ECLI:NL:OGHACMB:2024:136

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
CUR2022H00361
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake financiering van een watersportbedrijf en toerekenbare schijn van volmachtverlening

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de naamloze vennootschap Caribbean Sea Sports N.V. (CSS) tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De eiseres, een Amerikaanse particulier, heeft een bedrag van USD 100.000 overgemaakt aan CSS in de veronderstelling dat zij een lening verstrekte. CSS stelt dat zij onbevoegd vertegenwoordigd is geweest bij de totstandkoming van de lening, terwijl de eiseres zich beroept op toerekenbare schijn van volmachtverlening. Het Gerecht heeft de vordering van de eiseres toegewezen, wat CSS in hoger beroep aanvecht.

De procedure begon met een akte van appel op 27 december 2022, gevolgd door een memorie van grieven van CSS op 6 februari 2023. De eiseres heeft de grieven bestreden in een memorie van antwoord op 4 april 2023. Tijdens de zitting op 29 augustus 2023 hebben beide partijen pleitnotities ingediend. Het Hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat CSS, ondanks haar verweer, gebonden is aan de inhoud van de promissory note. Het Hof oordeelt dat de eiseres gerechtvaardigd mocht vertrouwen op de schijn van volmachtverlening aan de onbevoegd handelende persoon.

Het Hof bevestigt het vonnis van het Gerecht en veroordeelt CSS in de kosten van het hoger beroep. Dit vonnis is uitgesproken op 30 juli 2024 in Curaçao.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2024
Registratienummers: CUR202004692 – CUR2022H00361
Uitspraak: 30 juli 2024
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
CARIBBEAN SEA SPORTS N.V.,
gevestigd in Curaçao,
in eerste aanleg gedaagde, thans appellante,
gemachtigde: mr. G.W. Wesselingh,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonende te Durham, North Carolina, Verenigde Staten van Amerika,
in eerste aanleg eiseres, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. E.G.I. van der Plank.
Partijen worden hierna CSS en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

De Amerikaanse particulier [geïntimeerde] heeft een bedrag van USD 100.000 overgemaakt in de veronderstelling dat zij het uitleende aan het Curaçaose watersportbedrijf CSS. Zij heeft ook een
promissory noteondertekend, waarin de terugbetaling van de lening met rente vermeld staat. Zij verlangt deze terugbetaling met rente. CSS stelt zich op het standpunt dat zij onbevoegd vertegenwoordigd is geweest bij de totstandkoming van de lening. [geïntimeerde] beroept zich daartegenover op toerekenbare schijn van volmachtverlening.
In dit geding heeft het Gerecht de vordering van [geïntimeerde] toegewezen.
In dit hoger beroep beoordeelt het Hof de vordering opnieuw.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 27 december 2022 ingekomen akte van appel is CSS in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 21 november 2022 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht), zoals verbeterd bij herstelvonnis van 24 november 2022.
2.2
Bij op 6 februari 2023 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft CSS vier grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en de vordering van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties.
2.3
Bij op 4 april 2023 ingekomen memorie van antwoord, met een productie, heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van CSS in de proceskosten in beide instanties.
2.4
Op 29 augustus 2023 hebben de gemachtigden van partijen pleitnotities ingediend.
2.5
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.

