ECLI:NL:OGHACMB:2024:168

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
AUA2023H00197 en AUA2023H00205
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanlegvergunning voor strandaanleg en de juridische status van golfbrekers binnen bestemmingen 'Strand' en 'Marinezones'

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Natura Development N.V. en de minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De zaak betreft de aanlegvergunning die op 16 juni 2023 door de minister is verleend voor het ophogen en egaliseren van de (zee)bodem in domeinwater, met als doel strandaanwinning en -aanleg. De stichting Aruba Birdlife Conservation had bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, wat leidde tot een uitspraak van het Gerecht op 15 november 2023, waarin de vergunning werd herroepen. Het Hof heeft de zaak behandeld op 17 april 2024 en geconcludeerd dat de aanlegvergunning voor de gronden met de bestemming 'Strand' niet herroepen had mogen worden, terwijl de vergunning voor de gronden met de bestemming 'Marinezones' niet kon worden verleend. Het Hof oordeelt dat het aanleggen van een strand past binnen de bestemming 'Strand', maar niet binnen 'Marinezones'. De uitspraak van het Gerecht is vernietigd voor zover deze de aanlegvergunning voor de gronden met de bestemming 'Strand' betreft, en Natura moet opnieuw een vergunning aanvragen voor de aanlegwerkzaamheden, waarbij het oordeel van het Hof in deze zaak in acht moet worden genomen.

Uitspraak

AUA2023H00197 en AUA2023H00205
Datum uitspraak: 31 juli 2024
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
1. Natura Development N.V., gevestigd in Aruba (hierna: Natura),
2. de minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening (hierna: de minister),
appellanten,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 15 november 2023 in zaak nr. AUA202303735, in het geding tussen:
de Stichting Aruba Birdlife Conservation, gevestigd in Aruba (hierna: de stichting)
en
de minister
Procesverloop
Bij beschikking van 16 juni 2023 (hierna: de aanlegvergunning) heeft de minister aan Natura onder voorwaarden vergunning verleend voor het ophogen en/of egaliseren van de (zee)bodem in domeinwater, kadastraal bekend als Tweede Afdeling, Sectie C, nummers 4255 en 4386 bij Palm Beach, in verband met de realisatie van strandaanwinning, -aanleg en -aanvulling.
Bij beschikking van 18 oktober 2023 heeft de minister het door de stichting daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 november 2023, ECLI:NL:OGEAA:2023:297, heeft het Gerecht het door de stichting daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de beschikking op bezwaar van 18 oktober 2023 vernietigd, en zelf voorziend de aanlegvergunning herroepen en de aanvraag van Natura afgewezen.
Tegen deze uitspraak hebben Natura en de minister hoger beroep ingesteld.
De stichting heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
Het Hof heeft de zaak op een zitting behandeld op 17 april 2024. Natura werd vertegenwoordigd door mr. G.F. Croes, advocaat. De minister werd vertegenwoordigd door mr. Y.F.M. Kaarsbaan, werkzaam bij de Directie Wetgeving en Juridische Zaken. De stichting werd vertegenwoordigd door mr. G.W. Rep, advocaat.
Overwegingen

