ECLI:NL:OGHACMB:2023:30

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
SXM2021H00137
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake erfpachtverlenging en canonbetaling tussen ST. MAARTEN SHIPYARD N.V. en HET LAND SINT MAARTEN

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van ST. MAARTEN SHIPYARD N.V. tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin het verzoek om verlenging van de erfpacht werd afgewezen. De erfpachter, Shipyard, had een aanzienlijke achterstand in de betaling van de canon en verzocht om verlenging van de erfpacht, ondanks het feit dat het Land Sint Maarten de grond nodig had voor andere doeleinden, waaronder de uitbreiding van de luchthaven. Het Hof heeft de feiten en de proceduregang in eerste aanleg in overweging genomen, evenals de grieven van Shipyard. Het Hof oordeelt dat het Land gerechtigd is om de erfpacht niet te verlengen, gezien de achterstand in canonbetaling en het belang van het Land bij het terugnemen van de grond. Het Hof bevestigt het vonnis van het Gerecht, met uitzondering van de opgelegde dwangsommen, en veroordeelt Shipyard in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 10 maart 2023.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2023
Registratienummers: SXM202000598 - SXM2021H00137
Uitspraak: 10 maart 2023
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ST. MAARTEN SHIPYARD N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
hierna te noemen: Shipyard,
oorspronkelijk (mede)eiseres in conventie en (mede)verweerster in reconventie, thans appellante,
gemachtigden: mr. L. Berman (in Sint Maarten)
alsmede mrs. L.M. Smits en D. Kist (in Nederland),
tegen
de openbare rechtspersoon
HET LAND SINT MAARTEN,
zetelende in Sint Maarten,
hierna te noemen: het Land,
oorspronkelijk gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. R.F. Gibson jr.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor de procesgang in eerste aanleg en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) wordt verwezen naar het vonnis van 14 september 2021 (hierna: het bestreden vonnis).
1.2.
Bij akte van appel van 22 oktober 2021 is Shipyard in hoger beroep gekomen van het bestreden vonnis. Bij op 2 december 2021 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft Shipyard zeventien grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, haar vorderingen zal toewijzen en de vorderingen van het Land zal afwijzen, met veroordeling van het Land in de kosten van beide instanties.
1.3.
Bij memorie van antwoord, met producties, heeft het Land de grieven bestreden en geconcludeerd dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van Shipyard in de kosten van het hoger beroep. Bij pleidooi in hoger beroep heeft het Land verzocht de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
1.4.
Op 18 januari 2023 hebben de gemachtigden van partijen mondeling gepleit in het Gerechtsgebouw in Sint Maarten. Mrs. Smit en Kist namen aan de zitting deel per videoverbinding met Nederland. Ter zitting waren aan de zijde van Shipyard aanwezig: de bestuurders [bestuurder 1] en [bestuurder 2] (hierna: de bestuurders), vergezeld van mr. Berman. Aan de zijde van het Land was aanwezig: [hoofd domeinen], Hoofd Domeinen (hierna: [hoofd domeinen]), vergezeld van mr. Gibson. Alle aanwezigen hebben het woord gevoerd. De gemachtigden hebben pleitnotities overgelegd. Shipyard heeft daarbij een vooraf toegezonden akte houdende incidentele vordering ex art. 843a Rv en ex art. 141 Rv tevens herhaald bewijsaanbod in het geding gebracht. Shipyard heeft de vooraf toegezonden producties 43 tot en met 57 in het geding gebracht en het Land de vooraf toegezonden producties 14 en 15.
1.5.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
Het Gerecht heeft de volgende feiten vastgesteld, welke vaststelling het Hof heeft aangepast, in het bijzonder naar aanleiding van de grieven:
2.1.
Blijkens een notariële akte van 21 september 2006 heeft de rechtsvoorganger van het Land aan Shipyard vijf percelen land en een perceel water in erfpacht uitgegeven, zulks op basis van het Eilandsbesluit van 31 augustus 2006. De duur is 12 jaar te rekenen vanaf 21 september 2006. De erfpachtcanon is Naf. 8,00 per vierkante meter. Totale canon bedraagt: NAf. 127.608,00 per jaar.
