ECLI:NL:OGHACMB:2023:113

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
CUR2020H00065
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bouwgeschil tussen Crirena B.V. en consument over uitvoering van woningbouw met afwijkingen in gebruikte materialen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschap Crirena B.V. tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. Crirena is in hoger beroep gekomen van een uitspraak die op 27 januari 2020 is gedaan, waarbij haar vorderingen zijn afgewezen en die van de consument, de geïntimeerde, deels zijn toegewezen. De zaak betreft een bouwgeschil over de uitvoering van een woning, waarbij de consument ontevreden was over de gebruikte materialen, met name de dikte van de betonblokken. Crirena heeft in hoger beroep achttien grieven aangevoerd en verzocht om vernietiging van het eerdere vonnis en toewijzing van haar vorderingen. De consument heeft geen memorie van antwoord ingediend. Het Hof heeft vastgesteld dat Crirena zich bezighoudt met de ontwikkeling van een verkavelingsplan en dat de consument een kavel heeft gekocht met de opdracht om een woning te bouwen. Er zijn verschillende betalingen gedaan door de consument aan Crirena en er zijn klachten geuit over de bouwkwaliteit. Het Hof heeft geoordeeld dat de tekortkomingen van Crirena in de uitvoering van de overeenkomst, zoals het gebruik van 4”-blokken in plaats van 6”-blokken, de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigen. Het Hof heeft een mondelinge behandeling gelast om de huidige stand van zaken te bespreken en een minnelijke regeling te beproeven. De beslissing is aangehouden tot de mondelinge behandeling op 21 september 2023.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2023
Registratienummers: CUR201800916 – CUR2020H00065
Uitspraak: 4 juli 2023
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
de besloten vennootschap
CRIRENA B.V.,
gevestigd in Curaçao,
in eerste aanleg eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
thans appellante,
gemachtigde: mr. A.K. Kleinmoedig,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonende in Curaçao,
in eerste aanleg gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
thans geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. A. Huizing en E.J.J. Huizing.
Partijen worden hierna Crirena en [geïntimeerde] genoemd.
1.
Het verloop van de procedure
1.1 Bij op 8 maart 2020 ingekomen akte van appel is Crirena in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 27 januari 2020 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht).
1.2 Bij op 13 april 2020 ingekomen memorie van grieven heeft Crirena achttien grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en haar vorderingen alsnog – uitvoerbaar bij voorraad – zal toewijzen en die van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties.
1.3 [geïntimeerde] heeft geen memorie van antwoord ingediend.
1.4 Op 9 februari 2021 hebben de gemachtigden van partijen pleitnota ingediend. Zijdens Crirena zijn vooraf producties toegezonden. Aan de pleitnota van [geïntimeerde] is een bewijs van onvermogen van 11 november 2020 gehecht.
1.5 Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.
2.
De beoordeling
2.1 Gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen zal het Hof [geïntimeerde] toelaten om in hoger beroep kosteloos te procederen.
2.2 Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
2.2.1 Crirena houdt zich bezig met de ontwikkeling van verkavelingsplan [adres] in Curaçao. Haar directeur is [directeur] (hierna: [directeur]).
2.2.2 [geïntimeerde] is een consument. Bij brief van 9 november 2015 heeft [directeur] bevestigd dat [geïntimeerde] kavel [#1] van het verkavelingsplan heeft gekocht en dat zij Crirena heeft opgedragen een woning op de kavel te bouwen. In deze brief is de te bouwen woning aangeduid als
model Brandarisen is vermeld dat de koopsom NAf 55.000 bedraagt en de aanneemsom NAf 178.128.
Bij de bevestigingsbrief van 9 november 2015 heeft [directeur] een kostenraming met aanduiding
Murex_Brandaris_type 2gevoegd, waarop de aanneemsom van NAf 178.128 handgeschreven staat aangetekend. In deze kostenraming staat onder het kopje
4 Metselwerkbij de post
betonblokken 6”gevelseen bedrag van NAf 11.592 vermeld en bij de post
betonblokken 4”een bedrag van nihil.
2.2.3 Bij notariële akte van 21 maart 2016 is het perceel aan [geïntimeerde] geleverd. De werkgever van [geïntimeerde] heeft NAf 50.000 betaald. De leveringsakte vermeldt dat [geïntimeerde] nog NAf 5.000 aan [directeur] verschuldigd is. Verder somt een aantal persoonlijke verplichtingen van de koper op, ter bescherming van het milieu, het woongenot en het karakter van het verkavelingsplan, met een boetebeding van NAf 10.000 per overtreding.