3.De beoordeling

Feiten
3.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1.1
CSS legt zich toe op watersporttoerisme in Curaçao. [bestuurder CSS] (hierna: [bestuurder CSS]) is statutair bestuurder van CSS.
3.1.2
In 2019 is CSS op zoek gegaan naar investeerders. Daarbij heeft [bestuurder CSS] een zekere [ingeschakelde persoon] (hierna: [ingeschakelde persoon]) ingeschakeld, die hij in maart 2019 had leren kennen. [ingeschakelde persoon] is getrouwd geweest met [geïntimeerde].
3.1.3
Op 8 mei 2019 heeft [geïntimeerde] USD 100.000 overgemaakt naar een Amerikaanse bankrekening die op naam staat van [ingeschakelde persoon] en [geïntimeerde] gezamenlijk (op één adres). [ingeschakelde persoon] heeft dit bedrag geheel of gedeeltelijk ter beschikking gesteld aan CSS.
3.1.4
Bij de stukken bevindt zich een op 2 augustus 2019 gedateerde
promissory note.Daarin staat dat CSS toezegt USD 115.614,99 (inclusief rente) aan [geïntimeerde] te zullen betalen overeenkomstig een aflossingsschema, voor de eerste keer op 15 september 2019 en voor de laatste keer op 15 maart 2021. In de promissory note staat dat indien CSS in gebreke blijft met betalen, een rente van 16% per jaar verschuldigd is. De promissory note vermeldt verder:
This Note is given in consideration for monies loaned and is secured by any and all disposable assets of [CSS] and under the personal guarantee of [bestuurder CSS], owner of [CSS] until fully repaid.
Onderaan op de promissory note staan handtekeningen bij de namen van [bestuurder CSS], aangeduid als
Owner and Chief Executive Officer, [ingeschakelde persoon], aangeduid als
Chief Operating Officer/Chief Financial Officer, en [geïntimeerde], aangeduid als
Note Holder of Record.
3.1.5
Ook een zekere D. [investeerder] (hierna: [investeerder]) heeft een betaling gedaan en een promissory note ondertekend. In het geval van [investeerder] was het een betaling van USD 200.000. De betaling was bedoeld als een lening aan CSS, die met rente zou worden terugbetaald.
3.1.6
Volgens een door CSS overgelegd overzicht heeft [ingeschakelde persoon] in de periode van 6 augustus 2019 tot en met 4 oktober 2019 acht geldbedragen overgemaakt naar een bankrekening van CSS, in totaal USD 84.000.
3.1.7
Bij e-mail van 14 augustus 2019 heeft [ingeschakelde persoon] aan [bestuurder CSS] bericht:
[geïntimeerde] (dit is [geïntimeerde], opmerking Hof) put the money in as you know, but she has not sent me the executed Note. [investeerder]’s signature scan is attached as well.
3.1.8
In september-november 2019 zijn drie betalingen aan [geïntimeerde] gedaan, de eerste twee vanaf de gezamenlijke Amerikaanse bankrekening van [ingeschakelde persoon] en [geïntimeerde] en de derde vanaf een bankrekening van CSS.
3.1.9
Bij e-mail van 18 oktober 2019 heeft [bestuurder CSS] aan [ingeschakelde persoon] bericht:
Can you please send me the executed promissory notes for [geïntimeerde] and [investeerder] on PDF so I can file them?
3.1.10
Bij e-mail van 21 januari 2020 aan [geïntimeerde] en [investeerder] heeft [bestuurder CSS], verkort weergegeven, het volgende bericht: [bestuurder CSS] vertrouwde [ingeschakelde persoon] toen deze [geïntimeerde] benaderde voor financiering van CSS met honderdduizend dollar. [ingeschakelde persoon] heeft het vertrouwen beschaamd en het is tot een breuk gekomen tussen [bestuurder CSS] en [ingeschakelde persoon], aldus de e-mail.
3.1.11
Bij e-mailbericht van 22 maart 2020 heeft [bestuurder CSS] aan [geïntimeerde] en [investeerder] voorgesteld dat CSS de door hen geïnvesteerde bedragen in termijnen zal terugbetalen.
3.1.12
Op 21 oktober 2020 [geïntimeerde] heeft ten laste van CSS conservatoire verhaalsbeslagen doen leggen onder een bank en op drie vaartuigen.
3.1.13
Bij brief van 23 oktober 2020 heeft de advocaat van [geïntimeerde] CSS gesommeerd NAf 112.875,14 te betalen. Aan die sommatie heeft CSS geen gehoor gegeven.
Vorderingen
3.2
In deze rechtszaak heeft [geïntimeerde] gevorderd, na wijziging van eis in eerste aanleg, verkort weergegeven, betaling aan [geïntimeerde] van USD 112.875,14, met rente, buitengerechtelijke kosten van NAf 3.000 en proceskosten.
Beslissingen van het Gerecht
3.3
