ECLI:NL:OGHACMB:2024:159

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
CUR2022H00057
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijkheid van de bestuurder van een vennootschap in kredietovereenkomsten

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 27 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of de bestuurder van een vennootschap, [bestuurder], zich jegens de bank, Korpodeko, heeft verbonden als hoofdelijk schuldenaar. Korpodeko had kredieten verstrekt aan de besloten vennootschap Caribbean Hospitality Management B.V. (CHM), waarvan [bestuurder] de statutair bestuurder was. In de brieven van Korpodeko werd [bestuurder] aangeduid met de term 'en/of', wat aanleiding gaf tot de vraag of hij persoonlijk aansprakelijk was voor de schulden van CHM.

Het Hof heeft vastgesteld dat Korpodeko niet in het bewijs is geslaagd dat [bestuurder] zich als hoofdelijk schuldenaar had verbonden. Het Gerecht in eerste aanleg had de vordering van Korpodeko afgewezen, en het Hof heeft deze beslissing bevestigd. Het Hof oordeelde dat de zorgplicht van Korpodeko jegens [bestuurder] niet was geschonden en dat [bestuurder] voldoende op de hoogte was van zijn verplichtingen. De zaak werd naar de rol verwezen voor verdere behandeling, waarbij Korpodeko de gelegenheid kreeg om aan te tonen welke stappen zij had ondernomen om de bedongen zekerheden te realiseren voordat zij [bestuurder] aansprakelijk stelde.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van kredietverleners en de noodzaak voor duidelijke communicatie over de verplichtingen van bestuurders in kredietovereenkomsten. Het Hof heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling, waarbij beide partijen de kans krijgen om hun standpunten verder toe te lichten.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024
Registratienummers: CUR201802309 – CUR2022H00057
Uitspraak: 27 augustus 2024
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
de stichting
KORPORASHON PA DESAROYO DI KÒRSOU,
gevestigd in Curaçao,
in eerste aanleg eiseres, thans appellante,
gemachtigde: mr. M.F. Bonapart,
tegen
[BESTUURDER],
wonende in Curaçao,
in eerste aanleg gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. A.C. Small.
Partijen worden hierna Korpodeko en [bestuurder] genoemd.

1.De zaak in het kort

[bestuurder] was bestuurder van een besloten vennootschap die een hotel exploiteerde. Korpodeko heeft kredieten verstrekt aan (in elk geval) de besloten vennootschap. In brieven van Korpodeko over de verstrekte kredieten wordt [bestuurder] genoemd met de aanduiding ‘en/of’. De besloten vennootschap is failliet verklaard.
In dit geding vordert Korpodeko betaling door [bestuurder] van een uitstaand saldo van ruim NAf 400.000. Het Gerecht heeft de vordering afgewezen op de grond dat niet kan worden aangenomen dat [bestuurder] zich als hoofdelijk schuldenaar heeft verbonden tot nakoming van de vordering van Korpodeko op de besloten vennootschap.
In dit hoger beroep beoordeelt het Hof de vordering opnieuw.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 21 maart 2022 ingekomen akte van appel is Korpodeko in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gewezen en op 6 september 2021 en 14 februari 2022 uitgesproken vonnissen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht).
2.2
Bij op 3 mei 2022 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft Korpodeko acht grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Daarbij heeft zij de grondslagen van haar vordering vermeerderd. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en haar vordering alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [bestuurder] in de proceskosten in beide instanties.
2.3
Bij op 18 juli 2022 ingekomen memorie van antwoord heeft [bestuurder] de grieven bestreden. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van Korpodeko in de kosten, uitvoerbaar bij voorraad.
2.4
Op 11 oktober 2022 hebben de gemachtigden van partijen pleitnotities ingediend.
2.5
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.

3.De beoordeling

Feiten
3.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1.1 [
[bestuurder] was statutair bestuurder van de besloten vennootschap Caribbean Hospitality Management B.V. (hierna: CHM). CHM exploiteerde hotel Howard Johnson aan het Brionplein te Otrobanda, Curaçao.
