ECLI:NL:OGHACMB:2024:53

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
SXM2022H00034
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en pensioenrechten na echtscheiding

In deze zaak, die zich afspeelt in Sint Maarten, hebben partijen, een man en een vrouw, hun huwelijk beëindigd en zijn zij in hoger beroep gekomen over de verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap. De man is in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg, waarin de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap werd vastgesteld. De vrouw heeft ook hoger beroep ingesteld tegen hetzelfde vonnis. De zaak betreft onder andere de verdeling van opgebouwde pensioenrechten, de waarde van de woning en andere activa die tot de gemeenschap behoren. Het Hof heeft vastgesteld dat de man en de vrouw in gemeenschap van goederen zijn getrouwd en dat zij twee kinderen hebben. De vrouw heeft in 2020 een verzoek tot echtscheiding ingediend, dat door het Gerecht is toegewezen. De man geniet een ouderdomspensioen, terwijl de vrouw een AOV-uitkering ontvangt. Het Hof heeft de grieven van beide partijen in behandeling genomen en zal de zaak verder beoordelen, waarbij het ook de mogelijkheid van een herziening van de partneralimentatie in overweging neemt, afhankelijk van de uitkomst van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de partijen zijn in de gelegenheid gesteld om aanvullende stukken in te dienen.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024
Registratienummers: SXM202100284 – SXM2022H00034 en SXM2022H00040
Uitspraak: 15 mei 2024
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van (SXM2022H00034):
[DE MAN],
wonende in Sint Maarten,
in eerste aanleg gedaagde, thans appellant,
gemachtigde: mr. N.C. de la Rosa,
tegen
[DE VROUW],
wonende in Sint Maarten,
in eerste aanleg eiseres, thans geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. N.A. Hoeve en N.R. Joubert.
en in de zaak van (SXM2022H00040):
[DE VROUW],
wonende in Sint Maarten,
in eerste aanleg eiseres, thans appellante,
gemachtigden: mrs. N.A. Hoeve en N.R. Joubert.
tegen
[DE MAN],
wonende in Sint Maarten,
in eerste aanleg gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. N.C. de la Rosa,
Partijen worden hierna de man en de vrouw genoemd.

1.De zaak in het kort

Partijen zijn gescheiden. In dit geding heeft het Gerecht beslist over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Beide partijen zijn in hoger beroep gekomen.

2.Het verloop van de procedures

In zaak SXM2022H00034
2.1
Bij op 21 maart 2022 ingekomen akte van appel is de man in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 22 februari 2022 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht).
2.2
Bij op 4 april 2022 ingekomen memorie van grieven, met producties 1 tot en met 4, heeft de man acht grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en de huwelijksgemeenschap alsnog zal verdelen overeenkomstig zijn voorstel, met veroordeling van de vrouw in de proceskosten in beide instanties.
2.3
Bij op 13 juni 2022 ingekomen memorie van antwoord, met producties 1 tot en met 6, heeft de vrouw de grieven van de man bestreden.
2.4
Op 10 maart 2023 hebben de gemachtigden van partijen pleitnotities ingediend. De vrouw heeft daarbij producties 7 en 8 in het geding gebracht.
2.5
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.
In zaak SXM2022H00040
2.6
Bij op 5 april 2022 ingekomen akte van appel, met productie 1, is ook de vrouw in hoger beroep gekomen van het eerder genoemde vonnis van het Gerecht.
2.7
Bij op 11 mei 2022 ingekomen memorie van grieven, met producties 2 tot en met 8, heeft de vrouw zeven grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht en haar eis gewijzigd. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en de huwelijksgemeenschap alsnog zal verdelen overeenkomstig haar (gewijzigde) voorstel, met veroordeling van de man in de proceskosten in beide instanties.
2.8
Bij op 11 juli 2022 ingekomen memorie van antwoord, met producties 1 tot en met 12, heeft de man de grieven van de vrouw bestreden.
2.9
Op 10 maart 2023 hebben de gemachtigden van partijen pleitnotities ingediend. De vrouw heeft daarbij producties 9 tot en met 13 in het geding gebracht.
2.1
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.

