ECLI:NL:OGHACMB:2024:39

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
CUR2020H00065
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bouwgeschil over de dikte van binnenmuren en schadevergoeding

In deze zaak, die een vervolg is op ECLI:NL:OGHACMB:2023:113, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap Crirena B.V. en een particuliere partij, aangeduid als [geïntimeerde], over de bouw van een modelwoning in Curaçao. Crirena, de aannemer, heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, maar de zaak is in hoger beroep gekomen. De mondelinge behandeling vond plaats op 27 oktober 2023, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Het Hof heeft vastgesteld dat Crirena tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst, met name door het gebruik van 4”-blokken in plaats van de overeengekomen 6”-blokken voor de binnenmuren. Dit tekortschieten heeft geleid tot een gevoel van verminderde stevigheid en grotere gehorigheid in de woning, wat niet acceptabel is voor de opdrachtgever.

Het Hof heeft verder geoordeeld dat de overeenkomst zo moet worden uitgelegd dat de opdrachtgever recht had op muren van 6”-blokken. De tekortkoming van Crirena rechtvaardigt de ontbinding van de overeenkomst, en de geclaimde schadevergoeding van [geïntimeerde] is gegrond. Het Hof heeft ook geoordeeld dat Crirena niet kan eisen dat [geïntimeerde] een boete betaalt voor het betreden van het bouwterrein, aangezien dit met toestemming van de advocaat van [geïntimeerde] was gebeurd.

Uiteindelijk heeft het Hof het vonnis van de eerste aanleg bevestigd, Crirena veroordeeld in de proceskosten en [geïntimeerde] toestemming verleend om kosteloos in hoger beroep te procederen. De zaak is van belang voor de uitleg van bouwcontracten en de rechten van opdrachtgevers in geval van tekortkomingen door aannemers.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024
Registratienummers: CUR201800916 – CUR2020H00065
Uitspraak: 19 maart 2024
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
de besloten vennootschap
CRIRENA B.V.,
gevestigd in Curaçao,
in eerste aanleg eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
thans appellante,
gemachtigde: mr. A.K. Kleinmoedig,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonende in Curaçao,
in eerste aanleg gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
thans geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. A. Huizing en E.J.J. Huizing.
Partijen worden hierna Crirena en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Bij vonnis van 4 juli 2023 (hierna: het tussenvonnis) heeft het Hof een mondelinge behandeling bevolen.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgehad op 27 oktober 2023. Aan de zijde van Crirena is haar bestuurder [bestuurder] verschenen met gemachtigde mr. A.K. Kleinmoedig. [geïntimeerde] is verschenen met mr. E.J.J. Huizing. Crirena heeft bij de mondelinge behandeling een akte vermeerdering van eis ingediend. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en vragen van het Hof beantwoord. Aan het einde van de mondelinge behandeling is de zaak naar de rol verwezen.
1.3
Op 12 december 2023 hebben beide partijen een akte ingediend. Aan de akte van Crirena zijn producties gehecht. Deze zijn vooraf aan de wederpartij toegezonden.
1.4
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.

