ECLI:NL:OGHACMB:2023:77

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
SXM2022H00031
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke zaak van eervol ontslag deurwaarder

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin haar beroep tegen een eervol ontslag door de Beheerraad ongegrond werd verklaard. De Beheerraad had op 4 november 2020 aan [appellante] eervol ontslag verleend wegens de opheffing van de functie van deurwaarder, een besluit dat was genomen in het kader van een reorganisatie. Het Gerecht oordeelde dat het reorganisatiebesluit op zakelijke en objectieve gronden berustte, en dat de Beheerraad bevoegd was om het ontslag te verlenen.

[appellante] heeft hoger beroep ingesteld, maar dit bleek meer dan dertig dagen na de uitspraak van het Gerecht te zijn gedaan. De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt dertig dagen, zoals vastgelegd in de Regeling Ambtenarenrechtspraak. De gemachtigde van [appellante] heeft het hogerberoepschrift op 3 maart 2022 ingediend, wat resulteerde in een termijnoverschrijding die niet verschoonbaar werd geacht. Het Hof heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, en dat de Beheerraad geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Ten overvloede heeft het Hof opgemerkt dat, zelfs als het hoger beroep ontvankelijk zou zijn geweest, [appellante] in de gegeven omstandigheden niet tekort is gedaan met de beëindigingsvergoeding die haar was toegekend. De uitspraak van het Hof werd gedaan op 24 mei 2023.

Uitspraak

SMX2022H00031
Datum uitspraak: 24 mei 2023
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak krachtens artikel 37 van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie (hierna: Rijkswet) op het hoger beroep van:
[appellante], wonende in Sint Maarten,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 20 januari 2022 in zaak nr. SMX202001230, in het geding tussen:
[appellante], oorspronkelijk klaagster, thans appellante
en
de Beheerraad van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (hierna: de Beheerraad),
oorspronkelijk verweerder, thans geïntimeerde

Procesverloop

Bij beschikking van 4 november 2020 heeft de Beheerraad aan [appellante] eervol ontslag verleend met ingang van 1 december 2020.
Bij uitspraak van 20 januari 2022 heeft het Gerecht het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Namens [appellante] heeft mr. V.C. Choennie, advocaat, daartegen hoger beroep ingesteld.
De Beheerraad heeft een contramemorie ingediend.
[appellante] en de Beheerraad hebben nadere stukken ingediend.
[appellante] heeft een door het Hof gestelde vraag schriftelijk beantwoord.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2023. [appellante] was aanwezig, bijgestaan door mr. Choennie. De Beheerraad heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M. Virginia, advocaat.