3.De beoordeling

Feiten
3.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1.1
De man is in 1952 geboren [plaats]. De vrouw is in 1957 geboren [plaats]. Op [datum] zijn partijen [plaats] met elkaar getrouwd in gemeenschap van goederen. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren […]. De man heeft […] gewerkt. De vrouw heeft […] gewerkt.
3.1.2
In 2012 heeft de man de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Met ingang van eind september 2012 geniet hij een ouderdomspensioen van NAf 3.821,85 per maand. De vrouw geniet een AOV-uitkering van NAf 900 per maand.
3.1.3
Partijen hebben gewoond in de woning aan [adres] in Sint Maarten (hierna: de woning). De woning behoort tot de huwelijksgoederengemeenschap. Ook nadat zij geen affectieve relatie meer met elkaar hadden, zijn zij gedurende enige tijd beiden daar onder één dak blijven wonen.
3.1.4
In juni 2020 heeft de vrouw een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend. Bij beschikking van 21 september 2020 heeft het Gerecht de echtscheiding uitgesproken. Deze beschikking is op 23 oktober 2020 ingeschreven in de registers.
3.1.5
Op 21 september 2020 heeft de vrouw aangifte gedaan van bedreiging door de man. Op die datum of een latere datum is zij elders gaan wonen (een huurovereenkomst waarin zij als huurster wordt genoemd, vermeldt als ingangsdatum 31 december 2020). De man is in de woning blijven wonen. Bij bericht van 9 februari 2021 heeft de officier van justitie aan de man laten weten dat zij besloten had hem niet te vervolgen wegens gebrek aan bewijs.
3.1.6
Bij beschikking van 2 november 2020 heeft het Gerecht op verzoek van de vrouw de man veroordeeld om met ingang van 1 juli 2020 een partneralimentatie van NAf 1.800 per maand aan de vrouw te betalen. In hoger beroep heeft het Hof bij beschikking van 18 februari 2022 (zaaknummer SXM202000472 - SXM2020H00132) de datum van ingang gewijzigd in 1 december 2020 en de beschikking van het Gerecht voor het overige bevestigd.
3.1.7
Tot de huwelijksgoederengemeenschap behoren appartementen aan de [adres] (hierna: de appartementen). Deze zijn (gedurende bepaalde perioden) verhuurd (geweest). Ter executie van de beschikking van 2 november 2020 heeft de vrouw op 27 november 2020 beslag doen leggen onder de (toenmalige) huurders van de appartementen. Op 26 juni 2021 zijn deze beslagen opgeheven. Bij brief van 15 oktober 2021 hebben de huurders van appartement [A] te kennen gegeven ernaar te streven het appartement per 30 november 2021 te ontruimen.
Beslissingen van het Gerecht
3.2
Het Gerecht heeft, samengevat weergegeven, de volgende wijze van verdeling gelast.
Toedeling aan de man In aanmerking genomen waarde (in USD)
a. [adres] (de woning) 630.000
b. [auto] 2007 1.875
c. [auto] 2008 4.551
d. [auto] 2010 5.080
e. Pensioenrechten man nihil
f. Meubilair in bezit van de man nihil
g. Bankrekening man bij [bank] saldo per 11 juni 2020
Toedeling aan de vrouw
h. [adres] (de appartementen) 422.500
i. [auto] 7.800
j. Meubilair in bezit van de vrouw nihil
k. Bankrekening vrouw bij [bank] (3437) saldo per 11 juni 2020
l. Bankrekening vrouw bij [bank] (5026) saldo per 11 juni 2020
m. Bankrekening vrouw bij [banl] (1738) saldo per 11 juni 2020
n. Levensverzekering vrouw waarde per 22 februari 2022
3.3
Daarbij heeft het Gerecht, samengevat weergegeven, het volgende bepaald.
o. De man moet de helft van de bij post a, b, c, d en g bedoelde bedragen aan de vrouw betalen wegens overbedeling.