3.1.2
Bij brief van 23 april 2007, gericht aan “[bestuurder] en/of Caribbean Hospitality Management B.V.”, heeft Korpodeko onder meer het volgende geschreven:
Geachte directie,
Namens het Bestuur van [Korpodeko] heb ik het genoegen u mede te delen dat Korpodeko in beginsel bereid is aan [bestuurder] en/of Caribbean Hospitality Management B.V. (...) een lening te verstrekken maximaal groot NAf. 600.000,= (…) teneinde u behulpzaam te zijn bij het Remodelleren van uw hotel op Brionplein z/n om te gaan opereren onder de Wyndham vlag (...).
De brief bevat passages onder de kopjes “Modaliteiten van ons krediet”, “Zekerheden” en “Overige voorwaarden en bepalingen”. Bij de zekerheden wordt de naam [bestuurder] niet genoemd en wordt ook geen borgstelling genoemd. Bij de overige voorwaarden en bepalingen wordt onder meer vermeld (onder 2):
Levenrisico verzekering ten name van [bestuurder] ten bedrage van NAf. 600.000,-- voor de duur van onze leningsovereenkomst.
In de betreffende polissen dient Korpodeko als eerste begunstigde te worden aangetekend.
Onder 10 staat een lange en complexe zin waarin onder meer staat:
Korpodeko is bevoegd het opgenomen bedrag (…) onmiddellijk (…) op te eisen, indien (…) u en/of de vennootschap zodanige handelingen verricht of nalaat (…) dat ten gevolge daarvan (…) gegronde vrees voor onverhaalbaarheid van onze vorderingen op uw persoon of de vennootschap kan ontstaan (…).
[bestuurder] heeft de brief tweemaal voor akkoord ondertekend: eenmaal boven zijn eigen naam en eenmaal boven de naam van CHM.
3.1.3
Bij notariële akte van 29 mei 2007 zijn zekerheden aan Korpodeko verstrekt: aandelen zijn verpand, vorderingen zijn gecedeerd en goederen zijn in fiduciaire eigendom overgedragen. Blijkens die akte is [bestuurder] voor de notaris verschenen. In de akte staat onder meer:
Heden (…) verschenen voor mij,
(…):
1. [BESTUURDER] (…), ten deze handelende in zijn hoedanigheid van:
a. directeur van en als zodanig rechtsgeldig vertegenwoordigende [[Naam] Holding N.V.], hierna te noemen “de Vennootschap”;
b. enig aandeelhouder van de Vennootschap, hierna te noemen “Pandgever”; en
c. directeur van en als zodanig rechtsgeldig vertegenwoordigende de (…) vennootschap “CARIBBEAN HOSPITALITY MANAGEMENT B.V.” (…);
2. (…)
OVERWEGENDE:
a. (…)
b. dat de kredietgever, [bestuurder] en Caribbean Hospitality Management B.V., gevestigd te Curaçao – hierna [bestuurder] en Caribbean Hospitality Management B.V. ieder afzonderlijk of tezamen ook te noemen “de kredietnemer” – een Leningsovereenkomst zijn aangegaan de dato drie en twintig april tweeduizend zeven (…)
c. dat [bestuurder] en Caribbean Hospitality Management B.V. hebben verklaard de Lening en de daaruit voortvloeiende renten en kosten onder hoofdelijke aansprakelijkheid aan de kredietgever terug te betalen;
d. (…).
3.1.4
Bij brief van 6 november 2007, gericht aan “[bestuurder] en/of Caribbean Hospitality Management B.V.”, heeft Korpodeko onder meer het volgende geschreven:
Geachte directie,
Namens het Bestuur van [Korpodeko] heb ik het genoegen u mede te delen dat Korpodeko akkoord gaat met uw verzoek om artikel 5 uit ons kredietarrangement d.d. 23 april 2007 (…) te laten vervallen.
3.1.5
Bij brief van 26 juli 2011, gericht aan “[bestuurder] en/of Caribbean Hospitality Management B.V.”, heeft Korpodeko onder meer het volgende geschreven:
Geachte directie,
Namens het Bestuur van [Korpodeko] hebben wij het genoegen u mede te delen dat Korpodeko bereid is aan [bestuurder] en/of Caribbean Hospitality Management B.V. (...) een additioneel kredietfaciliteit te verstrekken ten bedrage van Ang. 180.000,00 (...) teneinde u behulpzaam te zijn om energiebesparende apparatuur voor de vennootschap aan de schaffen (...).
