ECLI:NL:OGHACMB:2024:143

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
AUA2023H00202
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over schadevergoeding bij autoschade en cataloguswaarde

In deze zaak vordert Massimo Consultant and Financial Services N.V. (hierna: Massimo) in kort geding betaling van schade en kosten in verband met autoschade. De zaak betreft een aanrijding op 4 december 2019 waarbij de auto van [autobezitter] beschadigd is geraakt door een fout van een derde. Massimo, die de schadeclaim van [autobezitter] heeft overgenomen, heeft een vordering ingesteld tegen de verzekeraar, Citizens Insurance, die de aansprakelijkheid van de derde dekt. In een eerder vonnis van 24 januari 2023 heeft het Hof geoordeeld dat Citizens bij de schadevergoeding moet uitgaan van een cataloguswaarde van Afl. 105.570. Massimo vordert nu aanvullende schadevergoeding, omdat zij meent dat Citizens te laat heeft betaald en dat de schade door deze vertraging is toegenomen. Het Gerecht heeft de vorderingen van Massimo in eerste aanleg afgewezen, omdat zij het spoedeisend belang niet aannemelijk heeft gemaakt en de vorderingen niet in een bodemprocedure toewijsbaar zijn. Het Hof bevestigt deze beslissing, oordelend dat Massimo onvoldoende bewijs heeft geleverd van haar financiële noodzaak en dat de vertraging in de uitkering grotendeels aan haar zelf kan worden toegerekend. Het Hof concludeert dat Massimo geen recht heeft op de gevorderde schadevergoeding en bevestigt het vonnis van het Gerecht, waarbij Massimo wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024
Registratienummers: AUA202303535 – AUA2023H00202
Uitspraak: 30 juli 2024
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in kort geding in de zaak van:
de naamloze vennootschap
MASSIMO CONSULTANT AND FINANCIAL SERVICES N.V.,
gevestigd in Aruba,
in eerste aanleg eiseres, thans appellante,
vertegenwoordigd door haar bestuurder [bestuurder],
tegen
de naamloze vennootschap
NETHERLANDS ANTILLES & ARUBA ASSURANCE COMPANY N.V.,
handelende onder de naam
CITIZENS INSURANCE,
gevestigd in Aruba,
in eerste aanleg gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. A.F. Kuster.
Partijen worden hierna Massimo en Citizens genoemd.

1.De zaak in het kort

In dit kort geding vordert Massimo betaling van schade en kosten in verband met een autoschade. Dit Hof heeft bij vonnis van 24 januari 2023 een oordeel gegeven over de door de verzekeraar te hanteren cataloguswaarde bij de berekening van de schade-uitkering. Naar aanleiding van dit vonnis heeft de verzekeraar een nadere betaling gedaan.
Massimo vordert in dit kort geding diverse bedragen op grond van het verwijt dat de verzekeraar die betaling niet eerder heeft gedaan. Het Gerecht heeft de vorderingen afgewezen. In dit hoger beroep beoordeelt het Hof de vorderingen opnieuw.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 20 december 2023 ingekomen akte van appel is Massimo in hoger beroep gekomen van het in kort geding tussen partijen gewezen en op 12 december 2023 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht).
2.2
Bij op 4 januari 2024 ingekomen memorie van grieven, met een productie, heeft Massimo zes grieven aangevoerd en toegelicht en een petitum geformuleerd.
2.3
Een memorie van antwoord is niet ingediend.
2.4
Op 31 mei 2024 heeft Massimo een productie ingediend.
2.5
Op 4 juni 2024 hebben [bestuurder] en mr. Kuster de zaak bepleit aan de hand van pleitnotities, waarvan exemplaren zijn overgelegd. Aan de zijde van Citizens is verder verschenen: [claimspecialist], claimspecialist. Vragen van het Hof zijn beantwoord. [bestuurder] en mr. Kuster hebben gebruik gemaakt van een tweede spreektermijn.
2.6
Vonnis is gevraagd en bepaald op vandaag.

