ECLI:NL:OGHACMB:2023:210

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
SAB2022H00001
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderlinge verdeling van grondpercelen tussen erfgenamen in Saba

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de onderlinge verdeling van grondpercelen tussen erfgenamen op Saba. De appellanten, erfgenamen van een overleden echtpaar, hebben in eerste aanleg een vordering ingesteld om te verklaren dat zij door verkrijgende verjaring eigendom hebben verworven van bepaalde percelen grond. Het Gerecht in eerste aanleg heeft deze vorderingen afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was geleverd voor de vereiste bezitsdaden. De appellanten hebben in hoger beroep zeven grieven ingediend en verzocht om vernietiging van het vonnis en toewijzing van hun vorderingen.

Tijdens de procedure is naar voren gekomen dat de zes kinderen van het overleden echtpaar in het verleden al een onderlinge verdeling van de nalatenschap hebben gemaakt, waarbij elk kind een specifiek perceel grond is toegewezen. Deze verdeling is vastgelegd in verschillende documenten, die door alle betrokkenen zijn ondertekend. Het Hof heeft in zijn beoordeling aangegeven dat er voldoende aanwijzingen zijn dat deze onderlinge verdeling daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en dat de betrokkenen zich aan deze afspraken moeten houden. Het Hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor het nemen van een akte door de appellanten, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.

De zaak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en documentatie bij de verdeling van onroerend goed tussen erfgenamen, evenals de noodzaak om de eigendomsverkrijging correct te registreren in de openbare registers. Het Hof heeft partijen ook aangemoedigd om in onderling overleg tot een regeling te komen voor de afwikkeling van de zaak.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2022
Registratienummers: SXM2020-13 – SAB2022H00001
Uitspraak: 14 februari 2023
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:

1.[naam]

wonende op Saba,
2. [
[naam]
wonende op Saba,
3. [
[naam]
wonende in Curaçao,
appellanten,
in eerste aanleg eiseressen in conventie, verweersters in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: E.I. Maduro,
tegen

1.[naam]

wonende op Saba,
2. [
[naam]
wonende op Saba,
3. [
[naam]
wonende op Saba,

4. [naam]

wonende in Curacao,

5. [naam]

wonende op Bonaire,
geïntimeerden,
in eerste aanleg gedaagden in conventie, eisers in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. J.G. Snow.
Appellanten worden hierna gezamenlijk partij [naam ] genoemd en geïntimeerden worden gezamenlijk aangeduid als partij [naam]
1.
Het verloop van de procedure
1.1
Bij op 21 april 2022 ingekomen akte van appel is partij [naam] in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 15 maart 2022 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Saba (hierna: het Gerecht).
1.2
Bij op 30 mei 2022 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft partij [naam] zeven grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en haar vorderingen alsnog zal toewijzen, met veroordeling van partij [naam] (uitvoerbaar bij voorraad) in de proceskosten in beide instanties.
1.3
Bij memorie van antwoord, met producties, heeft partij [naam] de grieven bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van partij [naam] in de proceskosten in hoger beroep.
1.4
Op 18 januari 2023 heeft een mondeling pleidooi plaatsgevonden. Namens partijen is gepleit door hun gemachtigden, die beiden pleitnotities hebben gehanteerd. Voorafgaand aan het pleidooi heeft de gemachtigde van partij [naam] producties 32 tot en met 38 ingediend.
1.5
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.
2.
De feiten
2.1
Uit het huwelijk van [naam 1] en [naam] (allebei inmiddels overleden) zijn zes kinderen geboren (hierna gezamenlijk te noemen de zes kinderen):
[naam] (zus 1, inmiddels overleden);
[naam] (zus 2, inmiddels overleden);
[naam](broer 1, geïntimeerde sub 1);
[naam] (zus 3, appellante sub 1);
[naam] (broer 2, geïntimeerde sub 2);
[naam] (zus 4, inmiddels overleden).
2.2
Zus 3 is de erfgename van zus 1. Appellanten sub 2 en 3 (de kinderen [naam]) zijn de kinderen van zus 2 en tevens haar erfgenamen. Geïntimeerde sub 3 ([naam]) was getrouwd met zus 4 en geïntimeerden sub 4 en 5 (de kinderen [naam]) zijn hun kinderen.
2.3
Op een als productie 7 bij inleidend verzoekschrift overgelegde kaart (hierna: de kaart) is een aantal naast elkaar gelegen percelen (gelegen op Saba, in Under the Hill, district Windward Side) getekend, aangeduid met de nummers van meetbrieven van het Kadaster, het betreft onder meer een perceel met als nummer 09-2016 (hierna perceel 09-2016), waarvan een deel geel en een deel blauw is ingekleurd.
2.4
Een als productie 5 bij inleidend verzoekschrift overgelegd ongedateerd stuk (hierna: claimdocument zus 1) luidt als volgt:

Claim [zus 1]
This notice is to inform the other share holders that I, [zus 1] am making claim on two pieces of land in Windward Side, Saba.
The land is owned by [naam] and [naam] my grandparents, both deceased.
The first piece is the piece of land with the family house. The latter is bounded in the North by the land claimed by [zus 2] and [zus 3]; in the East by the land claimed by [broer 1], and the land with the cistern belonging to the family house; in the South by the gut, and in the West by the boundary rocks dividing the property of that of the neighbours’s.
The cistern built next to the gut on the southern part of the property described above is excluded, as it belongs to the claim of [broer 2]
The second piece of land I would like to lay claim to is the piece of land with the cistern belonging to the family house. It is bounded in the North by the claim of [broer 1]; in the East by the premises of the Anglican Church; in the South by the claim of [broer 2], and in the West by the land as described in the claim above.
For approval of all share holders please sign next to your name.”
(hof: daaronder volgen de namen van de zes kinderen onder elkaar getypt met naast de getypte naam steeds een handtekening).
2.5
Een als productie 26 bij conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie overgelegd ongedateerd stuk (hierna: claimdocument zus 2) luidt als volgt:

Claim [zus 2]
This notice is to inform the other share holders that I, [zus 2], am making claim on a piece of land in Windward Side, Saba.
The land is owned by [naam] and [naam], my grandparents, both deceased.
The land is bounded in the North by the public main road; in the East by the public path leading to under the hill; in the West by the Saba trail Shop, and to the South by the family main house.
I, [zus 2], express the wish to claim the western half of said piece of land. The eastern half will be claimed by [zus 3]
For approval of all share holders please sign next to your name.”
(hof: daaronder volgen de namen van de zes kinderen onder elkaar getypt met naast de getypte naam steeds een handtekening).
2.6
Het Gerecht heeft in een andere procedure (met zaaknummer AR 2017/8, waarin als eisers optraden alle partijen in deze hoger beroep-procedure, behalve [geïntimeerde sub 3] en als gedaagde het openbaar lichaam Saba) bij vonnis van 29 augustus 2017 als volgt beslist:
“verklaart voor recht dat eisers de (volledige) en ongedeelde eigendom hebben verworven van het perceel grond gelegen in het district Windwardside op Saba, met een oppervlakte van 433 m2 en nader omschreven in meetbriefnummer 9 van 2016)”.
Uit een uittreksel van het Kadaster en Openbaar register van Saba blijkt dat dit vonnis op 26 augustus 2020 is ingeschreven in dat register (met nummer C, deel 22, nummer 37).
2.7
Het Gerecht heeft op 29 augustus 2017 nog drie andere vonnissen gewezen met een vergelijkbare inhoud. In het vonnis met zaaknummer AR 2017/7, waarin [broer 2] als eiser optrad, heeft het Gerecht een verklaring voor recht gegeven dat [broer 2]de eigendom heeft verkregen van het perceel grond omschreven in meetbrief 6 van 2014 en meetbrief 10 van 2016. In het vonnis met zaaknummer AR 2017/9, waarin [broer 1] als eiser optrad, heeft het Gerecht een verklaring voor recht gegeven dat [broer 1] de eigendom heeft verkregen van het perceel grond omschreven in meetbrief 9 van 2013. In het vonnis met zaaknummer AR 2017/10, waarin [zus 3] als eiseres optrad, heeft het Gerecht een verklaring voor recht gegeven dat [zus 3] de eigendom heeft verkregen van het perceel grond omschreven in meetbrief 8 van 2013.
Ook deze drie vonnissen zijn ingeschreven in de openbare registers.
3.