Dit additioneel krediet zal worden geconsolideerd met de reeds bij ons lopende kredietarrangementen d.d. 23 april 2007 (...).
In deze brief worden dezelfde zekerheden genoemd als in de brief van 23 april 2007 en wordt verwezen naar de voorwaarden en bepalingen die in die brief zijn opgenomen. [bestuurder] heeft ook deze brief tweemaal ondertekend, op dezelfde wijze als de brief van 23 april 2007.
3.1.6
Bij brief van 17 januari 2014, gericht aan “Caribbean Hospitality Management B.V. en/of [bestuurder]”, heeft Korpodeko onder meer het volgende geschreven:
Geachte [bestuurder],
Onder verwijzing naar onze recente besprekingen heeft [Korpodeko] het genoegen u te bevestigen dat de Korpodeko overeenkomstig uw verzoek bereid is de navolgende kredietfaciliteit – tot herroeping harerzijds – aan Caribbean Hospitality Management B.V. en/of [bestuurder] (hierna te noemen "de DEBITEUR") te verstrekken tegen de hierna volgende modaliteiten.
(…)
Doel: Renovatie kamers en aanvulling exploitatie tekortkoming door al verrichte investering in meubilair en inrichting kamers.
(…)
Zekerheden voor het onderhavige krediet
De navolgende zekerheden dienen ten gunste van Korpodeko te worden verstrekt.
(…)
I. Risicoverzekering dient te zijn afgesloten ten name van [bestuurder] ten bedrage van ANG 495.211,00 voor de duur van onze kredietfaciliteit, waarbij op de desbetreffende polis Korpodeko als eerste begunstigde dient te worden aangetekend.
J. Persoonlijke ongevallenverzekering dient te zijn afgesloten ten name van [bestuurder] ten bedrage van ANG 990.000,00 voor de duur van de kredietfaciliteit, waarbij op de desbetreffende polis Korpodeko als eerste begunstigde dient te worden aangetekend.
K. (…)
[bestuurder] heeft deze brief ondertekend boven de aanduiding “Caribbean Hospitality Management B.V. en/of [bestuurder]”, met daarbij het identiteitsnummer van [bestuurder].
3.1.7
Bij akte van 21 januari 2014 is een airconditioningsysteem (gedeeltelijk) in fiduciaire eigendom aan Korpodeko overgedragen. In de akte staat onder meer:
Caribbean Hospitality Management B.V. en/of [bestuurder], gevestigd te Brionplein Otrobanda,
hierna te noemen debiteur
[bestuurder] heeft deze brief ondertekend boven de aanduiding “Caribbean Hospitality Management B.V. en/of [bestuurder]”.
3.1.8
Bij e-mail van 18 mei 2016 aan Korpodeko (met cc naar diverse advocaten) heeft [bestuurder] commentaar gegeven of een e-mail van Korpodeko door in die e-mail van Korpodeko in rood opmerkingen op te nemen. Onder meer heeft hij als commentaar gegeven:
Ik ben volledig op de hoogte van de voorwaarden en mijn persoonlijke borgstelling van de kredietovereenkomst tussen CHM en Korpodeko.
3.1.9
Bij brieven van 18 mei 2016 en 9 juni 2016, gericht aan “Caribbean Hospitality Management B.V. t.a.v. [bestuurder]” heeft Korpodeko aanmaningen verzonden tot betaling van de achterstand op de lening.
3.1.10
Bij e-mail van 26 september 2016 heeft [bestuurder] onder meer bericht:
Een mogelijk faillissement van CHM zou voor mij persoonlijk desastreus zijn gezien ik persoonlijk garant staat voor de lening van CHM.
3.1.11
Bij brief van 26 april 2017, gericht aan [bestuurder], heeft Korpodeko onder meer het volgende geschreven:
Naar aanleiding van de kredietovereenkomsten van 23 april 2007 en 28 februari 2014 en uw lening in ons boeken waarbij u persoonlijk hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld, delen wij u het volgende mede.
Caribbean Hospitality Management B.V. komt haar verplichtingen jegens Korpodeko al een tijd niet na. (...)