Inleiding

De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage van deze uitspraak.
Natura is een vastgoedontwikkelaar. Sinds 2018 ontwikkelt zij een hotelproject aan de J.E. Irausquin Boulevard in Oranjestad, ter hoogte van Palm Beach. Het hotel Embassy Suites is inmiddels gerealiseerd en operationeel. Omdat het hotel niet direct aan het strand ligt, heeft Natura een tunnel gerealiseerd die uitkomt bij een strand ten noordwesten van het hotel. Natura heeft de minister bij de brieven van 19 augustus 2022 en 4 oktober 2022 verzocht vergunning te verlenen voor het uitbreiden van het strand. Op 18 januari 2023 heeft Natura bij DIP een aanvraagformulier voor een aanlegvergunning ingediend en daarbij verwezen naar de brief van 4 oktober 2022. Op 16 juni 2023 heeft de minister de aanlegvergunning onder voorwaarden verleend. De voorwaarden zijn onder meer dat plaatsen van een golfbreker in verband met strandaanwinning onder toezicht en goedkeuring van DOW plaatsvindt, dat de bestaande vegetatie van mangroves en fofoti's op het strand behouden blijft, en dat het zeegras (Yerba di Kanja) indien noodzakelijk onder toezicht van DNM (tijdelijk) verplaatst wordt.
2.1.
De stichting heeft onder meer tot doel het waken tegen ontwikkelingen die kunnen leiden tot een bedreiging en achteruitgang dan wel afbreuk van de natuur in en rondom Aruba. De stichting vreest dat de aanleg van het strand de daar aanwezige natuurwaarden zal aantasten. In het domeinwater bevindt zich namelijk beschermd inheems zeegras. Ook grenst de vloedlijn direct aan mangrovebebossing.
2.2.
Op 23 juni 2023 heeft Natura aanlegwerkzaamheden verricht. Op die dag heeft DNM een inspectie uitgevoerd waarvan een rapport is opgesteld. Op diezelfde dag heeft de stichting bij de civiele rechter een kort geding aangespannen. Bij vonnis van 19 juli 2023, ECLI:NL:OGEAA:2023:160, heeft het Gerecht Natura op straffe van een dwangsom verboden zonder verkregen ontheffing in de zin van artikel 8 van de Natuurbeschermingsverordening voor het verwijderen van zeegras, over te gaan tot het verrichten of het doen verrichten van enige strandaanleg activiteit in het gebied waarvoor Natura een aanlegvergunning heeft verkregen, en dat zolang in een bodemprocedure niet anders wordt geoordeeld.

Aangevallen uitspraak

3. Het Gerecht heeft op basis van een presentatie in bijlage 5 bij de brief van 19 augustus 2022 overwogen dat Natura vergunning heeft gevraagd voor de aanleg van ongeveer 3.675 m² strand en voor de aanleg van twee golfbrekers van elk 45 m lang, 1,5 m breed en 0,8 m hoog. Vervolgens heeft het Gerecht vastgesteld dat de gronden waarop de aanlegvergunning ziet in het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan met Voorschriften (hierna: ROPV) bestemd zijn als "Strand" en "Marinezones" met als aanduiding 'tevens toeristisch belang'. Het aanleggen van strand past niet bij laatstgenoemde bestemming. Het feitelijk aanleggen van strand zal eerder afbreuk doen aan de te beschermen waarden in de marinezones. Daar komt bij dat er een aparte bestemming "Strand" is met andere functies die binnen die bestemming zijn toegestaan. De planwetgever heeft dus een duidelijk onderscheid willen maken tussen de gronden bestemd als "Marinezones" en "Strand". Het aanleggen van een strand valt niet onder 'medegebruik met een toeristisch belang ter plaatse'. Dat past niet binnen de systematiek van het ROPV en bovendien impliceert medegebruik dat het gebruik ondergeschikt moet zijn aan de hoofdfunctie. Het gebruiken van de gronden met de bestemming "Marinezones" als strand is niet ondergeschikt aan de hoofdfunctie.
Verder heeft het Gerecht overwogen dat het aanleggen van golfbrekers binnen de bestemming "Marinezones" ook in strijd is met het ROPV. Binnen die bestemming is het namelijk niet toegestaan om constructies te bouwen. Gelet op de omvang en de uitvoering van de golfbrekers en het doel, namelijk het gestorte zand op zijn plaats houden, is sprake van een bouwsel van enige omvang van steen dat direct met de grond verbonden is dan wel steun vindt op de grond. Daarmee is sprake van een bouwwerk, en omdat het geen gebouw is, is het gelet op de definities in het ROPV een constructie. De minister had daarom de door Natura verzochte vergunning voor het aanleggen van strand en twee golfbrekers moeten weigeren. Het Gerecht heeft dat zelf voorziend alsnog gedaan.