Er geldt (Condition c) een bouwverbod en het doel van het verpachte terrein is:
"... may only be used to have and maintain a mobile syncrolift for the maintenance of (mega) yachts, ..."
Condition e voegt daaraan toe:
"It is only allowed to place mobile facilities on these parcels of land, which are of service to the purpose and use described sub paragraph d above, and which facilities must be approved by the Executive Council prior to placement."
Condition f bepaalt: onder andere:
"The leaseholder is under the obligation to have all that is necessary for the execution of the above mentioned purpose cleared out at the end of the period for which this right of long lease has been issued."
Condition i bepaalt dat de
"Eilandsverordening op de uitgifte in erfpacht van gronden toebehorende aan het Eilandgebied de Bovenwindse Eilanden"van toepassing is.
Condition m luidt als volgt:
"the parcels of land and water issued in long lease can, without intervention of the Judge, be reclaimed by the Executive Council for the expansion of the airport without any compensation for damages."
2.2.
Een soortgelijke akte is op 18 december 2006 opgesteld ten behoeve van de uitgifte van een perceel land aan Shanny’s Real Estate N.V. (hierna: Shanny) voor NAf. 6,00 per vierkante meter aan canon; totaal NAf. 20.844,00 per jaar. Het doel is hetzelfde en het bouwverbod geldt ook. Conditie m is identiek. Shanny krijgt in de akte toestemming om het perceel te verhuren of in gebruik te geven aan Shipyard.
2.3.
Een soortgelijke akte is op 13 december 2006 opgesteld ten behoeve van de uitgifte van een perceel land aan (wijlen) [erfpachthouder] (hierna: [erfpachthouder], ook zijn gezamenlijke erven worden zo aangeduid) voor NAf. 6,00 per vierkante meter aan canon; totaal NAf. 4.326,00 per jaar. Verder geldt hetzelfde geldt als is vermeld inzake Shanny.
2.4.
Shipyard gebruikt de percelen van Shanny en [erfpachthouder] voor haar bedrijfsexploitatie, te weten het bieden van een droogdok aan boten voor reparatie of stalling.
2.5.
Op 21 augustus 2007 wordt aan Shipyard door het Land een
bouwvergunning afgegeven voor het oprichten van een betonnen gebouw;
"a shipyard building". De leges hiervoor bedroegen 1% van de geprognotiseerde bouwsom: NAf. 113.750,00.
2.6.
Bij brief van 23 mei 2014 vragen Shipyard, Shanny en [erfpachthouder] om een verlenging van de erfpachtsperiode met 10 jaar, tot augustus 2028 onder dezelfde voorwaarden. In de brief aan de Minister staat onder andere:
"In requesting this extension we do so with the understanding that the "Airport Expansion Project" may require taking back a portion of the currently leased land segments and confirm that we have no objection with complying as needed. However, in this case we would ask that whatever area given up for the airport be returned by continuing the proposed fill zone by the equal amount of new reclaimed land directly in front of the existing property."
Een soortgelijke brief sturen Shipyard, Shanny en [erfpachthouder] op 5 april 2016 opnieuw aan. de Minister. En op 12 juni 2018 wordt een nieuw verzoek nogmaals verzonden aan de Minister. Dat ziet op een verlenging met 20 jaar. Verder staat in deze brief het volgende:
"Based on the fact that we have been asking government for over three years for a renewal on this lease to allow us to refinance and recapitalize the business without success, we would further ask that in each of these cases, all past due long leases payments that are in arrears be treated as follows:
I. Six months from the date of the renewal to begin making payments against the outstanding amounts due on the long leases
II. After six months the then total amount due paid back in 36 equal instalments each month
III. The pledge on behalf of the Lessee to remain current going forward on all lease payments."
Hiernaast hebben informele besprekingen plaatsgevonden met (de minister van) VROMI en heeft Shipyard herhaaldelijk contact gezocht met VROMI.