De procedure bij het Gerecht en de vorderingen in hoger beroep
3.1
Partij [naam] heeft (na eiswijziging en zakelijk weergegeven) gevorderd dat het Gerecht voor recht verklaart (i) dat [zus 1] door verkrijgende verjaring op 1 januari 2002 de eigendom heeft verkregen van een deel van perceel 09-2016 (het geel ingekleurde gedeelte) en dat [zus 3] hiervan door rechtsopvolging de eigendom heeft verkregen (ii) dat [zus 2] door verkrijgende verjaring op 1 januari 2002 de eigendom heeft verkregen van een deel van perceel 09-2016 (het blauw ingekleurde gedeelte) en dat de appellanten sub 2 en 3 hiervan door rechtsopvolging de eigendom hebben verkregen (iii) met bepaling dat het vonnis in de plaats treedt van de benodigde toestemming van partij [naam] voor inschrijving van de eigendomsverkrijging in de openbare registers.
3.2
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht deze vorderingen afgewezen met als motivering (samengevat) dat onvoldoende is aangevoerd om te kunnen concluderen tot de voor verkrijgende verjaring benodigde concrete bezitsdaden ter zake van de percelen waar het om gaat.
4.
De beoordeling
4.1
Partij Wilson heeft haar stellingen tijdens de procedure ontwikkeld en heeft uiteindelijk in de memorie van grieven (verder verduidelijkt tijdens het mondeling pleidooi) de achtergrond van haar vorderingen toegelicht. Het Hof begrijpt deze toelichting als volgt.
4.2
De zes kinderen hebben al lang geleden in onderling overleg zorggedragen voor een onderlinge verdeling van de nalatenschappen van hun ouders en grootouders. Die verdeling heeft plaatsgevonden in ieder geval vóór het overlijden van [zus 2], dat was volgens conclusie van repliek/antwoord in reconventie (productie 25) op 20 september 2009 en volgens inleidend verzoekschrift (productie 1) op 6 oktober 1999. De kinderen hebben zes afzonderlijke overeenkomsten laten opstellen, waarbij in iedere overeenkomst aan één bepaald kind een feitelijk omschreven perceel grond werd toegedeeld. Alle kinderen waren daarmee akkoord en hebben om dat te bekrachtigen allen alle zes overeenkomsten ondertekend. Zo bestaan er naast de claimdocumenten van [zus 1] (inleidend verzoekschrift, productie 5), van [zus 2] (conclusie van repliek, productie 26) en van [zus 4] (conclusie van repliek, productie 24A) soortgelijke documenten waarbij percelen grond zijn toegedeeld aan [zus 3], [broer 1] en [broer 2].
4.3
De bedoeling van de claimdocumenten was een vaststelling van de onderlinge verdeling van de betreffende percelen, waarbij de zes kinderen tegelijkertijd ook onderling akkoord zijn gegaan met het (ook tegenover derden) claimen door iedere deelgerechtigde van het aan haar of hem toegedeelde perceel. Dit was een wijze van verdeling die gebruikelijk was op de Bovenwindse eilanden en op grond van artikel 1976 (oud BW) werd toegepast op onroerende goederen waarvan de titel niet was ingeschreven in de openbare registers. Iedere deelgerechtigde moest dan na de vaststelling van de verdeling zelf zorgdragen voor eigendomsverkrijging door inschrijving (op grond van de titel van verjaring) in de openbare registers en had daarvoor dan niet meer de medewerking van de andere deelgerechtigden nodig.
4.4
De zes deelgerechtigden zijn daarmee gehouden tot eerbiediging van wat zij met elkaar in die claimdocumenten zijn overeengekomen en zij kunnen daarvan niet meer terugkomen. Niet alleen leveren de door alle deelgerechtigden ondertekende documenten dwingend bewijs van de inhoud daarvan op. [broer 1], [broer 2] en de erfgenamen van [zus 4] hebben bovendien op grond van de onderling overeengekomen verdeling de eigendom van de hun toegedeelde percelen geclaimd en kunnen zich daarom nu niet tegen de vorderingen van [zus 3] en de erfgenamen van [zus 2] verzetten.