3.De beoordeling

Uitgangspunten
3.1
Het Hof gaat uit van het volgende.
3.1.1
Op 4 december 2019 heeft een aanrijding plaatsgevonden waarbij de Honda Pilot (hierna: de auto) van [autobezitter] (hierna: [autobezitter]) beschadigd is geraakt door een fout van een derde. [autobezitter] had de auto casco verzekerd bij Massy United Insurance. De aansprakelijkheid van de derde was verzekerd bij Citizens.
3.1.2 [
[autobezitter] heeft een schadeclaim ingediend bij Citizens en zijn vorderingen op Citizens uit de aanrijding gecedeerd aan Massimo.
3.1.3
Op 12 december 2019 heeft Citizens Massimo aangeboden te betalen: Afl. 8.193 als vergoeding voor
time lossen Afl. 28.171,60 als vergoeding wegens schade aan de auto (die door Citizens als economisch
total losswerd beschouwd).
3.1.4
Massimo heeft geweigerd die betalingen in ontvangst te nemen.
3.1.5
Op 30 september 2020 heeft [autobezitter] een kort geding tegen Citizens aangespannen (zaaknummer AUA202002414). [autobezitter] heeft, verkort weergegeven, uitkering gevorderd van de nieuwwaarde van de auto. Het petitum luidde onder meer:
I. Ik eis dat Citizens Insurance mij een nieuwe auto vergoed, althans de waarde van een nieuwe auto vergoed conform de nieuwwaarde van mijn auto zoals vermeld op mijn verzekeringspolis.
II. (…)
3.1.6
Op 18 januari 2021 heeft Citizens Afl. 8.193 aan Massimo betaald wegens
loss of use. Massimo heeft deze betaling onder protest aanvaard.
3.1.7
Bij vonnis in kort geding van 6 oktober 2021 heeft het Gerecht de vordering van [autobezitter] afgewezen (zaaknummer AUA202002414). [autobezitter] is hiertegen in hoger beroep gegaan (zaaknummer AUA2021H00198). In dat hoger beroep heeft het Hof Massimo toegelaten om tussen te komen. Bij vonnis van 24 januari 2023 heeft het Hof het vonnis van 6 oktober 2021 in de zaak tussen [autobezitter] en Citizens bevestigd. In de zaak tussen Massimo en Citizens heeft het Hof voor recht verklaard dat Citizens bij de berekening van de
day valueen de
actual market valuevan de auto moet uitgaan van een cataloguswaarde van Afl. 105.570.
3.1.8
Naar aanleiding van het vonnis van het Hof heeft Citizens op 9 maart 2023 Afl. 36.018 aan Massimo betaald. Dit bedrag is het totaal van Afl. 31.097 als vergoeding voor schade aan de auto, Afl. 3.046,66 aan wettelijke rente en Afl. 1.875 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.1.9
Massimo heeft deze betaling onder protest aanvaard.
Vorderingen
3.2
In dit kort geding heeft Massimo gevorderd, verkort weergegeven:
a. bevel om een schade-expert opdracht te geven de schade te taxeren die het gevolg is van de jarenlange stilstand van de auto wegens het uitblijven van een schade-uitkering;
en betaling, versterkt door dwangsommen, van:
b. de door de expert getaxeerde gevolgschade;
c. kosten van time loss;
d. gederfde inkomsten;
e. stallingskosten;
f. imagoschade;
g. buitengerechtelijke incassokosten;
h. wettelijke rente;
i. proceskosten.
Beslissingen van het Gerecht
3.3
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht de vorderingen afgewezen. Hiertoe heeft het Gerecht, verkort weergegeven, overwogen dat Massimo het spoedeisend belang bij haar vorderingen niet aannemelijk heeft gemaakt (rov. 4.4) en dat niet aannemelijk is dat de vorderingen in een bodemprocedure zullen worden toegewezen, nu het causaal verband betwist is en de vraag naar het causaal verband zich niet leent voor beoordeling in dit kort geding (rov. 4.5).
Beoordeling door het Hof
Massimo en [bestuurder] als procesdeelnemers
3.4
Citizens heeft een beroep gedaan op een vonnis van het Gerecht van 24 april 2024, ECLI:NL:OGEAA:2024:43. Dat is een tussenvonnis in vier kort gedingen. In dat tussenvonnis heeft het Gerecht geoordeeld dat Massimo stelselmatig (indirect) voor derden procedeert en daarom is te kwalificeren als een
niet-toegelaten beroepshalve optredende gemachtigde. Daarom kunnen Massimo en [bestuurder] naar het oordeel van het Gerecht, gelet op art. 28a Procesreglement en art. 52 lid 4 Advocatenlandsverordening, niet optreden in die zaken. Het Hof ziet ervan af om in deze zaak hierover een oordeel te geven.
Spoedeisend belang
3.5
Het Hof verenigt zich met het oordeel van het Gerecht dat Massimo het spoedeisend belang bij haar vorderingen onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, en met de daarvoor gegeven motivering. Ook in hoger beroep heeft Massimo het spoedeisend belang onvoldoende aannemelijk gemaakt. Massimo heeft niet met verificatoire bescheiden inzicht verschaft in haar solvabiliteits- en liquiditeitspositie. Dat is wel nodig om te kunnen beoordelen in hoeverre zij spoedeisend belang heeft bij betaling van geldsommen. Daar komt bij dat Massimo tot op zekere hoogte zelf verantwoordelijk is voor een verantwoord verdienmodel. Indien zij een verdienmodel heeft waarbij zij verzekeringsuitkeringen wenst aan te wenden om de door haar gekochte en gestalde beschadigde auto’s te repareren, is dat haar eigen keuze en kan die keuze niet zonder meer bijdragen aan het oordeel dat Massimo spoedeisend belang heeft bij verzekeringsuitkeringen.