2.7.
Op 12 juni 2018 heeft Shipyard met verwijzing naar een bijeenkomst van de dag daarvoor een formele aanvraag voor verlenging van de erfpacht ingediend (prod. 7 Shipyard, dat volgens pleitnota in appel Shipyard, voetnoot 3, een principeakkoord behelst).
Namens het Land wordt hier richting Shipyard op 1 augustus 2018 op gereageerd met de mededeling dat ambtenaren bezig zijn om een advies te finaliseren voor verdere besluitvorming en dat een update zal worden gestuurd als het advies aan de secretaris-generaal is gestuurd voor goedkeuring Een afbetalingstermijn van 48 maanden wordt voorgesteld. Opgemerkt wordt dat Shanny en [erfpachthouder] nooit enige canon hebben betaald.
2.8.
Bij brief van 21 maart 2019 bericht de Minister van VROMI (onderwerp:
Termination long lease agreement) onder andere dat het Land de erfpachtrechten per 21 september 2018 als van rechtswege beëindigd beschouwt:
"Het Land Sint Maarten beschouwt hierbij de erfpachtrechten als beëindigd in de zin van artikel 5:98 BW."
Aan Shipyard wordt een termijn van twee maanden gegeven om de percelen te ontruimen.
Verder:
"Also, as you are aware, the Country Sint Maarten as owner of the parcels urgently requires the usage of these parcels for the ship salvaging project. This project is both in the interest of Country Sint Maarten as well as its people and cannot suffer any delays."
2.9.
Hiertegen protesteert Shipyard in haar brief van 26 maart 2019 en de Minister antwoordt daarop in zijn brief van 2 mei 2019. Daarin wordt het standpunt van het Land herhaald. Per e-mail van 8 mei 2019 (prod. 14 inleidend verzoekschrift) laat de secretaris-generaal van VROMI weten dat de Minister toch welwillend staat tegenover verlenging van de erfpacht, onder bepaalde voorwaarden:
"the Minister of VROMI … is considering to reverse his earlier position and that he is willing to indeed renew the long lease…The Minister proposes to engage in an agreement between The Government and Shipyard NV about the terms under which he will consider the renewed issuance of the property in long lease. Cardinal aspects of this agreement will be the so-called additional new conditions to the 'pre-existing' lease terms, as referenced in your letter of 26 March 2019."
2.10.
Uit de notulen van een ontmoeting van de Raad van Ministers van 9 mei 2019 (prod. 15 inleidend verzoekwschrift) met [bestuurder 1] en [bestuurder 2] als vertegenwoordigers van Shipyard (met als opschrift Minutes of the Council of Ministers meeting with third parties)
:
"(...) A letter will be drafted for the long lease extension for Shipyard N.V. based on the new conditions that are still being prepared by the Ministry VROMI. These conditions will be sent to Shipyard N.V. for their review before May 25 in order to continue the process. (...)"
2.11.
Verderop in diezelfde notulen:
"(...) Minister FIN requests that the Council of Ministers is provided adequate substantiation for how the repayment of outstanding payments will be financed so that a decision can take place; Mr. [bestuurder 1] agrees that this will be provided."
2.12.
In deze notulen staat ook de volgende passage:
"Minister VSA seeks clarity on the statement that the new long lease conditions will be set by the Ministry VROMI which will be sent to Shipyard N.V. prior to May 25 and suggests that the conditions are jointly agreed upon between Shipyard N.V. and the Ministry VROMI prior to finalization and approval. Clarification is given that these conditions were jointly discussed in a past meeting. Mr. [bestuurder 2] states that assuming that nothing has changed from the past discussions on the conditions, there should be no issue. Minister VSA then states that the language and terms should be mutually agreed upon, while this may be seen as semantics, it should be seen that a joint agreement between both parties took place, rather than the Ministry of VROMI drafted and forwarded the conditions themselves. Mr. [bestuurder 1] proposes that a meeting takes place between Shipyard N.V. and the Ministry VROMI in order to sign off on the new agreement and finalize the matter in a formal matter rather than via an e-mail. Minister VROMI agrees with the proposal and takes note.