Op basis hiervan heeft Korpodeko besloten verdere stappen te nemen om haar belangen te beschermen en spreken wij u hierbij nogmaals persoonlijk aan.
Het openstaande bedrag van Caribbean Hospitality Management B.V. en/of [bestuurder] bedraagt per heden ANG 380.988,60 plus rente en kosten.
Deze brief is op 26 april 2017 in persoon aan [bestuurder] betekend.
3.1.12
Bij vonnis van 6 december 2017 (zaaknummer F. 84303/2017) heeft het Gerecht CHM in staat van faillissement verklaard.
3.1.13
Bij brief van 7 maart 2018 heeft de gemachtigde van Korpodeko [bestuurder] verzocht binnen vijf dagen NAf 468.632,82 te betalen en aangekondigd dat Korpodeko anders zou overgaan tot gerechtelijke invordering. Het bedrag is een hoofdsom van NAf 404.342,38, vermeerderd met incassokosten en omzetbelasting. [bestuurder] heeft het bedrag niet betaald.
3.1.14
Op 18 juni 2018 heeft Korpodeko ten laste van [bestuurder] conservatoir beslag doen leggen.
3.1.15
Bij beschikking van 28 augustus 2018 (zaaknummer F. CUR201703509) heeft het Gerecht de opheffing van het faillissement van CHM bevolen bij gebrek aan baten.
Vorderingen
3.2
In deze rechtszaak heeft Korpodeko betaling door [bestuurder] gevorderd van NAf 404.342,38, vermeerderd met 15% incassokosten en 6% overeengekomen rente.
Beslissingen van het Gerecht
3.3
Bij het bestreden tussenvonnis heeft het Gerecht overwogen dat het beroep van [bestuurder] op misbruik van omstandigheden en op misbruik van economische machtspositie faalt (rov. 4.3-4.4).
3.4
Vervolgens heeft het Gerecht in het tussenvonnis de vraag aan de orde gesteld of [bestuurder] zich als hoofdelijk schuldenaar heeft verbonden tot nakoming van de vordering van Korpodeko op CHM (rov. 4.5-4.8). In verband daarmee heeft het Gerecht Korpodeko opgedragen het volgende te bewijzen:
a. dat Korpodeko [bestuurder] bij elke kredietovereenkomst duidelijk heeft gemaakt dat het krediet enkel aan CHM zou worden verstrekt als [bestuurder] zich als hoofdelijk schuldenaar zou verbinden en dat de en/of-bepaling daarop zag;
b. dat Korpodeko zich ervan heeft vergewist dat [bestuurder] de gevolgen die de ondertekening van de kredietovereenkomsten voor hem (persoonlijk) zou hebben, heeft begrepen; en
c. dat [bestuurder] heeft ingestemd met de verplichting zich als hoofdelijk schuldenaar van de aan CHM verstrekte kredieten te verbinden.
3.5
Bij het bestreden eindvonnis heeft het Gerecht de vordering afgewezen. Daartoe heeft het Gerecht overwogen dat Korpodeko niet in het opgedragen bewijs is geslaagd.
Beoordeling door het Hof
3.6
Het antwoord op de vraag wie partij is bij een overeenkomst is afhankelijk van hetgeen partijen jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Tot de omstandigheden die in dit verband in aanmerking moeten worden genomen, behoort tevens de voor de wederpartij kenbare hoedanigheid en de context waarin partijen optraden (HR 29 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1615).
3.7
De maatschappelijke functie van een kredietverlener als Korpodeko brengt mee dat zij een bijzondere zorgplicht heeft. Die geldt in de eerste plaats jegens haar cliënten. Als die cliënten rechtspersonen zijn, geldt de zorgplicht jegens degenen die de rechtspersonen vertegenwoordigen, zoals bestuurders. In dit geval geldt de zorgplicht daarom jegens [bestuurder]. De reikwijdte van de zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het geval. De zorgplicht houdt onder meer in dat de kredietverlener haar cliënt naar behoren informeert en in sommige gevallen waarschuwt.