Voorshands oordeel over de deugdelijkheid van de vorderingen
3.6
Het Hof verenigt zich ook met het voorshands oordeel van het Gerecht dat niet aannemelijk is dat de vorderingen in een bodemprocedure zullen worden toegewezen. Hiertoe oordeelt het Hof als volgt.
3.7
Ten eerste strekken de vorderingen van Massimo in wezen tot betaling van schadevergoeding, verschuldigd wegens vertraging in het doen van een verzekeringsuitkering, en dus in de voldoening van een geldsom. Deze schadevergoeding bestaat ingevolge art. 6:119 BW in de wettelijke rente van die som over de tijd dat Citizens met de voldoening daarvan in verzuim is geweest. Aangezien Citizens op 9 maart 2023 wettelijke rente heeft betaald, is voorshands aannemelijk dat zij volledig is gekweten.
3.8
Aan het voorgaande doet niet af dat het Hof in zijn vonnis van 24 januari 2023 in rov. 3.7 het volgende heeft overwogen:
Van strijd met het indemniteitsbeginsel is geen sprake. Massimo heeft aangevoerd dat [autobezitter] al sinds 2019 (toen de onderhandelingen met Citizens werden gestaakt) wacht op adequate schadevergoeding om een vergelijkbare (tweedehands) vervangende auto te kunnen kopen om zijn werkzaamheden als taxichauffeur te kunnen blijven uitoefenen. [autobezitter] heeft al die tijd een auto moeten huren om te kunnen blijven werken, waardoor zijn schade steeds hoger is geworden. Citizens heeft daar onvoldoende tegenin gebracht, waardoor niet is komen vast te staan dat [autobezitter] in een duidelijk voordeliger positie geraakt indien de onverminderde cataloguswaarde van Afl. 105.570,- wordt gehanteerd.
Deze overweging strekt slechts ertoe te motiveren waarom het naar het oordeel van het Hof in die zaak geen strijd met het indemniteitsbeginsel oplevert dat bij de berekening van de uitkering wordt uitgegaan van een cataloguswaarde van Afl. 105.570. De overweging zegt niets over de vraag of een schadepost wegens huur van een vervangende auto of andere schadeposten vergoedbaar zijn bij wijze van schadevergoeding, verschuldigd wegens vertraging in het doen van een verzekeringsuitkering.
3.9
Ten tweede moet rekening ermee worden gehouden dat Massimo geweigerd heeft de op 12 december 2019 aangeboden betalingen in ontvangst te nemen. Hierdoor kon die aangeboden uitkering niet aangewend worden voor de aankoop van een andere auto. Daar komt bij dat het standpunt zijdens [autobezitter] en Massimo gedurende lange tijd niet was dat de uitkering moest worden gebaseerd op een berekening aan de hand van een (hogere) cataloguswaarde, maar in plaats daarvan maakten zij aanspraak op uitkering van de nieuwwaarde. Dit maakt aannemelijk dat [autobezitter] en Massimo een aanbod tot een uitkering op basis van een hogere cataloguswaarde eveneens geweigerd zouden hebben. Dit brengt naar voorshands oordeel van het Hof mee dat de vertraging in het doen van een verzekeringsuitkering door Citizens in dit geval in overwegende mate het gevolg is van omstandigheden die aan Massimo kunnen worden toegerekend in de zin van art. 6:101 BW. Mocht de bodemrechter al een vergoedingsplicht aannemen, hetgeen het Hof gelet op het voorgaande niet aannemelijk acht, dan is aannemelijk dat de bodemrechter de vergoedingsplicht sterk verminderd of zelfs verminderd tot nihil zal achten.
3.1
Nu voorshands aannemelijk is dat Massimo geen recht heeft op vergoeding van de gevolgschade, is er ook geen reden om Citizens te bevelen een schade-expert opdracht te geven die gevolgschade te taxeren.
3.11
Het Hof gaat er evenals het Gerecht van uit dat Citizens de betaling heeft gedaan en gespecificeerd als hiervoor vermeld onder 3.1.8. Citizens heeft deze gestelde betaling en specificatie onderbouwd met productie 18 bij haar pleitnota in eerste aanleg. Uit die productie wordt die betaling voldoende aannemelijk en blijkt de daarbij gehanteerde specificatie. De vaststelling van het Hof dat Citizens deze betaling volgens deze specificatie heeft gedaan houdt verder geen oordeel van het Hof in, anders dan, zoals hiervoor onder 3.6 is overwogen, in dit kort geding voldoende aannemelijk is dat Citizens met die betaling volledig is gekweten.
Slotsom
3.12
De grieven stuiten af op het voorgaande. Het hoger beroep faalt. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bevestigd. Massimo zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Massimo in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Citizens gevallen en tot op heden begroot op Afl. 2.000,00 aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met nakosten en met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na heden tot aan de dag van de algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, E.A. Saleh en E.M. van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 30 juli 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.