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht de vordering toegewezen. Hiertoe heeft het Gerecht, verkort weergegeven, overwogen dat indien de handtekening bij de naam van [bestuurder CSS] op de promissory note al vals zou zijn, CSS niettemin gehouden is de verplichtingen uit de promissory note na te komen, omdat [geïntimeerde] mocht vertrouwen op de schijn dat CSS volmacht had verleend aan [ingeschakelde persoon], en omdat CSS de promissory note heeft bekrachtigd (rov. 4.2). Het Gerecht is ervan uitgegaan dat [geïntimeerde] USD 100.000 ter beschikking heeft gesteld aan CSS (onder 2 “De feiten”, rov. c) en heeft overwogen dat CSS onvoldoende haar verweer heeft onderbouwd dat [ingeschakelde persoon] niet dit gehele bedrag aan CSS heeft doen toekomen (rov. 4.5). Daarnaast geldt naar het oordeel van het Gerecht dat CSS zich door aanbod en aanvaarding heeft verbonden tot hetgeen in de promissory note staat vermeld (rov. 4.6).
Beoordeling door het Hof
3.4
Voor toerekening van schijn van volmachtverlening aan de onbevoegd vertegenwoordigde kan plaats zijn ingeval de wederpartij gerechtvaardigd heeft vertrouwd op volmachtverlening aan de onbevoegd handelende persoon op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van de onbevoegd vertegenwoordigde komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid. Bij de toepassing van dit risicobeginsel dient de rechter mede feiten of omstandigheden vast te stellen die de onbevoegd vertegenwoordigde betreffen en die rechtvaardigen dat laatstgenoemde in zijn verhouding tot de wederpartij het risico van de onbevoegde vertegenwoordiging draagt (HR 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:143, zoals verbeterd bij HR 17 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:277).
3.5
CSS heeft aangevoerd dat het in de promissory note genoemde rentepercentage van 16% zeer hoog en ongebruikelijk is, en dat het recht van North Carolina van toepassing is verklaard, hoewel CSS in Curaçao gevestigd is. [geïntimeerde] heeft het geld niet rechtstreeks overgemaakt naar CSS. CSS noemt het vreemd en verdacht dat [geïntimeerde] erop vertrouwde dat haar ex-man [ingeschakelde persoon] bevoegd was om deze overeenkomst aan te gaan, zonder dat [geïntimeerde] had onderhandeld, een schriftelijke volmacht had gezien of contact had gehad met een bestuurder van CSS.
3.6
Voor zover CSS met dit betoog heeft willen aanvoeren dat [geïntimeerde] niet heeft aangenomen dat een toereikende volmacht was verleend, of dat [geïntimeerde] dit onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet mocht aannemen, heeft CSS dit betoog onvoldoende feitelijk onderbouwd. Het Hof gaat ervan uit dat [geïntimeerde] dit wel heeft aangenomen en ook redelijkerwijs mocht aannemen.
3.7
Volgens de eigen stellingen van CSS in de memorie van grieven is onder meer het volgende gebeurd:
- [ bestuurder CSS] ging ermee akkoord dat [ingeschakelde persoon] voor CSS kwam werken, nu de door [ingeschakelde persoon] voorgespiegelde investering meer dan welkom was;
- hoe [ingeschakelde persoon] aan zijn geld kwam, maakte voor CSS weinig uit;
- [ ingeschakelde persoon] maakte op onregelmatige basis verschillende bedragen over.
3.8
De e-mail van [bestuurder CSS] van 21 januari 2020 bevat de volgende passage:
[The] only thing [ingeschakelde persoon] asked me was to let him handle the business and to trust him, I was at the moment happy and trusted him with closed eyes when he contacted [geïntimeerde] and she was willing to put the first 100K USD and then also [investeerder] put an astonishing amout in.
All of this went thru [ingeschakelde persoon]’s account and he would send payments of 10k USD to [CSS] every week.
When we started getting money in we started with the building of the shop, Office retainer, Filling station and we had to rebuild 2 boats, all of this was recorded by [ingeschakelde persoon] in cost sheets to track the costs. The idea of hiring an insane amount of workers flowed in and also an insane amount for salaries came on table. And all of this I just closed my eyes and let him do his thing because of my trust to [ingeschakelde persoon].