4.5
Het Hof is op grond van deze toelichting vooralsnog van oordeel dat er voldoende aanwijzingen zijn om aan te nemen dat er een onderlinge verdeling van de zes percelen heeft plaatsgevonden, waar alle zes kinderen mee akkoord gegaan zijn. Dit valt op te maken uit (i) de inhoud van de drie claimdocumenten (van [zus 1], [zus 2] en [zus 4]) die zijn overgelegd (ii) het feit dat daaronder de handtekeningen staan van alle zes de kinderen (iii) de verklaringen ter mondelinge behandeling dat er soortgelijke claimdocumenten zijn op naam van ieder van de zes kinderen en (iv) het feit dat het op de kaart voortkomende perceel 09-2013 is toegedeeld aan [broer 1], dat de percelen 06-2014 en 10-2016 aan [broer 2] zijn toegedeeld en dat ter mondelinge behandeling is verklaard dat zowel [broer 1] als [broer 2] deze percelen al langere tijd in bezit hebben en inmiddels in eigendom hebben verkregen (hetgeen ook is geconstateerd in de hiervoor in 2.7 genoemde vonnissen).
4.6
Nu partij [naam] haar stellingen pas ter mondelinge behandeling duidelijk heeft toegelicht, zal partij [naam] nog de gelegenheid krijgen daarop bij akte te reageren (zoals door haar gemachtigde verzocht), waarna partij [naam] in reactie daarop een antwoordakte kan nemen.
4.7
Het Hof wijst nog op de volgende onduidelijkheden, waarvan opheldering van belang zou kunnen zijn voor de verdere beoordeling en doet de volgende suggesties:
Op de kaart zijn meer dan zes percelen met meetbriefnummers te zien; welke percelen zijn precies betrokken in de volgens partij [naam] overeengekomen verdeling, aan welke van de zes kinderen (of nu hun erfgenamen) zijn deze percelen toegedeeld en welke van de zes percelen zijn inmiddels volgens de openbare registers in eigendom verkregen?
De claimdocumenten vermelden dat het land in eigendom was van grootouders. Hoe hebben die grootouders het land in eigendom gekregen? Hadden zij meer erfgenamen dan degenen die in deze procedure betrokken zijn?
Is voor inschrijving van eigendomsverkrijging in de openbare registers van één of meerdere van die percelen nog instemming nodig van het Openbaar Lichaam Saba ? Zo ja, dan dient het Openbaar Lichaam Saba in deze procedure betrokken te worden (artikel 12a Rv), wil de vordering tot indeplaatsstelling (vordering sub iii) toegewezen kunnen worden;
Is overleg tussen partijen een optie, leidend tot verdeling en inschrijving in de openbare registers van eigendomsverkrijging van alle zes de percelen, niet alleen de percelen die volgens partij [naam] zijn toegedeeld aan [zus 1] en [zus 2], maar ook die aan [zus 4] (of haar erfgenamen) zijn toegedeeld ? Wie zijn precies de erfgenamen van [zus 4] (dit is niet af te leiden uit de processtukken)?
Partijen kunnen op deze punten ingaan in hun aktes.
4.8
Het Hof beveelt partijen verder aan in onderling overleg te treden over een regeling en een efficiënte afwikkeling van hetgeen in deze procedure aan de orde is gesteld (ook als verdeling van alle zes de percelen op praktische problemen stuit). Indien partijen dit wensen dan is het Hof bereid een comparitie te houden (eventueel per videoverbinding), als regeling in onderling overleg niet mogelijk blijkt. Partijen kunnen in hun aktes aangeven of hier behoefte aan bestaat.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verwijst de zaak naar de rol van
10 maart 2023voor het nemen van een akte door partij [naam], zoals bedoeld in rechtsoverweging 4.6;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. C.G. ter Veer, G.C.C. Lewin, en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 14 februari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.