p. De vrouw moet de helft van de bij post h, i, k, l, m en n bedoelde bedragen aan de man betalen wegens overbedeling. Bij post n betreft dat hetzij de contante waarde zonder afkoop, hetzij de afkoopwaarde bij afkoop, naar keuze van de vrouw.
q. Partijen zijn elk voor de helft draagplichtig voor de belastingschulden vanaf 2016.
r. Partijen zijn elk voor de helft draagplichtig voor de schulden op de credit cards die op naam van de man staan (6838 en 4510).
s. De man moet een gebruiksvergoeding voor de woning aan de vrouw betalen van USD 900 per maand met ingang van 1 december 2020 tot aan de dag van de verdeling, met wettelijke rente als nader overwogen.
t. De man moet USD 675 per maand over de periode vanaf 11 juni 2020 tot en met oktober 2020 aan de vrouw betalen ter zake van huurinkomsten van de appartementen, met wettelijke rente als nader overwogen.
Beoordeling door het Hof
3.4
Het Hof ziet aanleiding eerst in te gaan op de grieven 2 tot en met 4 van de vrouw. Deze zijn gericht tegen de beslissing van het Gerecht om het pensioen van de man niet in de verdeling te betrekken (post e).
3.5
Opgebouwde pensioenrechten dienen in beginsel in de verdeling betrokken te worden overeenkomstig de maatstaven van HR 27 november 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4271 (Boon/Van Loon). Gelet daarop dient de man bij akte een berekening van zijn pensioenuitvoerder in het geding te brengen waaruit blijkt op welke bedragen een verdeling van zijn pensioen tussen partijen volgens die maatstaven zou uitkomen. De vrouw zal in de gelegenheid worden gesteld zich bij antwoordakte daarover uit te laten. Op basis daarvan zal het Hof verder beslissen over deze grieven. Indien de man nalaat een berekening als hiervoor bedoeld in het geding te brengen, zal het Hof daaraan de gevolgtrekking kunnen verbinden die het geraden voorkomt (zoals uitgaan van de juistheid van de stellingen van de vrouw aangaande het pensioen).
3.6
Het is mogelijk dat verdeling van het pensioen van de man ertoe zal leiden dat de beschikking van het Hof van 18 februari 2022 inzake de partneralimentatie (zie rov. 3.1.6 hiervoor) zal ophouden aan de wettelijke maatstaven te voldoen, omdat de verdeling invloed heeft op zowel de draagkracht van de man als de behoefte van de vrouw. Dit kan pas beoordeeld worden nadat de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap is vastgesteld. Nadat in deze zaak eindvonnis zal zijn gewezen, zal de man, indien daartoe aanleiding bestaat, het Gerecht kunnen verzoeken de partneralimentatie te verminderen.
3.7
De grieven van de man hebben betrekking op het volgende:
- grief 1: peildatum voor de omvang van de gemeenschap;
- grieven 2 en 4: [auto] met bouwjaar 2010 (post d);
- grieven 3 en 5: meubilair (posten f en j);
- grieven 6 en 7: gebruiksvergoeding (post s);
- grief 8: huurinkomsten (post t).
De grieven van de vrouw (naast haar grieven 2 tot en met 4) hebben betrekking op het volgende:
- grief 1: waarde van de woning (post a);
- grief 5: dwangsommen;
- grief 6: gebruiksvergoeding (post s);
- grief 7: huurinkomsten (post t).
Over deze grieven houdt het Hof ieder oordeel aan.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verwijst de zaak naar de eerstvolgende rol van het Hof op Sint Maarten (de datum daarvan zal later bekend worden gemaakt) voor akte aan de zijde van de man, waarna de vrouw in de gelegenheid zal worden gesteld een antwoordakte in te dienen (zie 3.6 hiervoor);
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, E.M. van der Bunt en G.C.C. Lewin, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 15 mei 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.