In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een orthodontist, [appellant], die zijn verzoek tot verlenging van zijn vergunning voor het uitoefenen van de geneeskunde heeft ingediend. De minister van Toerisme en Volksgezondheid heeft dit verzoek op 19 januari 2022 afgewezen, waarna [appellant] bezwaar heeft gemaakt. De minister verklaarde het bezwaar ongegrond op 28 november 2022. Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep ingesteld, maar het Gerecht in eerste aanleg van Aruba verklaarde dit beroep op 4 oktober 2023 niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. [appellant] heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Het Hof heeft de zaak op 17 april 2024 behandeld, waarbij [appellant] in persoon verscheen, bijgestaan door zijn advocaat mr. J.J.C. Odor. De minister werd vertegenwoordigd door mr. J.J.S. Poeran en mr. C.L. Geerman. Het Hof oordeelde dat het beroepschrift van [appellant] ruim drie maanden te laat was ingediend en dat deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Het Hof bevestigde de motivering van het Gerecht dat [appellant] niet in verwarring was gebracht door de rechtsmiddelverwijzing naar de bezwaarschriftenprocedure. Het Hof concludeerde dat [appellant] had moeten begrijpen dat de bestreden beschikking een beslissing op zijn bezwaarschrift betrof en dat hij tijdig een rechtsmiddel had moeten instellen.
De uitspraak van het Hof bevestigt de eerdere beslissing van het Gerecht en verklaart het hoger beroep ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter mr. W.H. Bel en de leden mr. B.J. van Ettekoven en mr. G.T.J.M. Jurgens, in aanwezigheid van griffier mr. R.M.C.S. van der Heide, en werd openbaar uitgesproken op 12 juni 2024.