Uitspraak
1.Procesverloop
2.Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van het Gerecht
Wettelijk kader
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, waarin de belanghebbende, woonachtig te Bonaire, in geschil is met de heffingsambtenaar van het openbaar lichaam Bonaire over de aanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) voor het jaar 2019. De belanghebbende stelt dat hij in de eerste drie kwartalen van 2019 geen MRB verschuldigd is, omdat zijn auto in die periode gestolen was. De heffingsambtenaar betwist dit en stelt dat de belanghebbende niet heeft voldaan aan de meldingsplicht van artikel 15, lid 4 van de Motorrijtuigenbelastingverordening (MRBV), waardoor hij voor het gehele jaar MRB verschuldigd is.
De belanghebbende heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald, maar het Hof oordeelt dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen MRB verschuldigd is. Het Hof bevestigt de eerdere uitspraak van het Gerecht, waarin is geoordeeld dat de belanghebbende niet heeft voldaan aan de meldingsplicht en dat er geen recht bestaat op schadevergoeding, aangezien het beroep niet gegrond is verklaard. Het Hof concludeert dat de belanghebbende niet kan aantonen dat hij gedurende de relevante periode geen houder van de auto was en dat de heffingsambtenaar niet aansprakelijk is voor de gestelde schade.
De uitspraak van het Hof bevestigt de beslissing van het Gerecht en wijst de verzoeken van de belanghebbende om schadevergoeding en een counterclaim af. De kosten van de procedure worden niet toegewezen.