In response to a query for mutual understanding, the matter of the new long lease agreement pertains to the extension of the long lease to Shipyard N.V., which ended on September 21, 2018 for an additional 12-year period. The date of expiration of the new agreement still needs to be discussed and looked into by Ministry VROMI. Mr. [bestuurder 2] mentions that they are indifferent to whether the agreement will be extended on a retroactive basis to the date of September 21, 2018, but acknowledges that this will affect the payment due."
2.13.
In de brief van Shipyard van 15 mei 2019 aan de Raad van Ministers gaat zij in op de overeenstemming die inmiddels volgens haar is bereikt en deelt zij mede de uitnodiging voor 25 mei 2019 af te wachten. Op een bevestigingsbrief aan VROMI van dezelfde dag volgde geen reactie.
2.14.
Het beslisblad van de Ministerraad van 29 mei 2018 vermeldt:
"[Shipyard] will be informed that the new deadline of May 31 will not be met and a new date needs to be set; the draft conditions need to be discussed by the Council of Ministers before it is sent to Shipyard. It is expected that these will be forwarded during the course of the week for handling by the Council of Ministers in the meeting of upcoming Tuesday, June 4. The new deadline date will be set after this meeting."
2.15.
Per e-mail van 7 juni 2019 bericht de secretaris-generaal van VROMI aan Shipyard dat
"(...) the Council of Ministers has taken an interest in this case and have requested to peruse the draft agreement. I have forwarded this to the CoM, but have not yet received any response on it. (...)"
2.16.
Namens Shipyard wordt bij brief van 25 juli 2019 aan de Raad van Ministers gevraagd om de conceptovereenkomst toe te zenden. Op 13 augustus 2019 meldt de secretaris-generaal dat het Land kijkt naar de mogelijkheid van een huurovereenkomst tussen de luchthaven en Shipyard. Op 6 september 2019 wordt door de secretaris-generaal medegedeeld aan Shipyard dat de nieuwe Minister van VROMI naar de zaak kijkt.
2.17.
De Staten van Sint Maarten nemen op 13 augustus 2019 een motie aan met de volgende inhoud:
- "That Shipyard NV to which Mr. Michael [bestuurder 1] claimed in his letter of March 26t 2019 he is a shareholder and director owes the government over a million guilders and he needs to go pay.
- That the former Minister of Finance has attempted to make use of his former position as Minister and current relationship to the current government to, by means of his letter dated March 26th, to strong-arm the Minister of VROMI to pull back his decision to cancel the lease of the Shipyard N.V., which is in violation of article 2:185 of the penal code regarding false impersonation."
2.18.
Bij brief van 8 november 2019 van de Minister aan Shipyard wordt onder andere het volgende medegedeeld aan Shipyard:
"It is my decision to no longer entertain any discussions to extend the right of long lease to [Shipyard], [naam], [Shanny] and [erfpachthouder]. The Government will retake ownership of the parcels for the benefit of the Ship Salvaging Project and will proceed with the collection of the long lease fees. In light of the fact that rights of long lease of the parcels expired on September 21, 2018, as well as the fact that you were informed on January 4, 2019 and March 21, 2019 that the rights of long lease were considered to be expired as per article 5:98 Civil Code, you are currently occupying the parcels without right or legal title. As mentioned, the parcels should have been made available to the Minister three months after expiry of the rights of long lease.
(…)
Furthermore, you are considered to be in default regarding the payments of the annual long lease fees. In total an amount of NAf. 1.380.409,57 is currently outstanding. (...) You are requested - and in so far as necessary summoned - to pay the amount of NAf 1.380.409,57 ultimately within two weeks after today."
2.19.