One Monday morning I asked him how much have we over? (…) His reply: almost nothing …
(…)
I never wanted this to happen but I saw it coming too late.
3.9
In het bestreden vonnis heeft het Gerecht (in rov. 4.2) de volgende omstandigheden opgesomd:
– CSS heeft het aan [ingeschakelde persoon] toevertrouwd om financiering te regelen;
– CSS was ervan op de hoogte dat [ingeschakelde persoon]
investorsging zoeken, als alternatief voor financiering door een bank;
– CSS is er door [ingeschakelde persoon] van op de hoogte gebracht dat eiseres USD 100.000 investeerde;
– CSS heeft [ingeschakelde persoon] om de getekende versie van de schuldbekentenis gevraagd;
– CSS heeft noch bij [ingeschakelde persoon], noch bij eiseres bezwaar gemaakt tegen de investering door eiseres;
– CSS heeft de ontvangen gelden gehouden en verbruikt;
– CSS heeft ook zelf een aflossing aan eiseres gedaan;
– CSS heeft eiseres toegezegd dat zij tot terugbetaling zou overgaan.
In hoger beroep heeft CSS aangevoerd dat [ingeschakelde persoon] CSS heeft benaderd met de boodschap dat hij wilde investeren, en dat op enig moment het verhaal van [ingeschakelde persoon] werd dat anderen de beschikking hadden over het geld dat [ingeschakelde persoon] wilde investeren. Daarmee betwist CSS in wezen niet dat CSS dat latere verhaal van [ingeschakelde persoon] geloofde en ermee akkoord ging en dat zij dus aan [ingeschakelde persoon] heeft toevertrouwd om financiering te regelen.
In hoger beroep heeft CSS haar verweer gehandhaafd dat [ingeschakelde persoon] niet het gehele bedrag van USD 100.000 aan CSS heeft doorbetaald.
Voor het overige heeft CSS in hoger beroep geen van deze door het Gerecht opgesomde omstandigheden bestreden.
3.1
Ook indien in het midden wordt gelaten of het gehele bedrag van USD 100.000 aan CSS is doorbetaald, geldt het volgende. Bovengenoemde feiten en omstandigheden, in samenhang beschouwd, betreffen CSS en rechtvaardigen dat CSS in haar verhouding tot [geïntimeerde] het risico van de onbevoegde vertegenwoordiging draagt. Anders dan CSS aanvoert, is voor dit oordeel niet vereist dat [geïntimeerde] contact heeft gehad met een bestuurder van CSS. Dit betekent dat indien [ingeschakelde persoon] bij de totstandkoming van de promissory note niet bevoegd was CSS te vertegenwoordigen, CSS daarop tegen [geïntimeerde] geen beroep kan doen. CSS is daarom jegens [geïntimeerde] gebonden aan de inhoud van de promissory note.
3.11
In de e-mail van [bestuurder CSS] van 21 januari 2020 aan [geïntimeerde] en [investeerder] staat onder meer:
I am as owner responsible to pay every penny back to you and will do this, I am just asking if we can re-do the contracts on my behalf and with my real signature and a new payment plan so we can breath and let the cash flow reach its normal flow back again. My sincere apologies for all this mess.
Deze passage houdt een erkenning in van de gebondenheid van CSS aan de promissory note. Weliswaar heeft CSS in de e-mails van 21 januari 2020 en 22 maart 2020 geprobeerd te onderhandelen in de hoop dat [geïntimeerde] haar niet onverkort aan de inhoud van de promissory note zou houden, maar dat neemt de erkenning niet weg.
3.12
Bij memorie van grieven heeft CSS aangevoerd dat zij zich zorgen maakte dat [geïntimeerde] en [investeerder] (en [ingeschakelde persoon]) aanspraak zouden maken op dezelfde gelden. Dat probleem kan CSS echter niet op [geïntimeerde] afwentelen. Indien CSS niet het gehele bedrag van USD 100.000 heeft ontvangen, doet ook dat niet af aan haar gebondenheid aan de inhoud van de promissory note.
3.13
Op grond van het voorgaande dient het vonnis waarvan beroep te worden bevestigd. CSS zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De proceskostenveroordeling wordt niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat dat niet is gevorderd.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt CSS in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen en tot op heden begroot op NAf 456,64 aan verschotten en NAf 10.500,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.M. van der Bunt, G.C.C. Lewin en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 30 juli 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.