ECLI:NL:OGHACMB:2023:309

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
SAB2022H00001
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van familiegrond op Saba met betrekking tot eigendom en levering

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba is gebracht, gaat het om de verdeling van familiegrond op Saba. De appellanten, bestaande uit drie personen, hebben in eerste aanleg als eiseressen in conventie opgetreden tegen meerdere geïntimeerden, die als gedaagden in conventie zijn aangemerkt. De procedure is gestart na een eerdere veroordeling tot levering van de grond, waarbij de partijen in een eerdere uitspraak van het Hof op 14 februari 2023 zijn verwezen naar de tussenvonnis. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 oktober 2023 zijn de partijen verschenen, waarbij de gemachtigden en enkele betrokkenen via videoverbinding aanwezig waren.

Het Hof heeft de partijen gevraagd naar hun bezwaren en heeft hen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten te verduidelijken. De zaak draait om de verdeling van zes percelen grond, waarvan de eigendom en de opvolging door verschillende erfgenamen ter discussie staan. Het Hof heeft vastgesteld dat er een onderlinge verdeling heeft plaatsgevonden, maar dat deze niet is gevolgd door de benodigde leveringen. De partijen hebben uiteindelijk overeenstemming bereikt over de levering van de percelen, waarbij het Hof hen heeft verzocht om mee te werken aan de notariële akte tot levering.

In de beslissing heeft het Hof de eerdere uitspraak vernietigd en verklaard dat de verdeling bindend is voor de partijen. Het Hof heeft de partijen veroordeeld tot levering van de percelen aan de respectieve verkrijgers, met de bepaling dat de kosten van de leveringen door de verkrijgers moeten worden gedragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kosten van de procedure zijn gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2023
Registratienummers: SAB202000013 – SAB2022H00001
Uitspraak: 15 november 2023
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:

1.[appellant 1] ,

wonende op Saba,
2. [
[appellant 2] ,
wonende op Saba,
3. [
[appellant 3] ,
wonende in Curaçao,
appellanten,
in eerste aanleg eiseressen in conventie, verweersters in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: E.I. Maduro,
tegen

1.[geïntimeerde 1],

wonende op Saba,
2. [
[geïntimeerde 2],
wonende op Saba,
3. [
[geïntimeerde 3],
wonende op Saba,

4. [geïntimeerde 4],

wonende in Curacao,

5. [geïntimeerde 5],

wonende op Bonaire,
geïntimeerden,
in eerste aanleg gedaagden in conventie, eisers in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. J.G. Snow.
Appellanten worden hierna gezamenlijk partij [appellanten] genoemd en geïntimeerden worden gezamenlijk aangeduid als partij [geïntimeerden].