2.2.4 [geïntimeerde] heeft MCB Bank ingeschakeld om de bouw te financieren. Op 12 april 2016 heeft MCB Bank NAf 33.304 aan Crirena betaald voor de eerste fase van de bouw.
2.2.5 Bij e-mail van 1 juni 2016 heeft [geïntimeerde] aan Crirena medegedeeld dat zij ontevreden was over de bouw en verzocht om beantwoording van een aantal vragen en toezending van een aantal stukken. Verder staat in de e-mail onder meer:
Pa ku e risiconan aki ami mester tin un klaridad riba tur kos y ta pesey ami ta indika ku despues di keuring di e fundeshi mi ta para tur kos te ora ami tin duidelijkheid riba e situashon kompleto.
Vrij vertaald door het Hof:
Vanwege deze risico’s moet ik duidelijkheid over alles hebben en daarom geef ik aan dat ik na de keuring van de fundering alles stilleg totdat ik duidelijkheid heb over de volledige situatie.
2.2.6 Op 13 juli 2016 heeft MCB Bank NAf 32.779 aan Crirena betaald voor de tweede fase van de bouw.
2.2.7 Op 25 juli 2016 heeft MCB Bank NAf 26.399 aan Crirena betaald voor werkzaamheden in de derde fase van de bouw.
2.2.8 Bij e-mail van 8 augustus 2016 heeft [geïntimeerde] weer bij Crirena geklaagd. De klachten betreffen onder meer binnenmuren die gemaakt zijn van 4”-blokken (blokken met een dikte van vier inch) en niet van 6”-blokken en de wijze waarop pvc-buizen voor elektra waren aangebracht. De brief besluit met de opmerking dat [geïntimeerde] denkt dat partijen haar klachten goed moeten bekijken voordat ze verder kunnen gaan met andere dingen en dat zij feedback van [directeur] op prijs zou stellen.
2.2.9 Op 15 augustus 2016 hebben partijen met elkaar vergaderd.
2.2.10 In een e-mail van 31 oktober 2016 van [geïntimeerde] aan MCB Bank staat onder meer:
Ami a sigi karga mi responsabilidad finansiero kaminda mi ta paga hypotheek y kumpra gran mayoria ti mi material manera bentana, porta i tegel. Aki dos siman mi tin ku paga sobra pa nan por subi barku. Ami ke tuma konstrukshon over pa kaba mi bibienda.
Vrij vertaald door het Hof:
Ik ben doorgegaan met het dragen van mijn financiële verantwoordelijkheid doordat ik de hypotheek betaal en het overgrote deel van mijn materiaal koop zoals ramen, deuren en tegels. Over twee weken moet ik de rest betalen zodat ze het op de boot kunnen zetten. Ik wil de bouw overnemen om mijn woning te voltooien.
2.2.11 Op enig moment heeft Crirena de bouwwerkzaamheden gestaakt. De vierde, vijfde en zesde fase van de bouw waren toen in elk geval niet doorlopen.
2.2.12 Bij e-mail van 9 februari 2017 heeft Crirena [geïntimeerde] gesommeerd tot betaling van zeven boetes van ieder NAf 10.000 en vergoeding van kosten van NAf 12.300. Verder heeft Crirena in die e-mail aangekondigd een rechtszaak tegen [geïntimeerde] te zullen beginnen en NAf 100.000 te zullen vorderen wegens toerekenbare tekortkoming.
2.2.13 [geïntimeerde] heeft een advocaat ingeschakeld. Deze heeft bij brief van 3 maart 2017 Crirena in de gelegenheid gesteld om binnen vijf dagen samen met [geïntimeerde] en een door [geïntimeerde] aangewezen derde te bepalen op welke wijze de bouw diende te worden voltooid, en verklaard voor het geval Crirena van die gelegenheid geen gebruik zou maken, Crirena in gebreke te stellen en de overeenkomst te ontbinden.
