Uitspraak
Zaaknummer: H-29/24
Vonnis
[verdachte],
:
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 19 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De verdachte was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 3 jaren, wegens het niet indienen van aangiften voor de winstbelasting over de jaren 2018, 2019, 2020 en 2021. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zijn raadsvrouw heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de strafvervolging, dan wel dat de verdachte vrijgesproken moet worden.
Het Hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende wettig bewijs is voor de stelling dat de verdachte is uitgenodigd tot het doen van aangifte. De procureur-generaal had aangevoerd dat uitnodigingen tot aangifte wel degelijk waren verstuurd, maar het Hof oordeelde dat dit niet voldoende kon worden aangetoond. De bulkdata van de Belastingdienst bood geen duidelijkheid over de ontvangst van de uitnodigingen door de verdachte of zijn bedrijf. Het Hof heeft daarom het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.
De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in belastingzaken en de noodzaak voor het openbaar ministerie om aan te tonen dat een verdachte daadwerkelijk is uitgenodigd tot het doen van aangifte, voordat strafbaarheid kan worden aangenomen. Het Hof heeft de beslissing genomen in aanwezigheid van de griffier tijdens een openbare terechtzitting.