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het Hof verwijst voor het verloop tot dan toe naar zijn tussenvonnis van 14 februari 2023 (ECLI:NL:OGHACMB:2023:210).
1.2.
Op 10 maart 2023 heeft partij [geïntimeerden] een akte (houdende uitlating) genomen.
1.3.
Op 6 april 2023 heeft partij [appellanten] een antwoordakte, met producties, genomen.
1.4.
Op 16 oktober 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden in het Court House van Sint Maarten. [appellant 1] is verschenen per videoverbinding met Saba. In het Court House zijn verschenen de gemachtigde Maduro, [geïntimeerde 1], [geïntimeerde 3] en de gemachtigde mr. Snow.
1.5.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1.
In hun akten na tussenvonnis hebben partijen voldoende inlichtingen verschaft om het Hof in staat te stellen de zaak te beslissen.
2.2.
De behandeling ter zitting is geschied aan de hand van (1) de
situatiekaartdie als productie 7 bij het inleidend verzoekschrift is gevoegd en (2) de
meetbrief 014/2014die als productie HB-1 bij de antwoordakte van partij [appellanten] van 6 april 2023 is gevoegd.
2.3.
Er waren oorspronkelijk zes deelgenoten:
a. [naam 1] (
[naam 1], inmiddels overleden), opgevolgd door [appellant 1] (hierna onder d; appellante sub 1);
b. [naam 2] (
[naam 2], inmiddels overleden), opgevolgd door [appellant 2] en [appellant 3] (appellanten sub 2 en 3);
c. [geïntimeerde 1] (
[geïntimeerde 1], geïntimeerde sub 1);
d. [appellant 1] (
[appellant 1], appellante sub 1);
e. [geïntimeerde 2] [geïntimeerde 2], geïntimeerde sub 2);
f. [naam 3] (
[naam 3], inmiddels overleden), achterlatend haar kinderen [geïntimeerde 4] (geïntimeerde sub 4) en [geïntimeerde 5] (geïntimeerde sub 5) en haar langstlevende echtgenoot [geïntimeerde 3] (geïntimeerde sub 3).
2.4.
Het Hof heeft partijen aan de hand van de genoemde situatiekaart en meetbrief 014/2014 het volgende voorgehouden:
- [geïntimeerde 1] heeft perceel 09/2013 op zijn naam;
- [geïntimeerde 2] heeft de percelen 06/2014 en 10/2016 op zijn naam;
- voor de opvolger(s) van [naam 3] is perceel 014/2014 bestemd, maar een opnaamstelling is nog niet gelukt;
- [appellant 1] heeft perceel 08/2013 op haar naam, maar dit is te klein voor haar in vergelijking met de stukken van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] en bovendien is zij tevens de erfgename van [naam 1];
- de erfgenamen van [naam 2], de twee kinderen [appellant 2 en 3], hebben niets op hun naam.
2.5.
Het Hof heeft partij [geïntimeerden] gevraagd wat haar bezwaar is om partij [appellanten], die duidelijk te kort komt, ook stukken grond te gunnen, te weten het blauwe gedeelte van perceel 09/2016 voor de kinderen [appellant 2 en 3] en het gele gedeelte van perceel 09/2016 voor [appellant 1].
2.6.
Het Hof heeft partijen tevens voorgehouden dat het zijn voorlopig oordeel in het tussenvonnis (rov. 4.5) tot eindoordeel zal maken, te weten dat er destijds een onderlinge
verdelingvan de zes percelen heeft plaatsgevonden, waar alle zes kinderen mee akkoord gegaan zijn.
2.7.
Deze verdeling is echter niet gevolgd door (zes) leveringen. Wel zijn drie percelen, te weten die genoemd in rov. 2.7 van het tussenvonnis van het Hof en rov. 2.5 van dit vonnis, op andere wijze op naam gekomen van onderscheidenlijk [geïntimeerde 1] (09/2013), [geïntimeerde 2] (06/2014 en 10/2016) en [appellant 1] (08/2013). Voor deze percelen lijkt praktisch geen levering meer nodig te zijn, hetgeen ook niet wordt geëist.
2.8.
Het Hof is voornemens leveringen te gelasten en kan, indien geëist, dat ook doen met betrekking tot het bij de verdeling aan [naam 3] toegedeelde stuk grond (productie 24A bij repliek in conventie), inmiddels beschreven in meetbrief 014/2014, zodat ook dit perceel op naam komt te staan van de gerechtigde. Als opvolger van [naam 3] in dezen is gerechtigd haar kind [geïntimeerde 5], legataris in [naam 3]’s testament (productie H-2 bij antwoordakte Partij [appellanten] van 6 april 2023).
2.9.
Na een schorsing van de mondelinge behandeling zijn partijen tot overeenstemming gekomen. Zij gaan akkoord met het voorstel van het Hof.
2.10.
Partij [geïntimeerden] geeft haar verzet op ten aanzien van het blauwe en gele gedeelte van de percelen in de meetbrief 09/2016 en partij [appellanten] gaat ermee akkoord dat ook levering wordt gelast van de aan [geïntimeerde 5], als opvolgster van haar moeder [naam 3], toekomende grond (meetbrief 014/2014).