Overwegingen

Feiten

1.1. [
[appellante] was vanaf 1 september 1998 werkzaam als deurwaarder bij (de rechtsvoorganger van) het Hof op de vestiging Sint Maarten. Met ingang van 10 oktober 2010 is zij van rechtswege aangesteld als gerechtsambtenaar in dienst van het Hof.
1.2.
De Beheerraad heeft bij besluit van 25 oktober 2019 (hierna: het reorganisatiebesluit) besloten de functie van deurwaarder bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten op te heffen. Het betreft twee functies.
1.3.
Bij de beschikking van 4 november 2020 heeft de Beheerraad, daartoe bevoegd op grond van artikel 54, tweede lid, van de Rijkswet, [appellante] met overeenkomstige toepassing van artikel 99, eerste lid, van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht per 1 december 2020 eervol ontslag verleend wegens opheffing van de betrekking van deurwaarder. Daarbij heeft de Beheerraad aan [appellante] een aan haar bezoldiging (NA
f2.656,- per maand exclusief vakantiegeld) en de lengte van haar dienstverband gerelateerde beëindigingsvergoeding toegekend van NA
f31.653,16.
Uitspraak van het Gerecht
2. Het Gerecht heeft het beroep van [appellante] tegen de beschikking van 4 november 2020 ongegrond verklaard. Het Gerecht heeft overwogen dat het reorganisatiebesluit berust op zakelijke en objectieve gronden. Het reorganisatiebesluit is hoofdzakelijk gebaseerd op de vaststelling dat een deurwaarder niet beschikt over een hiërarchische positie binnen het Hof. De deurwaarders worden niet aangestuurd en gehuisvest door het Hof. Dat de functie reeds langjarig bestaat en niet eerder aanleiding is gezien om aan deze functie een einde te maken, maakt niet dat het reorganisatiebesluit niet op zakelijke en objectieve gronden berust. Omdat de functie van [appellante] is komen te vervallen, was de Beheerraad bevoegd haar eervol ontslag te verlenen en de Beheerraad heeft van deze bevoegdheid ook gebruik mogen maken.
Standpunten van partijen in hoger beroep
3. [ appellante] heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat zij het aan haar verleende reorganisatieontslag op zichzelf niet (langer) betwist. Zij kan zich echter niet verenigen met de hoogte van de beëindigingsvergoeding. Zij heeft gewezen op de lengte van haar dienstverband en de gevolgen van het ontslag voor haar ziektekostenverzekering en haar pensioenopbouw. Zij voelt zich door de Beheerraad niet correct behandeld.
4. De Beheerraad heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het hoger beroep van [appellante] wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is. Subsidiair heeft de Beheerraad bestreden dat de beëindigingsvergoeding te laag is vastgesteld. Mede in aanmerking genomen dat [appellante] door de jaren heen feitelijk geen werkzaamheden voor het Hof heeft verricht en zij voor haar ambtsverrichtingen werd betaald door de opdrachtgevers en niet door het Hof, is [appellante] met de toegekende vergoeding niet tekort gedaan.
De ontvankelijkheid van het hoger beroep
5. De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt op grond van artikel 98, eerste lid, van de Regeling Ambtenarenrechtspraak (hierna: RAr) dertig dagen na de dag van de uitspraak in eerste aanleg. De uitspraak van het Gerecht is op 20 januari 2022, buiten tegenwoordigheid van [appellante] en haar gemachtigde, in het openbaar gedaan en een afschrift daarvan is op diezelfde dag per email toegestuurd aan partijen en hun gemachtigden. Daarmee is voldaan aan dit vereiste van artikel 98, eerste lid, van de RAr. Dat 21 januari 2022 de eerste dag van de hogerberoepstermijn van dertig dagen was, staat daarmee vast. De gemachtigde van [appellante] heeft het hogerberoepschrift per e-mail aan het Hof toegestuurd op 3 maart 2022. Dat is meer dan dertig dagen na de dag van de uitspraak van het Gerecht. Anders dan [appellante] heeft betoogd dient niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep niet achterwege te blijven op de grond dat de voorzitter van het Hof geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om met toepassing van artikel 107 van de RAr het hoger beroep zonder nader onderzoek bij beschikking nietontvankelijk te verklaren. Dat staat er immers niet aan in de weg dat het Hof een te laat ingesteld hoger beroep nietontvankelijk moet verklaren. Eveneens anders dan [appellante] heeft bepleit, maakt ook de omstandigheid dat het Hof de Beheerraad een termijn van zes weken heeft gegeven voor het indienen van een contramemorie niet dat voor het instellen van hoger beroep ook van een termijn van zes weken moet worden uitgegaan. Ter zitting in hoger beroep heeft de gemachtigde van [appellante] laten weten dat zij zich heeft vergist en dat zij dacht dat de termijn, net als in het burgerlijk procesrecht, zes weken bedroeg. Deze vergissing maakt de termijnoverschrijding echter niet verschoonbaar.
Conclusie
6. Het hoger beroep is ingesteld na afloop van de daarvoor geldende termijn van dertig dagen. Deze termijnoverschrijding is niet verschoonbaar. Het hoger beroep moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. De Beheerraad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Ten overvloede
7. Omdat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, komt het Hof niet toe aan bespreking van de hogerberoepsgronden van [appellante]. Het Hof overweegt niettemin, ten overvloede, dat [appellante] in de gegeven omstandigheden met de voor dit reorganisatieontslag toegekende beëindigingsvergoeding niet tekort is gedaan.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. T.G.M. Simons, voorzitter en tevens plaatsvervangend lid van het Hof, en mr. J. Sybesma en mr. W.J.A.M. van Brussel, andere personen als bedoeld in artikel 37, derde lid, van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Simons
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2023.