Uitspraak
Wrakingskamer
1.[A],
2. [B],
3. [C],
,
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Op 20 mei 2024 heeft de wrakingskamer van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van verzoekers [A], [B] en [C] tegen mr. [D], lid van het Hof. De verzoekers vreesden dat de rechter in de hoofdzaak vooringenomen zou zijn, wat objectief gerechtvaardigd bleek te zijn. Dit kwam voort uit een verschil in behandeling van de partijen, waarbij de rechter voor de wederpartij een tolk regelde, terwijl verzoekers zelf verantwoordelijk waren voor het regelen van een tolk voor hun getuigen. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter niet adequaat had gereageerd op de vragen van verzoekers over deze ongelijkheid en dat de schijn van partijdigheid niet kon worden weggenomen. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking toegewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak door een andere rechter moet worden voortgezet. De beslissing is genomen na een mondelinge behandeling op 29 april 2024, waarbij de rechter en de gemachtigde van verzoekers aanwezig waren. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve onpartijdigheid van rechters en de noodzaak voor rechters om transparant te zijn in hun beslissingen, vooral in situaties waar de schijn van partijdigheid kan ontstaan.