2.11.
Artikel 3:186 lid 1
Burgerlijk Wetboek BES(BW BES) luidt:
Voor de overgang van het aan ieder der deelgenoten toegedeelde is een levering vereist op dezelfde wijze als voor overdracht is voorgeschreven.
2.12.
Artikel 3:89 lid 1 BW BES luidt:
De voor overdracht van onroerende zaken vereiste levering geschiedt door een daartoe bestemde, tussen partijen opgemaakte notariële akte, gevolgd door de inschrijving daarvan in de daartoe bestemde openbare registers. Zowel de verkrijger als de vervreemder kan de akte doen inschrijven.
2.13.
Artikel 30 lid 1
Kadasterwet BESluidt:
Ter inschrijving van een akte van levering, vereist voor (…) de overgang van een registergoed na toedeling uit hoofde van de verdeling van een gemeenschap, wordt aangeboden de notariële akte betreffende deze levering, of een authentiek afschrift of een authentiek uittreksel daarvan. (…).
2.14.
Teneinde het blauwe gedeelte van perceel 09/2016 te leveren aan de kinderen [appellant 2 en 3] en het gele gedeelte van 09/2016 aan [appellant 1], is het wel nodig, indien een
kadastrale aanduidingontbreekt, dat de grens wordt vastgelegd in een
meetbrief(aan de hand van productie 7 inleidend verzoekschrift, productie 5 inleidend verzoekschrift en productie 26 repliek). Zie artikel 26 lid 1
Kadasterwet BES, luidende:
Indien een stuk ter inschrijving wordt aangeboden en het daarin vermelde in te schrijven feit betrekking heeft op een onroerende zaak of op een recht waaraan een zodanige zaak is onderworpen, vermeldt dit stuk de aard, de plaatselijke aanduiding als deze er is, en de kadastrale aanduiding van die onroerende zaak onderscheidenlijk van de onroerende zaak die aan dat recht is onderworpen, dan wel indien die aanduiding ontbreekt een meetbrief, zijnde een verklaring van een daartoe bevoegde ambtenaar betreffende de grenzen en maatvoering van een nieuw gevormd perceel.
2.15.
Partijen dienen allen mee te werken aan een notariële akte tot levering, op te maken door de Sabaanse notaris.
2.16.
Het Hof zal met toepassing van artikel 3:300 lid 1 BW BES, een voorziening treffen zodat de leveringen in elk geval kunnen doorgaan.
2.17.
De kosten van de leveringen dienen telkens door de verkrijger van het goed te worden gedragen.
2.18.
Het Hof zal, met vernietiging van het bestreden vonnis, een verklaring voor recht ten aanzien van de verdeling geven, de genoemde leveringen gelasten en de overige (andersluidende) vorderingen (ook in reconventie) afwijzen.
2.19.
Gelet op de familierelatie tussen partijen worden de kosten van deze procedure gecompenseerd.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
- vernietigt het bestreden vonnis, en opnieuw rechtdoende:
- verklaart voor recht dat destijds tussen de oorspronkelijke zes deelgenoten een verdeling is tot stand gekomen die partijen bindt;
- veroordeelt partijen tot levering na verdeling (productie 26 repliek), bij de notaris in Saba, van het
blauwe gedeeltevan meetbrief 09/2016 (aangegeven op productie 7 bij inleidend verzoekschrift) aan [appellant 2] en [appellant 3], zonodig nadat een meetbrief is opgemaakt;
- veroordeelt partijen tot levering na verdeling (productie 5 inleidend verzoekschrift), bij de notaris in Saba, van het
gele gedeeltevan meetbrief 09/2016 (aangegeven op productie 7 bij inleidend verzoekschrift) aan [appellant 1], zonodig nadat een meetbrief is opgemaakt;
- veroordeelt partijen tot levering na verdeling (productie 24A repliek), bij de notaris in Saba, van meetbrief 014/2014 (productie HB-1 bij antwoordakte van partij [appellanten] van 6 april 2023) aan [geïntimeerde 5];
- bepaalt dat de kosten van de leveringen telkens door de verkrijger van het goed dienen te worden gedragen;
- bepaalt dat, indien een partij niet meewerkt aan de levering, dit vonnis dezelfde kracht heeft als een wilsverklaring van die partij, inhoudende die medewerking;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- compenseert de kosten van deze procedure in beide instanties aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;.
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, C.G. ter Veer en E.W.A. Vonk, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 15 november 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.