ECLI:NL:OGHACMB:2024:147

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
AUA2022H00158
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhaal van een verzekeraar op een bestuurder na verkeersongeval met doorrijden

In deze zaak heeft de naamloze vennootschap NAGICO ARUBA N.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De zaak betreft een verkeersongeval dat op 6 februari 2015 plaatsvond, waarbij de bestuurder [geïntimeerde] door zijn schuld een ongeval veroorzaakte en vervolgens doorreed. NAGICO, als verzekeraar van de auto van [geïntimeerde], heeft uitkeringen gedaan aan de benadeelde en tracht zich nu te verhalen op [geïntimeerde]. Het Gerecht heeft de vordering van NAGICO slechts gedeeltelijk toegewezen, wat aanleiding gaf tot dit hoger beroep.

In het hoger beroep heeft NAGICO drie grieven aangevoerd tegen het vonnis van het Gerecht, waarbij zij verzoekt om het afgewezen deel van haar vordering alsnog toe te wijzen. Het Hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld, inclusief de schadeposten die door NAGICO zijn ingediend. Het Hof oordeelt dat [geïntimeerde] aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval en dat de dekking van zijn aansprakelijkheid in de verzekering is uitgesloten, omdat hij na het ongeval is doorgereden.

Het Hof heeft vastgesteld dat NAGICO recht heeft op verhaal op [geïntimeerde] en dat de benadeelde een eigen recht op schadevergoeding heeft. Na beoordeling van de aanvullende bewijsstukken en rapporten, heeft het Hof geoordeeld dat de benadeelde door het ongeval schade heeft geleden ter grootte van Afl. 17.000. Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht vernietigd en [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling aan NAGICO van een bedrag van Afl. 42.990,94, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft [geïntimeerde] in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024
Registratienummers: AUA202001173 – AUA2022H00158
Uitspraak: 30 juli 2024
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
NAGICO ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
in eerste aanleg eiseres,
thans appellante,
gemachtigde: mr. A.F. Kuster,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonende in Den Helder, Nederland,
in eerste aanleg gedaagde,
thans geïntimeerde,
procederende in persoon.
Partijen worden hierna Nagico en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

[geïntimeerde] heeft als bestuurder van een auto door zijn schuld een verkeersongeval veroorzaakt. Nagico heeft als verzekeraar naar aanleiding daarvan uitkeringen gedaan ten behoeve van de benadeelde.
In dit geding tracht Nagico zich te verhalen op [geïntimeerde]. Het Gerecht heeft de vordering van Nagico slechts gedeeltelijk toegewezen. In dit hoger beroep beoordeelt het Hof het afgewezen deel van de vordering opnieuw.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 29 juni 2022 ingekomen akte van appel is Nagico in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 25 mei 2022 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht). Bij op 4 juli 2022 ingekomen memorie van grieven, met een productie, heeft Nagico drie grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis gedeeltelijk zal vernietigen en het afgewezen deel van haar vordering alsnog zal toewijzen, met rente, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties.
2.2
Een memorie van antwoord is niet ingekomen.
2.3
Op 25 april 2023 heeft alleen de gemachtigde van Nagico pleitnotities ingediend.
2.4
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.
2.5
Bij e-mail van 25 mei 2023 aan de griffie van het Hof heeft [geïntimeerde] onder meer bericht:
Ik verweer mij in deze op eerdere documentatie die ik heb aangeleverd omtrent deze casenummer.