Hoger beroep

Hebben Natura en de minister belang bij deze procedure?
4. De stichting voert aan dat Natura en de minister geen belang meer hebben bij deze procedure omdat de aanlegvergunning, nog los van de herroeping door het Gerecht, automatisch is komen te vervallen omdat de werkzaamheden waarvoor de vergunning is verleend niet binnen zes maanden na dagtekening van de vergunning zijn voltooid.
4.1.
Het Hof ziet hierin geen grond voor het oordeel dat het belang bij deze procedure is komen te vervallen. Natura en de minister hebben een belang bij een oordeel van het Hof over hun hogerberoepsgronden tegen de overwegingen van het Gerecht. Zij willen, net als de stichting overigens, duidelijkheid over de vraag of een aanlegvergunning kan worden verleend voor het aanleggen van een strand binnen de bestemmingen "Strand" en "Marinezones". Het vervallen van de aanlegvergunning heeft daar niets aan veranderd. Het antwoord op genoemde vraag is immers ook relevant voor eventuele volgende aanvragen om een aanlegvergunning aan Natura. Het Hof zal dan ook overgaan tot een inhoudelijke bespreking van beide hoger beroepen.
Is een golfbreker vergund?
5. De minister stelt dat Natura op 18 januari 2023 een aanvraag heeft ingediend voor een aanlegvergunning in verband met strandaanwinning, aanleg, -aanvulling in domeinwater. Deze aanvraag is ingewilligd. Voor zover daaronder ook de aanleg van een golfbreker valt, betoogt de minister dat het Gerecht ten onrechte heeft overwogen dat een golfbreker een constructie is als bedoeld in het ROPV.
5.1.
Naar aanleiding van de hogerberoepsgrond van de minister is op de zitting besproken wat de aanlegvergunning behelst. Op basis van de dossierstukken en het verhandelde op de zitting stelt het Hof vast dat Natura géén aanvraag heeft ingediend voor het realiseren van golfbrekers en dat het realiseren hiervan ook niet is vergund in de aanlegvergunning.
5.2.
Vanwege de discussie op de zitting over de vraag of een golfbreker een constructie is en gelet op de voorwaarde in de aanlegvergunning dat de golfbreker onder toezicht en met goedkeuring van DOW moet worden gerealiseerd, ziet het Hof aanleiding het volgende, geheel ten overvloede, te overwegen. Met het Gerecht is het Hof van oordeel dat een golfbreker een constructie is. Op grond van het ROPV is een constructie namelijk een bouwwerk dat geen gebouw is. Een bouwwerk is elk bouwsel van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. Een golfbreker valt onder deze omschrijving. Dit betekent dat voor het bouwen van een golfbreker geen aanlegvergunning kan worden verleend. Een aanlegvergunning wordt immers op grond van artikel 5.1, onder a, van het ROPV verleend voor het uitvoeren van de in die bepaling genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden. Het realiseren van een golfbreker valt daar niet onder. Voor het bouwen van constructies zijn in artikel 3 van het ROPV voorschriften opgenomen. Daarin is onder meer bepaald dat het bouwen van constructies niet is toegestaan binnen de bestemmingen "Strand" en "Marinezones". Van deze voorschriften kan vrijstelling worden verleend. Mocht een dergelijke aanvraag worden ingediend, dan is het vervolgens aan de minister om al dan niet gebruik te maken van de bevoegdheid vrijstelling te verlenen.
Past het aanleggen van een strand binnen de functies van de bestemming "Marinezones"?
6. Natura voert aan dat het Gerecht ten onrechte heeft geoordeeld dat de gronden waar de aanlegactiviteiten worden verricht, bestemd zijn als "Marinezones". Als ze wel de bestemming "Marinezones" hebben, maakt dat alsnog niet uit omdat het aanleggen van strand daarbinnen toegestaan is. Bovendien heeft Natura door middel van een deskundigenonderzoek aangetoond dat de aanleg van het strand niet schadelijk is voor de ecologische waarden, maar juist dringend en noodzakelijk voor het behoud daarvan. Verder is het volgens Natura niet juist dat de bestemmingen "Strand" en "Marinezones" bedoeld zijn om onderscheid te maken tussen de binnen die bestemmingen toegestane activiteiten. Het onderscheid is bedoeld om te duiden welke gebieden of zones onder beheer van DOW vallen en welke niet. De minister heeft ook de bevoegdheid om de bestemming te wijzigen naar "Strand". Ten slotte wijst Natura erop dat het strand in de Ruimtelijke Richtlijn Inrichting Stranden (hierna: RRIS) is aangewezen als gebied waar het aanleggen dan wel uitbreiden van het strand mag ten behoeve van het aanbieden van strandfaciliteiten. De aanlegvergunning voldoet daarmee aan alle geldende wet- en regelgeving en beleidsrichtlijnen.