2.De verdere beoordeling

2.1
Gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen van 11 november 2020 zal het Hof [geïntimeerde] toelating verlenen om in hoger beroep kosteloos te procederen.
2.2
Voor zover dat nog niet in overweging 2.6 van het tussenvonnis besloten ligt, overweegt het Hof nu dat de overeenkomst tussen Crirena en [geïntimeerde] zo wordt uitgelegd dat overeengekomen is dat alle binnenmuren gemaakt zouden worden van 6”-blokken. Naar algemene ervaringsregels kunnen dunnere binnenmuren leiden tot grotere gehorigheid. Daarnaast kan een gebruiker van een woning in elk geval een gevoel van verminderde stevigheid ervaren. Indien muren met een dikte van 6” zijn overeengekomen, behoeft een opdrachtgever/koper geen genoegen te nemen met muren met een dikte van 4” (een derde minder), ook niet als dat constructief gezien geen invloed heeft op de stabiliteit van de woning en de wijze van uitvoering verantwoord is, en ook niet als dat geen invloed heeft op de waarde van de woning. In het midden kan blijven of stuccen van de muren (afdoende) helpt tegen gehorigheid. Nu een deel van de binnenmuren niet gemaakt is van 6”-blokken, maar van 4”-blokken, is Crirena tekortgeschoten.
2.3
Bij brief van 17 februari 2016 heeft [bestuurder] geschreven dat Crirena ermee akkoord gaat dat [geïntimeerde] het restant van NAf 5.000 van de koopsom NAf 55.000 betaalt “voor Augustus 2016”. In de leveringakte van 21 maart 2016 staat dat [geïntimeerde] verklaarde dat bedrag “schuldig te zijn aan verkoper uit hoofde van geldlening” zonder dat enige betalingstermijn wordt genoemd. In het licht hiervan heeft Crirena onvoldoende gesteld om aan te nemen dat ([geïntimeerde] moest begrijpen dat) voor deze betaling een fatale termijn tot 1 augustus 2016 is overeengekomen en dat [geïntimeerde] dus op die datum zonder ingebrekestelling in verzuim zou raken. Dat er geen fatale termijn is overeengekomen, strookt overigens ook met de stelling van Crirena dat zij [geïntimeerde] bij brief van 7 april 2017 in gebreke heeft gesteld.
2.4
Bij e-mail van 1 juni 2016 heeft [geïntimeerde] medegedeeld dat zij ontevreden was over de bouw. Bij e-mail van 8 augustus 2016 heeft zij opnieuw geklaagd, onder meer over de dikte van de muren. Zij was toen niet in verzuim. De tekortkoming van Crirena in verband met de dikte van de muren rechtvaardigde dat [geïntimeerde] de nakoming van haar verbintenis tot betaling van NAf. 5.000 toen opschortte. Dat betekent ook dat zij niet tekortschoot door die betaling toen niet te doen. In dat verband heeft zij ook geen boete verbeurd.
2.5
Zoals het Hof bij tussenvonnis onder 2.5 heeft overwogen, zijn er na de e-mail van 1 juni 2016 met goedvinden van [geïntimeerde] verdere bouwwerkzaamheden verricht en betalingen gevolgd, en heeft Crirena niet voldoende duidelijk gesteld dat [geïntimeerde] de bouw op enige andere datum heeft stilgelegd. Op enig moment heeft Crirena zelf de bouwwerkzaamheden gestaakt. Dit kan niet aan [geïntimeerde] worden toegerekend. In het licht van dit een en ander kan niet worden aangenomen dat [geïntimeerde] is tekortgeschoten door vertraging in de bouw te veroorzaken. Ook in dat verband heeft zij dus geen boete verbeurd.
2.6
De tekortkoming in verband met de dikte van de muren rechtvaardigt op zichzelf ook reeds de ontbinding van de overeenkomst. Daarom behoeven de aard en de ernst van de verdere tekortkomingen die het Gerecht heeft aangenomen (zie overweging 2.8 van het tussenvonnis) in dit hoger beroep niet te worden onderzocht. Het is dus ook niet van belang of de afwerking en aansluiting van de elektrische installatie tot fase 4 behoorde, zoals Crirena stelt, en ook niet of Crirena gehouden was een tekening van de elektrische installatie te verstrekken.
2.7
De gang van zaken die begonnen is met de tekortkoming van Crirena inzake de dikte van de muren heeft mede ertoe geleid dat [geïntimeerde] haar woning verloren heeft doordat de woning is geveild en door Crirena is teruggekocht. Daarom kan zij het als deel van de koopsom betaalde bedrag van NAf 50.000 terugvorderen als schadevergoeding. Hiervoor is niet van belang of de overeenkomst een
cross default-bepaling bevat, zoals Crirena betoogt. Ook voor de beoordeling van de overige vorderingen die in hoger beroep aan de orde zijn, is dat niet van belang. De gegrondheid van grief 10 kan daarom in het midden blijven.
2.8
Het Gerecht heeft onder 4.14 geoordeeld dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Crirena betaling van een boete verlangt op de grond dat [geïntimeerde] zonder haar toestemming het bouwterrein heeft betreden. Daaraan heeft het Gerecht onder meer ten grondslag gelegd dat de advocaat van [geïntimeerde] het bezoek had aangekondigd, dat het doel was dat een deskundige de staat van het gebouwde zou opnemen en dat er politie en een projectleider van Crirena ter plaatse was. Het Hof verenigt zich met dat oordeel en met de overwegingen die daaraan ten grondslag zijn gelegd. Hetgeen Crirena bij grief 14 heeft aangevoerd, onder meer over een pasjesregeling, de veiligheid op het bouwterrein en bezichtigingen op zaterdag, is meegewogen, maar leidt niet tot een ander oordeel.
2.9
Voornoemde oordelen brengen mee dat het in opdracht van Crirena onder [derde] gelegde conservatoir beslag als onrechtmatig moet worden aangemerkt. De mogelijkheid dat [geïntimeerde] daardoor schade heeft geleden, is aannemelijk. De zaak is daarom terecht naar de schadestaatprocedure verwezen. Het beroep van Crirena op de schadebeperkingsplicht (grief 16) kan daar aan de orde komen.
2.1
Ook brengt het voorgaande mee dat hetgeen Crirena bij eisvermeerdering in hoger beroep onder E meer subsidiair heeft gevorderd (namelijk, kort gezegd, een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] de overeenkomst niet rechtmatig heeft ontbonden, dan wel is tekortgeschoten, en schadevergoeding) niet toewijsbaar is.
2.11
De grieven falen. Het vonnis waarvan beroep, voor zover in hoger beroep aan de orde, dient te worden bevestigd. Crirena zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De proceskostenveroordeling zal niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard worden, omdat dat niet is gevorderd.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verleent [geïntimeerde] toelating om in hoger beroep kosteloos te procederen;
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Crirena in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen en tot op heden begroot op NAf 6.250,00 aan salaris voor de gemachtigde;
wijst af hetgeen in hoger beroep meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, E.M. van der Bunt en C.G. ter Veer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 19 maart 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.