3.De beoordeling

Feiten
3.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1.1
Op 6 februari 2015 is [geïntimeerde] in Aruba als bestuurder van een auto in botsing gekomen met een andere auto. [geïntimeerde] had schuld aan dit verkeersongeval. De bestuurder van de andere auto (hierna: de benadeelde) heeft hierdoor letsel opgelopen. Na het ongeval is [geïntimeerde] doorgereden. De wettelijke aansprakelijkheid voor de auto die [geïntimeerde] bestuurde, was verzekerd bij Nagico.
3.1.2
Bij strafvonnis van 22 april 2015 heeft het Gerecht [geïntimeerde] veroordeeld wegens, kort gezegd, letsel door schuld in het verkeer, het verlaten van de plaats van het ongeval en het besturen van een auto met een ondeugdelijke rem. Daarbij heeft het Gerecht [geïntimeerde] veroordeeld tot een taakstraf en een geldboete en hem een tijdelijke rijontzegging opgelegd. Verder heeft het Gerecht [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van € 845,80 aan de benadeelde partij voor reis- en verblijfkosten van de moeder van de benadeelde partij.
3.1.3
Op 2 oktober 2015 heeft mr. C.C.M van Eekelen, senior expert personenschade bij Cunningham Lindsay Aruba N.V., een rapport uitgebracht over de schade van de benadeelde als gevolg van het verkeersongeval. Het rapport vermeldt onder meer:
Letsel:
Belanghebbende is als gevolg van het ongeval bewusteloos geraakt. Hij is naar het ziekenhuis gebracht alwaar bleek dat er een scheur in zijn schedel zat. Daarnaast had hij kneuzingen over zijn gehele lichaam en een wond bij zijn linkeroog. (…) Uiteindelijk is belanghebbende redelijk snel en goed genezen.
Hij heeft op dit moment nog wel last van de rug en heeft hiervoor ook fysiotherapie ondergaan. Hij heeft bij lang staan nog wel steeds een krampgevoel in zijn nek en rug en zijn nek is erg stijf. (…)
Gevorderde schade:
Belanghebbende was pas 3 dagen aan het werk bij Moomba Beach. Er was nog geen contract getekend en belanghebbende heeft geen ziekengeld ontvangen. Hij lijdt hierdoor schade. Hij is 2 maanden volledig arbeidsongeschikt geweest en vervolgens 2 maanden 50%. Daarna heeft hij zijn werkzaamheden bij Moomba Beach weer opgepakt. Naast het basissalaris mist belanghebbende de tipgelden. Belanghebbende geeft aan dat hij USD 120 bruto aan tip had kunnen verdienen. Ik heb aangegeven dat USD 50 per dag als redelijk kan worden aangenomen en dat wat mij betreft dit het uitgangspunt is voor de berekening van de schade. In totaal heeft belanghebbende 50 dagen geen tipgelden ontvangen.
Ook als dj heeft hij geen inkomen kunnen genereren gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid. Belanghebbende zou USD 175 per dag verdienen dat netto gemaakt moet worden. Hij zou 3 avonden in de week werken.
Verlies arbeidsvermogen basisloon netto NAF 3.900
Verlies arbeidsvermogen in verband met
gemiste tipgelden netto NAF 4.500
Verlies arbeidsvermogen in verband met
missen dj-werkzaamheden netto NAF 4.914
In verband met de reiskosten, verblijfskosten en extra kosten voor verzorging en dergelijke wordt een totaal van NAF 2.813 geclaimd. Daarnaast wordt er een telefoon gevorderd die mijns inziens is afgeschreven. De kosten voor het ticket van de moeder acht ik wel redelijk zeker gezien het feit dat er naast deze kosten geen extra mantelzorg wordt geclaimd wat mijns inziens ook redelijk had geweest.
Ik adviseer u dan ook deze schade te noteren. NAF 2.813
Kosten rechtsbijstand. Belanghebbende heeft bij [advocaat] informatie opgevraagd omdat zij geen idee hadden wat zij moesten doen.
Kosten NAF 79,50
Totaal NAF 16.206,50
Ik heb uitvoerig met belanghebbende gesproken over zijn verlies van arbeidsvermogen. Met name de tipgelden vindt belanghebbende niet goed gewaardeerd. Hij heeft onderbouwd dat hij meer aan tipgelden zou kunnen verdienen maar ik heb mij op het standpunt gesteld dat in ieder geval de tipgelden netto moeten worden gemaakt en dat USD 50 per dag alleszins redelijk is. Uiteindelijk heb ik aangegeven dat ik u zal adviseren om nu een bedrag van AWG 17.000 te betalen waarmee alle verschenen schade is gecompenseerd en de discussie hierover wordt beëindigd.