Bij brief van 16 december 2019 wordt namens Shipyard aan de Minister gevraagd zijn standpunt te heroverwegen. Bij brief van 24 december 2019 laat de Minister weten dit niet van plan te zijn. Bij brief van 7 januari 2020 herhaalt Shipyard haar argumenten tegen beëindiging van de erfpacht en laat Shipyard onder meer weten dat indien heroverweging door VROMI niet plaatsvindt zij de percelen niet zal ontruimen, tenzij de rechter haar daartoe veroordeelt. Bij brief van 23 april 2020 zegt VROMI de percelen zelf te gaan ontruimen. Na aankondiging van een kort geding deelt de Minister mede van de ontruiming af te zien in afwachting van de uitspraak van de rechter in deze procedure.
2.20.
In de brief van 23 april 2020 van de Minister wordt nog het volgende medegedeeld aan Shipyard:
"In any case your clients are currently occupying the parcels without legal right or title and have to vacate. Article 18 under 11 of the Long Lease Ordinance states that in case there is no agreement to re-issue the right of long lease, the right of long lease will be freely available to Sint Maarten (in Dutch: 'binnen drie maanden na beeindiging van het erfpachtrecht ter vrije beschikking van Sint Maarten worden gesteld'). As such, on the basis of this article the right of long lease became available freely to Sint Maarten three months after expiry (therefore on December 21, 2018). The rules of article 5:98 Civil Code are in fact more favorable to your clients, as it allows for additional time for your clients to remain on the parcels. Additionally, as per article 15 under a, the Minister can declare the right of long lease to have lapsed (in Dutch: 'vervallen verklaard') in case long lease fees are not paid within three months. It is abundantly clear that your clients have not paid any long lease fees for an extended period of time, far beyond the three months mentioned in this article, and as such the right of long lease of your clients is hereby declared to have lapsed, in so far as necessary."
2.3.
Shipyard vordert primair een bevel aan het Land de erfpacht te verlengen, subsidiair betaling door het Land van schadevergoeding en meer subsidiair veroordeling van het Land tot openbare verkoop, met uitkering van de opbrengst aan Shipyard. Het Land vordert in reconventie onder meer ontruiming van de percelen, betaling van achterstallige canon en betaling van een schadevergoeding, gelijk aan de verschuldigde canon, voor iedere maand of gedeelte daarvan men in gebreke blijft de percelen te ontruimen en in goede staat ter beschikking van het Land te stellen, zulks ingaande op het tijdstip waarop het recht van erfpacht is beëindigd.
2.4.
Het Gerecht heeft in conventie en reconventie onder meer het volgende beslist:
veroordeelt Shipyard, Shanny en [erfpachthouder] om binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis de percelen met meetbriefnummers 1993/279, 1993/210, 1993/63, 2006/185, 2006/186, 2006/187, 395/1996 en 231/1995 te ontruimen met al degenen en datgene dat/die zich daarop bevinden en in goede staat en algehele beschikking van het Land te stellen, zulks met machtiging aan het Land om zo nodig de sterke arm van politie en justitie in te schakelen en op straffe van verbeurte van een dwangsom van USD 1.000,00 per perceel voor elke dag of gedeelte van dat Shipyard, Shanny en [erfpachthouder] daarmee in gebreke blijven,
veroordeelt Shipyard om aan het Land te betalen NAf. 1.250.070,73 aan canon, berekend per 21 september 2021, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de datum van opeisbaarheid van elke canontermijn tot aan de dag van algehele voldoening,
(…)
veroordeelt Shipyard om aan het Land te betalen aan canon c.q. gebruiksvergoeding NAf. 10.634,00 per maand, vanaf 21 september 2018 tot aan de datum van ontruiming van de aan haar in erfpacht gegeven percelen.
2.5.
Hiertegen richt zich het hoger beroep van Shipyard.
2.6.
Shipyard stelt dat gedurende een bepaalde periode zeer veel erfpachten zijn verlengd ondanks achterstand in canonbetaling. Zij biedt hiervan bewijs aan en heeft incidentele vorderingen als bedoeld in de artikelen 843a Rv en 141 Rv ingesteld.
2.7.
Het Hof gaat – mede gelet op de verklaring van [hoofd domeinen] ter zitting en deels veronderstellenderwijs – uit van de juistheid van de stelling van Shipyard, zodat het nut aan het bewijsaanbod, het verzoek tot voorlopig getuigenverhoor en de incidentele vorderingen ontvalt.