3.8
Bij de vraag naar de reikwijdte van de zorgplicht is in dit geval ten nadele van [bestuurder] van belang dat [bestuurder] niet kan worden aangemerkt als particulier in de zin van art. 7:857 BW. De daar gegeven omschrijving van een particulier is ook buiten borgstelling van belang. [bestuurder] is weliswaar een natuurlijke persoon, maar aangenomen moet worden dat hij bij de ondertekening van de diverse brieven als hierboven genoemd handelde in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf en/of ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van CHM, waarvan hij in elk geval bestuurder was (hoe het zit met het aandeelhouderschap van CHM is het Hof onvoldoende duidelijk geworden). [bestuurder] heeft in elk geval onvoldoende gesteld om aan te nemen dat hij kan worden aangemerkt als particulier in de zin van art. 7:857 BW.
3.9
Hetgeen hiervoor is overwogen over het bestaan en de reikwijdte van de zorgplicht moet in aanmerking worden genomen bij de beantwoording van de vraag of [bestuurder] partij is bij de kredietovereenkomsten.
3.1
In het algemeen duidt de aanduiding ‘en/of’ bij een bank of kredietinstelling erop dat degenen die door die aanduiding aan elkaar verbonden worden, een gelijke positie jegens de bank of de kredietinstelling innemen. Bij een betaalrekening hebben rekeninghouders die zo worden aangeduid in het algemeen dezelfde rechten en plichten jegens de bank. Dat kan ook zo zijn bij een lening of krediet. [bestuurder] moet dat zo begrepen hebben, althans Korpodeko mocht daar redelijkerwijs van uitgaan. De hierboven aangehaalde brieven bevatten niet alleen de aanduiding ‘en/of’, maar in twee gevallen (de brieven van 23 april 2007 en 26 juli 2011) moest [bestuurder] ook tweemaal ondertekenen, in twee hoedanigheden. In de notariële akte van 29 mei 2007 staat dat [bestuurder] kredietnemer is en dat hij verklaard heeft de lening met renten en kosten onder hoofdelijke aansprakelijkheid te zullen terugbetalen. In de brief van 17 januari 2014 en de akte van 21 januari 2014 wordt hij aangeduid als debiteur. Uit de e-mails van [bestuurder] van 18 mei 2016 en 26 september 2016 blijkt dat [bestuurder] ook daadwerkelijk begreep dat hij bij het aangaan van de krediet persoonlijke verplichtingen was aangegaan. Gelet op dit alles moet aangenomen worden dat [bestuurder] partij is bij de kredietovereenkomsten en dat hij zich als hoofdelijk schuldenaar heeft verbonden tot nakoming van de vordering van Korpodeko op CHM uit de kredietovereenkomsten.
3.11
De zorgplicht van Korpodeko jegens [bestuurder] brengt ook mee dat zij voldoende duidelijk is in haar communicatie met [bestuurder]. Gelet op hetgeen hiervoor onder 3.10 is overwogen, moet in dit geval worden aangenomen dat voldoende duidelijk voor [bestuurder] was dat hij zich als hoofdelijke schuldenaar had verbonden, en dat Korpodeko daarvan mocht uitgaan. De omstandigheid dat de kredieten niet zijn verstrekt voor privédoeleinden van [bestuurder], maar ten behoeve van de uitoefening van het bedrijf van CHM, leidt niet tot een ander oordeel. Dat persoonlijke betrokkenheid van een bestuurder bij een bedrijfskrediet ook kan worden bereikt door middel van borgstelling, leidt evenmin tot een ander oordeel. Het was voldoende duidelijk voor [bestuurder] dat hij zich niet als borg, maar als hoofdelijk schuldenaar had verbonden, en Korpodeko mocht daarvan uitgaan. Ook voor het overige is onvoldoende gesteld of gebleken om een ander oordeel te kunnen rechtvaardigen. [bestuurder] heeft ook geen feiten gesteld of te bewijzen aangeboden die tot een ander oordeel kunnen leiden.
3.12
Het Hof verenigt zich dus niet met het tegengestelde oordeel van het Gerecht. Het Hof verenigt zich wel met de verwerping door het Gerecht van het beroep op misbruik van omstandigheden of van economische machtspositie bij het aangaan van de kredieten en met de overwegingen waarop die verwerping steunt.