(…)
Ik verzoek u dan ook nu een bedrag van AWG. 17.000 betaalbaar te stellen waarmee in ieder geval de verschenen schade is betaald en er slechts een smartengeldvergoeding resteert.
3.1.4
Nagico heeft in totaal Afl. 42.990,94 ten behoeve van de benadeelde uitgekeerd, gespecificeerd als volgt:
1550 Third party total loss Afl. 6.250,00
1663 Medical bills 6.866,00
1745 Adjuster fee 150,00
1750 Medical bills 312,01
1781 Medical bills 325,00
1831 Medical bills 734,30
1892 Medical bills 102,75
2496 Professional services 1.339,80
2541 Advance payment on injury 17.000,00
2895 Professional services 939,26
4223 Advocaatkosten 3.477,29
4683 Professional services 512,33
7851 Full & final settlement 3.000,00
7880 Sedgwick 1.982,20
------------ +
Totaal Afl. 42.990,94
Vorderingen
3.2
In deze rechtszaak heeft Nagico betaling van Afl. 42.990,94 gevorderd, met nevenvorderingen. Hiertoe heeft zij zich beroepen op een recht op verhaal.
Beslissingen van het Gerecht
3.3
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht de hoofdsom toegewezen tot Afl. 26.070,44. Dit is gespecificeerd als volgt:
1550 Third party total loss Afl. 6.250,00
1663 Medical bills 6.866,00
1745 Adjuster fee 150,00
1750 Medical bills 312,01
1781 Medical bills 325,00
1831 Medical bills 734,30
1892 Medical bills 102,75
2496 Professional services 1.339,80
2541 Advance payment on injury 79,50
2895 Professional services 939,26
4223 Advocaatkosten 3.477,29
4683 Professional services 512,33
7851 Full & final settlement 3.000,00
7880 Sedgwick 1.982,20
------------ +
Totaal Afl. 26.070,44
3.4
Het Gerecht heeft post 2541, waarvoor Afl. 17.000 gevorderd was, dus slechts toegewezen tot Afl. 79,50. Het meerdere heeft het Gerecht afgewezen op grond van, verkort weergegeven, de volgende overweging (rov. 4.5.5). Bij de afhandeling van de schade is Nagico onvoldoende zorgvuldig geweest en heeft zij onvoldoende rekening gehouden met de belangen van [geïntimeerde]. Het lijkt er naar het oordeel van het Gerecht op dat bij de schadeafhandeling weinig kritisch is omgesprongen met de informatie die van de benadeelde werd ontvangen en geen nader onderzoek is gedaan. Hierdoor kan het Gerecht het causaal verband tussen het verkeersongeval en de schadeposten niet vaststellen.
Beoordeling door het Hof
3.5 [
[geïntimeerde] is aansprakelijk voor de gevolgen van het ongeval. Aangezien [geïntimeerde] na het ongeval is doorgereden, is de dekking van zijn aansprakelijkheid in de verzekering uitgesloten. De benadeelde heeft een eigen recht op schadevergoeding jegens Nagico. Nagico heeft verhaal op [geïntimeerde]. Dit alles staat in dit geding niet ter discussie. De verschuldigdheid en de hoogte van de toegewezen posten zijn in dit hoger beroep ook niet meer aan de orde.
3.6
Het hoger beroep is gericht tegen de afwijzing (grotendeels) van post 2541. Nagico heeft een aanvullend rapport van Cunningham Lindsay Aruba N.V. van 21 juni 2022 in het geding gebracht. In dit aanvullend rapport wordt onder meer een beroep gedaan op:
- een brief van een algemeen chirurg over de arbeidsongeschiktheid van de benadeelde;
- foto’s van het ongeval;
- salarisstroken van de benadeelde;
- overzichten van ontvangen tipgelden bij de werkgever van de benadeelde;
- schriftelijke verklaring van de opdrachtgever van dj-werkzaamheden van de benadeelde; en
- een ticket en andere nota’s van de moeder van de benadeelde.
3.7