2.8.
Indien zeer veel erfpachten in Sint Maarten klakkeloos zijn verlengd ondanks soms zeer aanzienlijke achterstand in canonbetaling, duidt dat op onbehoorlijk overheidsbestuur. Dit wordt ook door het Land onderkend. [hoofd domeinen] heeft ter zitting verklaard dat – kennelijk na afloop van Shipyards erfpacht en de ontruiming – een Taskforce is opgezet die zich, ter verbetering van het overheidsbestuur, inmiddels bezig houdt met de achterstanden en eventuele beëindigingen van de erfpacht. Ter zitting is door [hoofd domeinen] verklaard dat de Ontvanger belast is met de incasso.
2.9.
Omdat klakkeloze verlenging ondanks soms aanzienlijke achterstand duidt op onbehoorlijk overheidsbestuur, kan Shipyard zich in beginsel niet beroepen op het
gelijkheidsbeginsel. Het algemeen belang, inclusief de openbare orde, verzet zich daar in beginsel tegen. Het Land kan niet gehouden worden om, indien zijn bestuur in bepaalde gevallen onbehoorlijk is geweest, ook in andere gevallen onbehoorlijk te besturen. Nu vaststaat dat Shipyard een zeer aanzienlijke achterstand in canonbetaling had, moet het Land dus in beginsel vrij zijn om daaraan het gevolg te verbinden dat het de erfpacht van Shipyard niet verlengt.
2.10.
Ook afgezien van het voorgaande geldt dat het Land een concreet gewichtig belang heeft bij terugname van de onderhavige grond. Op enig moment – na afloop van de erfpacht – was de grond nodig voor de berging van wrakken van schepen die door de orkaan Irma waren vergaan. Ter zitting is medegedeeld dat de grond daarvoor ook is benut en dat daarvoor aan Shipyard is betaald.
2.11.
Inmiddels is duidelijk dat de aan de overkant van de weg liggende luchthaven dringend behoefte heeft aan meer ruimte. Het Land is gerechtigd om wegens de enorme achterstand in betaling van de canon door Shipyard de erfpacht niet te verlengen en de grond ter beschikking te stellen van de luchthaven, waarmee het algemeen belang wordt gediend (hetgeen overigens ook aansluit bij voorwaarde m van de akte van uitgifte van erfpacht). Dat het Land een andere concrete bestemming aan de grond wil geven, maakt dat Shipyard in een afwijkende positie komt te verkeren ten opzichte van andere erfpachters met achterstand van wie het Land de grond niet direct nodig heeft. Zie verder hierna rov. 2.18-2.21.
2.12.
Shipyard heeft ook een beroep gedaan op het
vertrouwensbeginsel. Zij dringt aan op toepassing door het Hof van de maatstaven als omschreven in Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694 (Amsterdams dakterras).
2.13.
Ook naar deze maatstaven faalt Shipyards beroep op het vertrouwensbeginsel.
2.14.
Het Hof interpreteert de stukken aldus dat geen (vertrouwenwekkende) toezegging is gedaan, waarbij een belangrijke factor is dat Shipyard met haar canonachterstand van NAf 1.250.070,73 ‘boter op het hoofd’ had. Dat waren zowel de bestuurders van Shipyard die aanwezig waren bij de bijeenkomst op 9 mei 2019, als de minister(s) en ambtenaren zich goed bewust; zie onder meer onder de feiten:
‘2.11. Minister FIN requests that the Council of Ministers is provided adequate substantiation for how the repayment of outstanding payments will be financed so that a decision can take place. Mr. [bestuurder 1] agrees that this will be provided’.