2.2.14 Crirena heeft bouwkundige [bouwkundige 1] opgedragen te rapporteren over de bouwwerkzaamheden. Deze heeft een rapport opgesteld naar aanleiding van een bezichtiging op 26 april 2017. Het rapport vermeldt onder meer:

5.Algemene opmerking en constateringen

Geconstateerd is dat de plattegrond zoals uitgevoerd afwijkt van de goedgekeurde tekening behorende bij de bouwvergunning. De grondslag zelf is niet veranderd. Alle dragende buitenwanden zijn gelijk gebleven. Sommige binnenwanden zijn iets verschoven en andere zijn opgetrokken in blokken van 4” in plaats van blokken van 6”. Op de goedgekeurde tekening zijn alle wanden aangegeven als blokken van 6”. Constructief gezien hebben deze afwijkingen geen invloed op de stabiliteit van de woning. De wijzigingen zijn op een verantwoorde wijze uitgevoerd.

6.Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat dit woonhuis op een deugdelijke wijze is uitgevoerd. Met deugdelijke materialen van zwaarte zoals te doen gebruikelijk voor een dergelijk woonhuis op Curaçao.
2.2.15
Bij brief van 18 januari 2018 heeft Crirena [geïntimeerde] in de gelegenheid gesteld om binnen vijf werkdagen bepaalde acties te ondernemen, waaronder het doen van betalingen, en aangekondigd dat zij rechtsmaatregelen zou treffen, indien [geïntimeerde] geen gebruik zou maken van die gelegenheid.
2.2.16
Op 22 februari 2018 heeft Crirena met verlof van het Gerecht conservatoir loonbeslag ten laste van [geïntimeerde] doen leggen ter verzekering van betaling van het restant van de koopsom en verschuldigde boetes.
2.2.17 [
[geïntimeerde] heeft [bouwkundige 2] opgedragen te rapporteren over de bouwwerkzaamheden. Deze heeft een rapport opgesteld naar aanleiding van een bezichtiging op 23 februari 2018. Het rapport vermeldt als conclusie onder meer dat enige aandachtspunten ter zake van onder de dakconstructie en de fundering gecorrigeerd moeten worden voordat de bouw wordt voortgezet.
2.2.18
Op 6 november 2019, ruim een maand voor de datum van het pleidooi in deze zaak bij het Gerecht, heeft MCB Bank de in aanbouw zijnde woning van [geïntimeerde] in het openbaar geveild. Op die veiling heeft Crirena de woning gekocht voor een koopsom van NAf 68.000.
2.3
In deze rechtszaak hebben partijen over en weer vorderingen ingesteld. Het Gerecht heeft de vorderingen van Crirena afgewezen en die van [geïntimeerde] deels toegewezen. Daartegen is het hoger beroep van Crirena gericht. [geïntimeerde] is niet in hoger beroep gekomen. Voor zover het Gerecht haar vorderingen heeft afgewezen, is dat in dit hoger beroep dus niet aan de orde.
2.4
Crirena heeft gesteld dat [geïntimeerde] de overeenkomst heeft opgezegd. Bij inleidend verzoekschrift heeft Crirena gesteld dat [geïntimeerde] deze opzegging in of omstreeks 19 september 2016 heeft gedaan door obstructie te plegen, onder meer door geen betalingen meer te doen. Bij conclusie van antwoord in reconventie heeft Crirena als productie 24 een feitenoverzicht in het geding gebracht, waarin zij heeft gesteld dat MCB Bank op 19 september 2016 een inspectie heeft uitgevoerd en daarbij de beschikking bleek te hebben over een lijst met meer dan twintig klachten van [geïntimeerde]. Verder heeft Crirena aangevoerd dat [geïntimeerde] de bouw heeft stilgelegd en e-mails onbeantwoord heeft gelaten. Daarnaast heeft Crirena een beroep gedaan op de hierboven geciteerde passages uit de e-mails van 1 juni 2016 en 31 oktober 2016.
2.5
Voor alle door Crirena aangevoerde omstandigheden geldt dat zij, ook gezamenlijk beschouwd, onvoldoende zijn om de stelling te kunnen dragen dat [geïntimeerde] op enig moment voorafgaand aan de advocatenbrief van 3 maart 2017 de overeenkomst heeft opgezegd, of dat Crirena uit de verklaringen en gedragingen van [geïntimeerde] redelijkerwijs mocht afleiden dat [geïntimeerde] de overeenkomst opzegde. Met de stelling dat [geïntimeerde] “de bouw heeft stilgelegd” doelt Crirena mogelijk op de e-mail van 1 juni 2016, maar kennelijk zijn daarna met goedvinden van [geïntimeerde] verdere bouwwerkzaamheden verricht en er zijn ook nog betalingen gevolgd. Niet voldoende duidelijk heeft Crirena gesteld dat [geïntimeerde] de bouw op enige andere datum heeft stilgelegd (in de zin van opdracht geven de bouwwerkzaamheden te staken). De klachtenlijst waarover MCB Bank volgens Crirena op 19 september 2016 beschikte en de e-mail van 31 oktober 2016 zijn niet aan Crirena gericht. Indien [geïntimeerde] e-mails onbeantwoord heeft gelaten, kan daaruit geen opzegging worden afgeleid. Het Hof passeert daarom de stelling van Crirena dat [geïntimeerde] de overeenkomst zou hebben opgezegd.