De minister voert aan dat het Gerecht de aanvraag alleen zelf voorziend had moeten weigeren voor zover de aanlegvergunning ziet op gronden binnen de bestemming "Marinezones". Het aanleggen van strand binnen de bestemming "Strand" is immers toegestaan. De minister stelt daarnaast dat de bestemmingsgrenzen in het ROPV niet overeenkomen met de feitelijke situatie als gevolg van erosie. Natura beoogt de gronden juist te herstellen naar de oorspronkelijke strandbestemming. Gelet hierop past het aanleggen van het strand binnen de bestemming "Strand" omdat die bestemming strekt tot behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige waarden.
6.1.
Het Hof stelt vast dat de door Natura beoogde activiteiten voor het aanleggen van een strand door middel van het ophogen en/of egaliseren van de (zee)bodem vallen onder de in artikel 5.1, onder a, van het ROPV omschreven werken of werkzaamheden. Op grond van die bepaling is het verboden deze werken, geen bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren zonder aanlegvergunning van de minister. Onder b is bepaald dat de minister de aanlegvergunning alleen kan verlenen indien de activiteit past binnen de bij de betreffende bestemming genoemde functies en geen afbreuk wordt gedaan aan de ter plaatse of in de omgeving onder meer aanwezige landschappelijke, natuurlijke, ecologische waarde of een goede opvang of afvloeiing van regen- en oppervlaktewater.
Net als het Gerecht stelt het Hof vast dat de gronden waarvoor de aanlegvergunning is verleend deels zijn bestemd als "Strand" en deels als "Marinezones". De gronden binnen de bestemming "Marinezones" zijn aangeduid als 'tevens toeristisch belang'. Gelet op het weergegeven kader is de eerst te beantwoorden vraag of het aanleggen van een strand op de gronden met de bestemmingen "Strand" en "Marinezones" past binnen de functies van deze bestemmingen.
6.2.
Wat betreft laatstgenoemde bestemming is het Hof met het Gerecht van oordeel dat het aanleggen van een strand niet past binnen de in artikel 29.1 van het ROPV omschreven functies voor de bestemming "Marinezones". Het betreft immers een waterbestemming die gericht is op het behoud, herstel en de ontwikkeling en beheer van aanwezige natuurlijke, ecologische waarden. Dat het gaat om een waterbestemming volgt niet alleen uit de bestemming
marinezones zelf, maar ook uit artikel 29.3 van het ROPV nu daarin is opgenomen welk gebruik
van het waterin ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt. Medegebruik is toegestaan ter plaatse van de aanduidingen, maar dan moet het gelet op de systematiek van een ontwikkelingsplan wel gaan om medegebruik aan de
waterbestemming. Het aanleggen van een strand valt daar geenszins onder. Door het aanleggen van een strand worden de watergronden feitelijk gewijzigd naar zandgronden voor strandgebruik. Dat dit niet de bedoeling is geweest van de planwetgever volgt ook uit het feit dat het wijzigen van de bestemming "Marinezones" niet toegestaan is, ook niet op grond van de algemene wijzigingsvoorschriften in het ROPV. Aldus past het aanleggen van een strand niet binnen de functie van de bestemming "Marinezones" en alleen al om die reden kan de aanlegvergunning voor zover het de gronden met de bestemming "Marinezones" betreft niet worden verleend. Dat er – naar de minister en Natura stellen – eerder wel een strand is geweest op die gronden maakt het voorgaande niet anders. Voor de vraag welke functies binnen een bestemming zijn toegestaan, zijn uitsluitend de bij die bestemming behorende bestemmingsvoorschriften relevant. Een feitelijke of historische situatie kan daarbij geen rol spelen. De stelling van de minister dat de bestemmingsgrenzen niet overeenstemmen met de feitelijke situatie doet daarom ook niet ter zake. Dat geldt ook voor de stelling van Natura dat het strand in de RRIS is aangewezen als gebied waar strand mag worden aangelegd of uitgebreid. Deze richtlijnen die als beleidsregel kunnen worden toegepast bij de toetsing van aanvragen voor het gebruik van de stranden kunnen immers de bestemmingsregels niet opzij zetten. Het betoog slaagt niet.
6.3.
Voor wat betreft de bestemming "Strand" geldt dat het aanleggen van een strand past binnen de bij de bestemming "Strand" genoemde functies. De bestemming vormt in zoverre geen belemmering voor het verlenen van een vergunning voor het aanleggen van een strand. Vervolgens moet worden beoordeeld of ook aan de tweede voorwaarde in artikel 5.1, onder b, van het ROPV is voldaan: er mag geen afbreuk worden gedaan aan de ter plaatse of in de omgeving aanwezige waarden. Naar het oordeel van het Hof is er, mede gelet op de aan de aanlegvergunning gestelde voorwaarden, voldoende geborgd dat geen afbreuk wordt gedaan aan de ter plaatse aanwezige waarden. De aanlegvergunning mocht dus worden verleend voor het aanleggen van een strand op de gronden die bestemd zijn als "Strand". Het betoog van de minister slaagt.
6.4.
Het Hof wijst er ten overvloede op dat voor het realiseren van een strand op de gronden die zijn bestemd als "Strand", los van de aanlegvergunning, ook een natuurontheffing is vereist.