De bestuurders van Shipyard hebben ter zitting in hoger beroep verklaard dat in de bijeenkomst met ministers over de voorwaarden van afbetaling is gesproken. Uit hun verklaringen ter zitting kan echter niet worden afgeleid dat in die bijeenkomst aan hen enige toezegging is gedaan voor verlenging van de erfpacht. De bestuurders hebben slechts verklaard in die bijeenkomst duidelijk te hebben gemaakt dat Shipyard pas nieuwe financiering zou kunnen krijgen in geval van een verlenging. Het enkele feit dat er over een termijn voor afbetaling en de financiering daarvan is gesproken leidt nog niet tot het aannemen van een toezegging tot verlenging van de kant van vertegenwoordigers van het Land.
2.15.
Daar komt bij dat Shipyard wist dat de minister van VROMI het bevoegde orgaan is ten aanzien van erfpachtverlenging, waarbij wel geldt dat voor die minister zwaar zal wegen wat andere ministers, al dan niet in meerderheid, ervan denken en eventueel ook het parlement.
2.16.
Shipyard heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van uitlatingen en/of gedragingen van de bevoegde minister van VROMI of van ambtenaren van wie Shipyard op goede gronden mocht veronderstellen dat deze de opvatting van deze minister vertolkten, die bij haar redelijkerwijs de indruk hebben gewekt van een welbewuste standpuntbepaling – die doorgaans in een schriftelijk stuk zal zijn vastgelegd – over de manier waarop in haar geval de bevoegdheid tot erfpachtverlenging al dan niet zou worden uitgeoefend. Uit de brief van Shipyard van 12 juni 2018 blijkt niets van een ‘principeakkoord’ of enige omstandigheid waaraan Shipyard een vertrouwen mocht ontlenen. Uit de protestbrief van Shipyard van 26 maart 2019 kan, anders dan Shipyard heeft aangevoerd, niet worden afgeleid dat het Land (bevoegdelijk vertegenwoordigd) eind februari 2019 (al dan niet opnieuw) met Shipyard heeft afgesproken dat de erfpacht wordt verlengd.
2.17.
Ook als in een stuk gesteld wordt door een ambtenaar, dat de minister ‘willing’ was, blijkt uit het voorgaande en het vervolg van dat stuk dat de minister ‘considering’ was (zie de e-mail van 8 mei 2019, weergegeven in de feiten onder 2.9). Alle stukken waarop Shipyard zich beroept bevatten in ’s Hofs uitleg een voldoende duidelijk impliciet of expliciet voorbehoud. Shipyard heeft dat ook begrepen of moeten begrijpen.
2.18.
Overigens, ook als er wel een toezegging zou zijn gedaan, geldt dat het vertrouwensbeginsel niet met zich brengt dat gerechtvaardigde verwachtingen altijd moeten worden gehonoreerd. Daartoe is vereist dat bij afweging van de betrokken belangen, waarbij het belang van degene bij wie de gerechtvaardigde verwachtingen zijn gewekt zwaar weegt, geen zwaarder wegende belangen aan het honoreren van die verwachtingen in de weg staan. Die zwaarder wegende belangen kunnen zijn gelegen in strijd met de wet, het algemeen belang en meer specifiek belangen van derden.
2.19.
In het onderhavige geval hebben het Land en de luchthaven een concreet belang van grote betekenis, te weten dat de vrijkomende grond gebruikt kan worden door de luchthaven. Het spreekt vanzelf dat de luchthaven voor onder meer het toerisme (in ruime zin) van Sint Maarten (zowel het Nederlandse als het Franse deel) uitermate belangrijk is. Overigens was met de mogelijke ‘expansion of the airport’ reeds rekening gehouden bij de initiële uitgifte van de erfpacht in 2006 (zie voorwaarde m bij de feiten, onder 2.1, slot).
2.20.
Het belang van Shipyard bij voortzetting van de erfpacht, met enorme canonachterstand, is nog vrij vaag gebleken. Na verlenging moet financiering gezocht worden (die, gelet op de canonachterstand, kennelijk in het verleden niet gevonden kon worden). Deze financiering zal niet alleen de bedrijfsvoering en lopende canonverplichting (deze was voor de afgelopen erfpacht Naf 127.608,- per jaar) moeten betreffen, maar ook de aflossing in betrekkelijk korte tijd van de canonachterstand van NAf 1.250.070,73.
