ECLI:NL:OGHACMB:2023:21

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
AUA2022H00162
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging uitspraak Gerecht in eerste aanleg inzake proceskostenveroordeling en immateriële schadevergoeding

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 6 juli 2022. De minister van Justitie, Veiligheid en Integratie had eerder de aanvraag van [appellante] voor een vergunning tot tijdelijk verblijf afgewezen. Na een aantal beschikkingen, waaronder een afwijzing van het bezwaar door de minister, werd de vergunning uiteindelijk alsnog verleend. Het Gerecht verklaarde het beroep van [appellante] tegen de afwijzing niet-ontvankelijk, maar kende wel een immateriële schadevergoeding toe wegens overschrijding van de redelijke termijn.

In hoger beroep stelde [appellante] dat het Gerecht ten onrechte geen proceskostenveroordeling had uitgesproken. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie oordeelde dat, wanneer er grond is voor een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, er ook een proceskostenveroordeling moet volgen. Het Hof vernietigde de uitspraak van het Gerecht voor zover het geen proceskostenveroordeling had uitgesproken en kende een vergoeding van Afl. 700,- toe aan [appellante] voor de gemaakte proceskosten, alsook de terugbetaling van het griffierecht van Afl. 75,-.

De uitspraak benadrukt het belang van proceskostenveroordelingen in gevallen van overschrijding van de redelijke termijn en bevestigt de noodzaak om deze in de uitspraak op te nemen. De beslissing werd genomen door een collegiaal hof, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 15 februari 2023.

Uitspraak

AUA2022H00162
Datum uitspraak: 15 februari 2023
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], verblijvend in Aruba,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 6 juli 2022 in zaak nr. AUA202102730, in het geding tussen:
appellante
en
de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, thans de minister van Arbeid, Energie en Integratie (hierna: de minister)

Procesverloop

Bij beschikking van 19 maart 2019 heeft de minister de aanvraag van [appellante] om aan haar een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen met als verblijfsdoel gezinshereniging, afgewezen.
Bij beschikking van 13 september 2021 heeft de minister het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij beschikking van 26 april 2022 heeft de minister de aangevraagde vergunning alsnog verleend.
Bij uitspraak van 6 juli 2022 heeft het Gerecht het door [appellante] tegen de beschikking van 13 september 2021 ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard en de minister veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Met toestemming van partijen is een behandeling ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

Het Gerecht heeft in de aangevallen uitspraak vastgesteld dat de minister de afwijzende beschikking van 13 september 2021 alsnog ten voordele van [appellante] heeft gewijzigd. Zij heeft daarom geen belang meer bij haar beroep tegen die beschikking. Wegens overschrijding van de redelijke termijn met één jaar heeft het Gerecht een immateriële schadevergoeding toegekend van Afl. 1.000,-. Ook heeft het Gerecht de teruggave van het griffierecht gelast.
In hoger beroep voert [appellante] aan dat het Gerecht ten onrechte geen proceskostenveroordeling heeft uitgesproken.
2.1.
Volgens vaste rechtspraak van het Hof moet, als grond aanwezig wordt geacht voor toekenning van immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, in dat verband ook een proceskostenveroordeling worden uitgesproken (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 16 maart 2021, ECLI:NL:OGHACMB:2021:66). In dit geval heeft het Gerecht dat ten onrechte niet gedaan. Het Hof zal dit alsnog doen. Omdat de toekenning van een proceskostenvergoeding in dit geval uitsluitend voortvloeit uit de toewijzing van het verzoek om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, wordt daarbij een wegingsfactor van 0,5 toegepast. Het Hof stelt de proceskosten in beroep vast op een bedrag van Afl. 350,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift). Het Hof stelt de proceskosten in hoger beroep vast op een bedrag van Afl. 350,- (1 punt voor het indienen van een hogerberoepschrift).
3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd, voor zover het Gerecht heeft nagelaten de minister te veroordelen tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
I.
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 6 juli 2022 in zaak nr. AUA202102730, voor zover het Gerecht heeft nagelaten de minister van Arbeid, Energie en Integratie te veroordelen tot vergoeding bij van [appellante] in verband met het beroep opgekomen proceskosten;
II.
veroordeeltde Gouverneur van Aruba tot vergoeding van bij [appellante] in verband met het beroep en hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Afl. 700,-, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand;
III.
gelastdat het Land Aruba aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht van Afl. 75,- vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. T.G.M. Simons en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
voorzitter
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2023.