Slotsom

7. Het hoger beroep van de minister is gegrond. Het Hof zal de aangevallen uitspraak vernietigen voor zover het Gerecht de aanlegvergunning heeft herroepen ten aanzien van de gronden met de bestemming "Strand" en de aanvraag van Natura ten aanzien van die gronden heeft afgewezen. Het Hof heeft hiervoor, in 4.1, geconstateerd dat de aanlegvergunning door tijdsverloop is vervallen omdat de werkzaamheden niet binnen zes maanden na dagtekening van de vergunning zijn voltooid. De uitspraak die het Hof in deze zaak doet, verandert daar niets aan. Daarom zal Natura voor de aanlegwerkzaamheden opnieuw een vergunning moeten aanvragen. Bij de verlening van die vergunning, dient het oordeel van het Hof in deze zaak te worden betrokken.
8. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
I.
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 15 november 2023 in zaak nr. AUA202303735 voor zover het Gerecht de aanlegvergunning van 16 juni 2023 heeft herroepen ten aanzien van de gronden met de bestemming "Strand" en de aanvraag van Natura Development N.V. van 18 januari 2023 heeft afgewezen ten aanzien van de gronden met de bestemming "Strand".
II.
gelastdat het Land Aruba aan de minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht van Afl. 75,- vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. B.J. van Ettekoven en mr. G.T.J.M. Jurgens, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2024
.
BIJLAGE

Ruimtelijk Ontwikkelingsplan met voorschriften (ROPV)