2.21.
Veronderstellenderwijs uitgaande van een toezegging, is er ook daarom in geen geval reden voor een verplichting van het Land om schade te vergoeden die er zonder het vertrouwen op een toezegging niet zou zijn geweest.
2.22.
Van een door het Land begane onrechtmatige daad door de onderhandelingen af te breken is evenmin sprake. Een gerechtvaardigd vertrouwen van Shipyard in het tot stand komen van een standpuntbepaling van de minister tot verlenging, bestond niet (zie hiervóór). Evenmin was afbreking van onderhandelingen onaanvaardbaar op grond van de andere omstandigheden van het geval.
2.23.
Shipyard doet niet langer een beroep op bevrijdende verjaring. Grief IX is ter zitting ingetrokken.
2.24.
Het Hof stemt in met het oordeel van het Gerecht (rov. 4.17) dat met het afgeven van een bouwvergunning voor gebouwen op het terrein in dit geval niet toestemming is gegeven om de erfpachtvoorwaarden (waarin staat dat er alleen mobiele installaties mogen worden geplaatst) niet na te leven. Het Gerecht heeft terecht overwogen dat het (strikt) volgen van de geëigende procedures in Sint Maarten van groot gewicht is (om de belangen van het Land, en daarmee de bevolking van Sint Maarten, zo goed mogelijk te waarborgen).
2.25.
Dat het ‘van verhoogd belang is in een kleinschalige samenleving, waarin persoonlijke verhoudingen een grote rol spelen en een expliciete weigering niet gemakkelijk wordt gegeven, dat regels inzake (…) formele besluitvorming strikt in acht worden genomen’ is ook aangenomen in het door Shipyard aangehaalde arrest van de Hoge Raad (HR 23 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT7487, rov. 3.4.3,
Roosberg/Sint Eustatius), zij het dat dit en de andere door de Hoge Raad genoemde feiten en omstandigheden niet altijd doorslaggevend zijn (zoals ook blijkt uit HR 6 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT8413, rov. 3.6.5,
De Goede Hoop/Curaçao).
2.26.
Het Gerecht (rov. 4.18-4.20) heeft terecht aangenomen dat, nu de erfpachtsvoorwaarden ter zake niet zijn nageleefd, geen sprake is van bebouwing en opstallen als bedoeld in artikel 16 e.v. van de
Verordening op de uitgifte van eigendommen,die een lex specialis is ten opzichte van titel 7 van Boek 5 BW (vgl. artikel 5:87 lid 2 slot BW). Van een recht op schadevergoeding op grond van ongerechtvaardigde verrijking is evenmin sprake. Zo er al verrijking is van het Land, wat geenszins vaststaat, is deze niet ongerechtvaardigd.
2.27.
Er is ontruimd. Voor zover er nog zaken op het terrein staan, zijn er kennelijk omstandigheden die begrijpelijk maken dat die niet zijn weggehaald, zo is ter zitting gebleken. Het Hof zal, ter vermijding van executiegeschillen, de dwangsommen – die ook nog eens niet zijn gemaximeerd – eraf halen.
2.28.
Of de betalingsverplichting van Shipyard ingevolge het bestreden vonnis betaling van canon of schadevergoeding betreft is irrelevant, aangezien de hoogte dezelfde is. Grief XVII is daarmee behandeld; dit leidt niet tot aanpassing van het dictum van het bestreden vonnis.
2.29.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden vonnis, behoudens wat betreft de dwangsommen, moet worden bevestigd. Shipyard dient de kosten van het hoger beroep te dragen.

3.De beslissing

Het Hof:
- bevestigt het bestreden vonnis voorzover gewezen tussen Shipyard en het Land, met dien verstande dat ten aanzien van de ontruiming geen dwangsommen worden opgelegd;
- veroordeelt Shipyard in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van het Land gevallen en tot op heden begroot op Naf 6.000,- aan gemachtigdensalaris en Naf 250,- aan verschotten;
- verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, C.G. ter Veer en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 10 maart 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.