Uitspraak
1.[eigenaar 1],
[eigenaar 2],
[eigenaar 3],
1.[HUURDER]
[ECHTGENOTE HUURDER],
De zaak in het kort
Het verloop van de procedure
De beoordeling
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van huurders voor brandschade die is ontstaan op 2 mei 2019 in een pand te Curaçao, eigendom van de appellanten, die in hoger beroep zijn gekomen tegen een eerdere uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg. De huurders, [huurder] en [echtgenote huurder], waren in het pand gevestigd voor kooklessen. De eigenaren vorderden schadevergoeding van de huurders, maar het Gerecht had de vorderingen afgewezen. De eigenaren hebben in hoger beroep zes grieven ingediend, waarin zij betogen dat de huurders aansprakelijk zijn voor de schade, zowel uit hoofde van de huurovereenkomst als uit onrechtmatige daad. De huurders hebben de grieven bestreden en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
Het Hof heeft de feiten vastgesteld zoals die door het Gerecht zijn vastgesteld en heeft de eiswijziging van de eigenaren toegestaan. Het Hof oordeelt dat de vorderingen van de eigenaren niet toewijsbaar zijn, omdat de aansprakelijkheid van de huurders niet is komen vast te staan. Bovendien is in een andere procedure de vordering van de eigenaren op de verzekeraar Fatum toegewezen, waardoor de vordering op de huurders door subrogatie is overgegaan op de verzekeraar. Het Hof bevestigt daarom het vonnis waarvan beroep en veroordeelt de eigenaren in de kosten van het hoger beroep.