Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
3.De procedure bij het Gerecht
4.De beoordeling
23 april 2024voor akte aan de zijde van de vrouw, waarna de man op een nadere rolzitting een antwoordakte kan nemen;
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep in een internationale echtscheiding. De appellant, de man, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin de vrouw werd toegewezen in haar vordering tot betaling van een aanzienlijk bedrag, dat voortvloeit uit een eerder UK-vonnis. De man betwist de erkenning van dit vonnis in Curaçao, met als argument dat het Nederlandse/Britse Verdrag tot wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke zaken niet van toepassing is op familierechtelijke geschillen. Tijdens de procedure heeft het Hof de grieven van de man en de verdediging van de vrouw gehoord, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht aan de hand van pleitnotities. Het Hof heeft vastgesteld dat buitenlandse rechterlijke beslissingen in Curaçao alleen uitvoerbaar zijn als er een verdrag of wet is die dit bepaalt. Aangezien het verdrag tussen Curaçao en het Verenigd Koninkrijk niet van toepassing is op familierechtelijke aangelegenheden, moet het Hof de vraag beantwoorden of de beslissing van de UK-rechter gezag toekomt, waarbij het de Gazprombank-criteria in acht neemt. Het Hof heeft besloten dat de vrouw het verzoek dat zij in januari 2016 bij de UK-rechter heeft ingediend, moet overleggen voor verdere beoordeling. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor akte aan de zijde van de vrouw, waarna de man kan reageren met een antwoordakte.