2.6
Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.2.2 als vaststaand is aangenomen, moet aangenomen worden dat in de overeenkomst die in de brief van 9 november 2015 is bevestigd, ervan werd uitgegaan dat de binnenmuren gemaakt zouden worden van 6”-blokken, aangezien het model Brandaris kennelijk zo was ontworpen. Crirena heeft dat ook niet betwist.
2.7
Crirena heeft bij memorie van grieven (onder meer in de toelichting bij grief 6) gesteld dat uitdrukkelijk in overleg en met goedvinden van [geïntimeerde] de uitvoering van een aantal binnenmuren is gewijzigd van 6”-blokken naar 4”-blokken alvorens aan de bouw van het woonhuis begonnen werd. Dit is volgens Crirena uitdrukkelijk met [geïntimeerde] afgesproken. Crirena heeft daarbij verwezen naar een e-mail van 8 augustus 2016 van [directeur] (namens Crirena) aan [geïntimeerde].
Bij pleitnota in hoger beroep heeft Crirena echter aangevoerd, verkort weergegeven:
- [ geïntimeerde] wenste allerlei aanpassingen en wijzigingen;
- die wensen brachten kosten mee;
- Crirena heeft de door [geïntimeerde] gewenste aanpassingen en wijzigingen steeds met haar besproken;
- Crirena heeft op de blokken bezuinigd om de andere door [geïntimeerde] gewenste wijzigingen binnen haar krappe budget te kunnen uitvoeren;
- [ geïntimeerde] kon zich daar niet mee verenigen.
Deze stellingen ondergraven de stelling dat [geïntimeerde] akkoord is gegaan met de doorgevoerde wijziging van van 6”-blokken naar 4”-blokken. Crirena heeft in de pleitnota een aantal specifieke bewijsaanbiedingen gedaan, maar zij heeft niet aangeboden te bewijzen dat [geïntimeerde] akkoord is gegaan met de doorgevoerde wijziging van van 6”-blokken naar 4”-blokken. [geïntimeerde] heeft de stelling betwist en die betwisting vindt ook steun in de protesten die [geïntimeerde] heeft gedaan, onder meer in haar e-mail van 8 augustus 2016. [directeur] heeft die e-mail beantwoord met een
e-mail van dezelfde dag. In dat antwoord wordt de beslissing om 4”-blokken te gebruiken verdedigd, maar zonder dat [directeur] een beroep doet op een bereikt akkoord. De stelling wordt daarom gepasseerd.
2.8
Het Gerecht heeft tekortkomingen aangenomen in verband met de 4”-blokken (4.2), de elektra (4.3), de tekening (4.4) en verdere klachten (4.5) en overwogen dat Crirena geweigerd heeft om aan de klachten gehoor te geven (4.6). Het heeft geoordeeld dat de tekortkomingen van Crirena en het uitblijven van zicht op een oplossing zowel afzonderlijk als tezamen de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigen (4.7). Het Hof zal, alvorens hierover te oordelen, een mondelinge behandeling van het geding gelasten.
2.9
Op de mondelinge behandeling zal ook de huidige stand van zaken aan de orde gesteld worden. Daarnaast zal een minnelijke regeling van het geschil worden beproefd. Daarom wordt aan [directeur] en [geïntimeerde] verzocht bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn. Opmerking verdient dat Crirena in hoger beroep ook de door het Gerecht gehanteerde schadebegroting aan de orde heeft gesteld (vooral in grief 12, met name aan het slot van de toelichting op die grief). Verder is van belang dat [geïntimeerde] geen hoger beroep heeft ingesteld, dus een veroordeling tot betaling van een hoger bedrag is in elk geval niet aan de orde.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
beveelt een mondelinge behandeling ten overstaan van het Hof op:
donderdag 21 september 2023 om 14.00 uur;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.M. van der Bunt, G.C.C. Lewin en C.G. ter Veer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 4 juli 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.