3.13
Onder 3.4 en 3.5 van de conclusie van antwoord heeft [bestuurder] onder meer aangevoerd dat hij Korpodeko herhaaldelijk heeft gewezen op het naderende einde van de hotelexploitatie en dat hij transparant jegens Korpodeko is geweest over andere feitelijke exploitanten van het hotel, maar dat Korpodeko nimmer die andere exploitanten tot de orde heeft geroepen. Voor zover [bestuurder] daarmee heeft willen betogen dat CHM haar zorgplicht jegens [bestuurder] heeft geschonden door zich onvoldoende in te spannen om het faillissement van CHM te voorkomen, faalt dat betoog omdat [bestuurder] daarvoor onvoldoende heeft gesteld. Hierbij is van belang dat CHM als hotelexploitant en [bestuurder] als haar bestuurder in de eerste plaats zelf ervoor verantwoordelijk waren het faillissement van CHM te voorkomen. Zij waren immers degenen die verantwoordelijk waren voor de bedrijfsvoering van CHM. In het faillissementsverslag van 9 januari 2018 staat onder het kopje ‘Oorzaken faillissement’ dat het hotel kampte met achterstallig onderhoud, slechte recensies van gasten en een achterblijvende bezettingsgraad. Daarvoor is Korpodeko niet verantwoordelijk.
3.14
In beginsel brengt hoofdelijke verbondenheid mee dat de schuldenaar de vrije keuze heeft wie van de schuldenaren hij wenst aan te spreken op nakoming. De zorgplicht van Korpodeko jegens [bestuurder] kan echter meebrengen dat Korpodeko in de eerste plaats CHM aanspreekt. Ook kan die zorgplicht meebrengen dat Korpodeko voldoende inspanningen verricht om de bedongen zekerheden uit te winnen alvorens [bestuurder] in persoon aan te spreken. Onder 3.3, 3.5 en 4 van de conclusie van antwoord heeft [bestuurder] betoogd dat Korpodeko onvoldoende heeft gedaan om zich te verhalen op de bedrijfsgoederen die in fiduciair eigendom aan haar waren overgedragen.
3.15
Het Hof zal de zaak naar de rol verwijzen om Korpodeko in de gelegenheid te stellen bij akte te specificeren wat zij heeft gedaan om de bedongen zekerheden uit te winnen alvorens [bestuurder] in persoon aan te spreken. Daarbij dient zij in te gaan op de vraag wat zij heeft gedaan om zich te kunnen verhalen op de bedrijfsgoederen die in fiduciair eigendom aan haar waren overgedragen en op de vraag of zij zich in dat kader heeft verzet tegen de kennelijk door de fiscus gelegde bodembeslagen. [bestuurder] zal in de gelegenheid worden gesteld een antwoordakte in te dienen.
3.16 [
[bestuurder] heeft onder 3.6 en 3.7 van de conclusie van antwoord opmerkingen gemaakt over het gelegde beslag. [bestuurder] heeft echter niet duidelijk gemaakt wat het belang van deze opmerkingen is voor de toewijsbaarheid van de vordering van Korpodeko. Het Hof gaat daarom aan die opmerkingen voorbij.
3.17
Anders dan [bestuurder] onder 3.8 van de conclusie van antwoord heeft aangevoerd, sluit het door Korpodeko overgelegde leningoverzicht, voor zover het Hof kan beoordelen, goed aan op de brieven over de kredieten. Daarbij is niet van belang of in 2014 een nieuwe rechtsverhouding tussen partijen is ontstaan. Voor zover [bestuurder] de hoogte van de gevorderde hoofdsom heeft betwist, wordt die betwisting gepasseerd wegens onvoldoende motivering.
3.18 [
[bestuurder] heeft onder 3.9 van de conclusie van antwoord betwist dat Korpodeko buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft verricht. Hierop heeft Korpodeko niet gereageerd. Gelet daarop zal de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten niet worden toegewezen.
3.19
Het Hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verwijst de zaak naar de rol van 17 september 2024 voor akte aan de zijde van Korpodeko (zie rov. 3.15 en 3.18 hiervoor), waarna [bestuurder] in de gelegenheid zal worden gesteld een antwoordakte in te dienen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, C.G. ter Veer en C.J.H.G. Bronzwaer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 27 augustus 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.