Het bestaan en de omvang van schade door verminderd arbeidsvermogen als gevolg van een aansprakelijkheidvestigende gebeurtenis dient te worden vastgesteld door een vergelijking te maken tussen het inkomen van de benadeelde in de feitelijke situatie na die gebeurtenis en het inkomen dat de benadeelde in de hypothetische situatie zonder die gebeurtenis (hierna: de hypothetische situatie) zou hebben verworven. De stelplicht en bewijslast van het bestaan en de omvang van de schade rusten in beginsel op de benadeelde. Aan de benadeelde mogen in het kader van de vergelijking tussen de feitelijke en de hypothetische situatie echter geen strenge eisen worden gesteld. Bij het vergelijken van de feitelijke en de hypothetische situatie moet naar redelijkheid worden ingeschat hoe het inkomen van de benadeelde zich zal ontwikkelen respectievelijk hoe het zich zonder de aansprakelijkheidvestigende gebeurtenis zou hebben ontwikkeld. Bij deze inschattingen komt het aan op redelijke verwachtingen omtrent toekomstige ontwikkelingen in het arbeidsvermogen van de benadeelde na die gebeurtenis, respectievelijk zonder die gebeurtenis. In dat verband dienen de goede en kwade kansen te worden afgewogen, bij welke afweging de rechter een aanzienlijke mate van vrijheid heeft (HR 12 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:568, rov. 3.1.2).
3.8
Het betoog van Nagico in hoger beroep slaagt grotendeels. Gelet op de nadere onderbouwing van de schadebegroting en op bovenstaand beoordelingskader moet in beginsel worden aangenomen dat de benadeelde door het ongeval schade heeft geleden ter grootte van Afl. 17.000, met inachtneming van het volgende.
3.9 [
[geïntimeerde] heeft bij conclusie van dupliek ook ander verweer tegen de schadepost van Afl. 17.000 gevoerd. Over dit verweer oordeelt het Hof als volgt.
3.9.1
Tipgelden kunnen als rechtmatig gederfde inkomsten worden opgevoerd. In het midden kan blijven of de benadeelde belasting placht te betalen over de ontvangen tipgelden. Zie over de wijze waarop zwarte inkomsten in aanmerking kunnen worden genomen bij de begroting van letselschade in het algemeen: HR 12 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:568, rov. 3.1.3.
3.9.2
Het is redelijk dat de benadeelde de uitgaven die zijn moeder heeft gedaan, aan haar vergoedt en dat dit wordt opgevoerd als door het verkeersongeval veroorzaakte schade van de benadeelde (zie art. 6:107 lid 1 BW).
Op 3 oktober 2018 heeft [geïntimeerde] € 845,80 betaald aan het CJIB te Leeuwarden, Nederland. Blijkens het hiervoor genoemde strafvonnis van 22 april 2015 is dat voor reis- en verblijfkosten van de moeder van de benadeelde. Daarmee had de schade-expert rekening kunnen houden in het schaderapport van 2 oktober 2015. Daarom zal het Hof dat bedrag aftrekken van het in dat rapport begrote bedrag van NAF 2.813 voor uitgaven van de moeder van de benadeelde.
3.9.3
De kostenpost voor dj-werkzaamheden is voldoende onderbouwd in het aanvullende rapport. Daarin wordt een schriftelijke verklaring van de opdrachtgever genoemd.
3.1
Bovenstaande oordelen werken door in de veroordeling tot vergoeding van wettelijke rente, met name in de daarbij te hanteren data van ingang. De wettelijke rente dient te worden toegewezen overeenkomstig hetgeen Nagico daarover heeft aangevoerd bij pleitnota in hoger beroep, met inachtneming van de aftrek voor de kosten van de moeder. [geïntimeerde] heeft bij conclusie van dupliek aangevoerd dat hij zich niet verborgen heeft gehouden, maar slechts specificatie van de vordering heeft verlangd voordat hij zou betalen. Wat daarvan zij, dat is geen reden om wettelijke rente af te wijzen of later te laten ingaan. Omwille van de duidelijkheid zal het Hof het gehele vonnis vernietigen en een geheel nieuw dictum uitspreken. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan Nagico een bedrag van Afl. 42.990,94 minus € 845,80, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van Afl. 34.019,12 minus € 845,80 vanaf 9 september 2016 en over een bedrag van Afl. 8.971,82 vanaf 6 mei 2020 tot aan de dag van betaling;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van Nagico gevallen en begroot op Afl. 3.447,44;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Nagico gevallen en tot op heden begroot op Afl. 1.697,44 aan verschotten en Afl. 4.500,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.M. van der Bunt, G.C.C. Lewin en C.G. ter Veer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 30 juli 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.