de beroepstermijn.
3.3
In de akte van beroep heeft [appellant] tussen haakjes vermeld dat het vonnis per mail op 6 juli 2021 is ontvangen (er staat niet bij wie het toen heeft ontvangen: [appellant], zijn oude advocaat mr. O.A. Martina of zijn nieuwe advocaat mr. S.K. Snel). Voor het overige heeft [appellant] niets aangevoerd over de vraag of het hoger beroep tijdig is ingesteld. Bij memorie van grieven en pleitnota in hoger beroep heeft [appellant] niets hierover aangevoerd. [appellant] heeft dus niet gesteld dat hij en zijn gemachtigde niet tegenwoordig zijn geweest bij de uitspraak van het bestreden vonnis.
3.4
Ambtshalve onderzoek van het Hof levert het volgende op. Blijkens het ambtshalve door het Hof geraadpleegde exemplaar van de rolrechter maandagrol van 10 mei 2021 van het Gerecht is op die rol vermeld dat het vonnis “gereed” was. Ook uit de maandagrol van de secretaris van die datum blijkt dat het vonnis op die dag is uitgesproken. De rol van 10 mei 2021 was een grote rol in verband met een lockdown vanwege de Coronapandemie. De advocaten mochten het gerechtsgebouw niet betreden. De uitspraken werden per mail aan de advocaten toegestuurd. Dat is ook gebeurd met het thans bestreden vonnis. De toenmalige gemachtigde van [geïntimeerde], mr. O.A. Martina, heeft het vonnis dus op 10 mei 2021 per e-mail ontvangen.
3.5
Het Hof oordeelt voorshands als volgt. Het geval dat een vonnis op de dag van de uitspraak per e-mail aan de advocaat wordt toegezonden, moet op één lijn worden gesteld met het geval dat de gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, althans dat het vonnis op de dag van de uitspraak volgens de wet aan de gemachtigde is medegedeeld, een en ander in de zin van art. 264 lid 2 Rv. De appellant die met een advocaat procedeert, dient in een dergelijk geval de dag van de uitspraak als datum van aanvang van de beroepstermijn tegen zich te laten gelden. Desgewenst kan de advocaat later een grosse van het vonnis bij de griffie ophalen. Deze voorshands oordelen zouden leiden tot niet-ontvankelijkverklaring voor [appellant] in het hoger beroep.
3.6
Het Hof zal partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over al het voorgaande, eerst [appellant] bij akte en dan [geïntimeerde] bij antwoordakte.
3.7
Voor de goede orde merkt het Hof alvast op dat de memorie van antwoord te laat is ingediend en dus buiten beschouwing moet worden gelaten. Anders dan mr. Moeniralam bij e-mail van 9 februari 2023 aan de Hofgriffie heeft aangevoerd, gaat de termijn voor indiening van een memorie van antwoord niet in nadat de zaak op de Hofrol verschijnt, maar bij de betekening van de akte van appel (en de memorie van grieven) (art. 274 lid 1 Rv).
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verwijst de zaak naar de rol van 12 november 2024 voor akte na tussenvonnis aan de zijde van [appellant], waarna [geïntimeerde] in de gelegenheid zal worden gesteld een antwoordakte in te dienen;
houdt ieder verder oordeel aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, G.C.C. Lewin en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 15 oktober 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.