In deze zaak vordert Massimo Consultant and Financial Services N.V. (hierna: Massimo) in kort geding betaling van schade en kosten in verband met autoschade. De zaak betreft een aanrijding op 4 december 2019 waarbij de auto van [autobezitter] beschadigd is geraakt door een fout van een derde. Massimo, die de schadeclaim van [autobezitter] heeft overgenomen, heeft een vordering ingesteld tegen de verzekeraar, Citizens Insurance, die de aansprakelijkheid van de derde dekt. In een eerder vonnis van 24 januari 2023 heeft het Hof geoordeeld dat Citizens bij de schadevergoeding moet uitgaan van een cataloguswaarde van Afl. 105.570. Massimo vordert nu aanvullende schadevergoeding, omdat zij meent dat Citizens te laat heeft betaald en dat de schade door deze vertraging is toegenomen. Het Gerecht heeft de vorderingen van Massimo in eerste aanleg afgewezen, omdat zij het spoedeisend belang niet aannemelijk heeft gemaakt en de vorderingen niet in een bodemprocedure toewijsbaar zijn. Het Hof bevestigt deze beslissing, oordelend dat Massimo onvoldoende bewijs heeft geleverd van haar financiële noodzaak en dat de vertraging in de uitkering grotendeels aan haar zelf kan worden toegerekend. Het Hof concludeert dat Massimo geen recht heeft op de gevorderde schadevergoeding en bevestigt het vonnis van het Gerecht, waarbij Massimo wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.