Uitspraak
Hoger beroep
"Tenzij het bestuursorgaan het bezwaarschrift […] niet-ontvankelijk heeft verklaard, stelt het het bezwaarschrift en de daarop betrekking hebbende stukken in handen van de bezwaaradviescommissie:
a. uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van het bezwaarschrift, […]" blijft om op een bezwaarschrift te beschikken."
"1. Een vergunning tot tijdelijk verblijf wordt verleend door of namens de minister, en heeft een duur van ten hoogste een jaar."
Artikel 15, voor zover hier van belang, luidt:
"1. Uitgezet kunnen worden:
[…]
d. personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere oorzaak is vervallen.
Artikel 16, eerste lid, luidt:
"1. In geval van uitzetting kan ter verzekering van het vertrek door de minister, belast met justitiële aangelegenheden, de inbewaringstelling van de betrokkene worden bevolen, indien deze gevaar oplevert voor de openbare orde, de publieke rust of veiligheid of de goede zeden, dan wel indien gegronde vrees bestaat, dat de betrokkene zal trachten zich aan zijn vertrek te onttrekken.
Artikel 19 van het Tb oud, voor zover hier van belang, luidt:
"1. Aan degene die bij aankomst in Aruba een verzoek doet om toekenning van een bijzondere status of bescherming, bedoeld in een voor Aruba geldend verdrag, wordt gedurende de periode waarin dat verzoek in behandeling is, een vergunning verleend, als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Landsverordening. De vergunning wordt kosteloos afgegeven en de betrokkene is geen waarborgsom verschuldigd.
2. Aan een vergunning als bedoeld in het eerste lid, worden geen beperkingen verbonden ter zake van het verrichten van arbeid tegen beloning; zij kan een meldingsplicht bevatten.
[…]"
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 12 april 2023 in zaak nr. AUA202201234;
verklaarthet in die zaak ingestelde beroep
gegrond;
vernietigtde beschikking van de minister van Justitie en Sociale Zaken van 29 maart 2022;
verklaarthet bezwaar van 21 juni 2020
gegrond;
veroordeeltde minister van Justitie en Sociale Zaken om aan [appellant] een vergoeding van schade van Afl. 3.040,- te betalen;
veroordeeltde minister van Justitie en Sociale Zaken tot vergoeding van bij [appellant] in verband met het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Afl. 2.800,-, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand;
gelastdat het Land Aruba aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Afl. 100,- vergoedt.