[…]
Artikel 3 Algemene bouwvoorschriften constructies
3.1
Constructies
Voor het bouwen van een constructie gelden de volgende voorschriften:
a. een constructie mag alleen worden gebouwd ten dienste van de bij de bestemmingen genoemde functies, tenzij in de bouwvoorschriften anders is aangegeven;
b. een terreinafscheiding achter de voorgevel(lijn) van een gebouw mag een bouwhoogte van maximaal 2 m hebben;
c. een terreinafscheiding voor de voorgevel van een gebouw en een terreinafscheiding op een hoekperceel mag langs de weg een bouwhoogte van maximaal 1,5 m hebben;
d. een andere constructie mag een bouwhoogte van maximaal 3 m hebben;
e. vlaggenmasten, lantaarnpalen, verkeersborden en soortgelijke constructies mogen een bouwhoogte van maximaal 10 m hebben;
f. in afwijking van het vorenstaande:
1. is het niet toegestaan constructies, waaronder pieren en steigers, te bouwen binnen de bestemmingen Strand, Marinegebied of Marinezones met uitzondering van bestaande havens en de bijbehorende beheersgebieden en ter plaatse van de aanduiding 'Waterbungalows';
2. is het niet toegestaan constructies te bouwen binnen de bestemmingen Natuurgebied en Natuur en Landschap , met uitzondering van erfafscheidingen van maximaal 1 m en informatieborden van maximaal 2 m;
g. een constructie, anders dan ten behoeve van een waterstaatkundig of verkeerskundig doel, mag ter bescherming van de waterstaatkundige of ecologische functie niet in een rooi of in het stroomgebied van een rooi worden gebouwd.
[…]
3.5
Vrijstelling bouwen constructies binnen de bestemmingen Strand en Marinezones
a. De Minister kan vrijstelling verlenen van de bouwbepalingen als genoemd in lid 3.1 onder f sub 1 en toestaan dat binnen de bestemmingen Strand en Marinezones een recreatie ondersteunende constructie of een constructie ten dienste van ecologische waarden, anders dan een pier of steiger mag worden gebouwd.
b. De vrijstelling kan alleen verleend worden indien deze geen afbreuk doet aan het open karakter (seascape) en de recreatieve, natuurlijke en ecologische waarden van het gebied waarin een constructie wordt geplaatst.
[…]

Artikel 5 Algemene aanlegvergunningvoorschriften

5.1
Algemeen
a. Het is verboden zonder aanlegvergunning van de Minister de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
1. het ophogen, afgraven en egaliseren van gronden;
2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
3. het verrichten van werkzaamheden die gevolgen kunnen hebben voor de waterhuishouding en de grondwaterstand;
4. het verrichten van werkzaamheden die tot erosie kunnen leiden;
5. het vellen en rooien van bomen, beplanting en mangroves;
6. het gebruiken van envirobales;
7. het uitvoeren van een afwerkingsplan of een inrichtingsplan;
8. het verharden en aanleggen van wegen en paden;
9. het geheel of gedeeltelijk verwijderen van cultuurhistorisch waardevolle objecten;
10. het aantasten, verplaatsen of verwijderen van archeologische of geologisch waardevolle objecten;
11. het aanbrengen van boven- of ondergrondse leidingen;
12. het verrichten van werkzaamheden aan of op de waterbodem of de rifeilanden;
13. het inrichten van kampeerplaatsen;
14. het plaatsen van boeien;
15. het verrichten van (proef)boringen.
b. De Minister kan de aanlegvergunning alleen verlenen indien de activiteit past binnen de bij de betreffende bestemming genoemde functies en geen afbreuk wordt gedaan aan de ter plaatse of in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, ecologische, archeologische, cultuurhistorische of geologische waarde of een goede opvang of afvloeiing van regen- en oppervlaktewater. Hierbij houdt de Minister in ieder geval rekening met de adviezen vanuit de inventarisatie die in het kader van Build with nature is uitgevoerd. Bij een afstand van minder dan 50 m van de gemiddelde hoogwaterlijn wordt expliciet gekeken naar de effecten van de werkzaamheden op de waarden en kwaliteiten binnen de gebieden van de bestemmingen Marinegebied en het Marinezones.
c. De Minister is met het oog op het instandhouden, het herstel of het verbeteren van deze waarden bevoegd om voorwaarden te verbinden aan de aanlegvergunning.
d. Geen aanlegvergunning is vereist voor:
1. het verrichten van normaal onderhoud;
2. het verrichten van werkzaamheden op basis van een door de Minister goedgekeurd beheers- of onderhoudsplan of een met het land Aruba gesloten beheersovereenkomst;
3. het verrichten van werkzaamheden die voortvloeien uit een door de Minister goedgekeurd verkavelingsplan en daaraan verbonden voorwaarden, mits dat verkavelingsplan niet ouder is dan 3 jaren voorafgaande aan het verrichten van de activiteit;
4. het verrichten van werkzaamheden op een kavel van minder dan 750 m² in de bestemmingen Stedelijk Woongebied, Centrumgebied Oranjestad en Centrumgebied San Nicolas.
[…]
Artikel 15 Strand
15.1
Functies
Binnen het gebied met de bestemming 'Strand' zijn de volgende functies toegestaan:
a. dagrecreatie;
b. het behoud, herstel en de ontwikkeling van aanwezige natuurlijke, ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische waarden;
c. aanleg, behoud en herstel van watersystemen;
d. het houden van evenementen ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein'.
[…]
15.3
Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van een gebouw, een constructie en een terrein voor:
a. het houden van evenementen, niet zijnde trouwceremonies, buiten het gebied dat is aangeduid als evenemententerrein;
b. het parkeren buiten de officiële parkeerterreinen;
c. het rijden met gemotoriseerde voertuigen anders dan voor beheer en toezicht;
d. het rijden met paarden en andere trekdieren.
[…]
15.5
Wijzigingsbevoegdheid
a. De Minister kan de voorschriften van deze bestemming en de algemene bouw- en gebruiksvoorschriften voor de locaties als genoemd onder 15.4 wijzigen ten behoeve van een kwaliteitsverbetering, indien dit:
1. geen afbreuk doet aan de aanwezige waarden;
2. noodzakelijk is voor een duurzame bedrijfsvoering.
b. Op de voorbereiding van een wijzigingsplan is de openbare voorbereidingsprocedure van artikel 20 van de Landsverordening ruimtelijke ontwikkeling van toepassing.
[…]
Artikel 29 Marinezones
29.1
Functies
Binnen het gebied met de bestemming 'Marinezones' zijn de volgende functies toegestaan:
a. het behoud, herstel en de ontwikkeling en beheer van aanwezige natuurlijke, ecologische waarden;
b. het behoud, herstel en de ontwikkeling van cultuurhistorische waarden'
c. dagrecreatief medegebruik in door de beheerder aangewezen gebieden met uitzondering van de in lid 29.3 onder c genoemde zone. Tot dit medegebruik behoort in ieder geval zwemmen, snorkelen, duiken, boardsurfen, windsurfen, kitesurfen binnen de in lid 29.3 onder b genoemde zone, kanoën, varen in boten, jetski's en speedboten en recreatief vissen;
d. medegebruik met een economisch belang ter plaatse van de aanduiding 'tevens economisch belang'. Hiertoe behoren scheepsvaart, havenactiviteiten, jachthavens en commerciële visserij;
e. medegebruik met een toeristisch belang ter plaatse van de aanduiding 'tevens toeristisch belang';
f. duurzame energie;
g. waterstaatkundige voorzieningen.
h. gebruik door marinierskazerne en kustwacht ter plaatste van de aanduiding ‘Zonering Marinierskazerne Savaneta’.
[…]
Artikel 30 Begrippen
In deze voorschriften wordt verstaan onder:
[…]
30.18
Bouwwerk
Elk bouwsel van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
[…]
30.2
Constructie
Bouwwerk dat geen gebouw is;
[…]
30.27
Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
[…]