ECLI:NL:OGHACMB:2023:187

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
H-185/22
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vuurwapenbezit en veroordeling

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 14 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De verdachte, geboren in 1997, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uren, voor het bezit van een vuurwapen. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak van het derde feit, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen op 4 augustus 2022. Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht vernietigd en de verdachte alsnog schuldig bevonden aan het onder 3 ten laste gelegde feit. Het Hof oordeelde dat de verdachte, als gebruiker van het voertuig waarin het vuurwapen werd aangetroffen, bewust was van de aanwezigheid van het wapen en de munitie. De verdachte had geen geloofwaardige verklaring voor de aanwezigheid van het vuurwapen en werd daarom veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Het Hof heeft de ernst van het feit en de impact op de samenleving in aanmerking genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Zaaknummer: H-185/22

Parketnummer : 555.00152/22
Uitspraak : 14 september 2023 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht), van 11 november 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het onder 3 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk, proeftijd 2 jaren, met aftrek van voorarrest en een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis. Voorts heeft het Gerecht de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven en beslissingen gegeven over de in beslag genomen voorwerpen.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is blijkens de daarvan opgemaakte akte beperkt tot de vrijspraak ter zake van wat aan de verdachte onder 3 ten laste is gelegd. Het hoger beroep is dus niet gericht tegen de veroordeling ter zake van wat ten laste van de verdachte onder 1 en 2 bewezen is verklaard. Nu uitsluitend de officier van justitie hoger beroep heeft ingesteld, betekent het voorgaande dat hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, niet aan het oordeel van het Hof is onderworpen.
Nu het Hof slechts heeft te oordelen over een ander feit dan dat eerste en tweede feit, terwijl de straf die in het vonnis waarvan beroep voor alleen die feiten is opgelegd, is de door het Gerecht opgelegde straf in zoverre voor tenuitvoerlegging vatbaar. Bepaling door het Hof op de voet van artikel 406 van het Wetboek van Strafvordering van de door het Gerecht opgelegde straf is daarom niet aan de orde.
Al wat hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het vonnis waarvan beroep dat aan het oordeel van het Hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 augustus 2023.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. A. Tiggelaar, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. M.A. Koendjbiharie, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte voor het geheel aan bewezen verklaarde feiten (feiten 1 tot en met 3) zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de in preventieve hechtenis doorgebrachte tijd.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde en dat het Hof het vonnis waarvan beroep aldus zal bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het Hof onderworpen – zal worden vernietigd, omdat het Hof tot andere beslissingen komt.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van het Hof onderworpen – ten laste gelegd
:

Feit 3

dat hij op of omstreeks 04 augustus 2022, althans in of omstreeks de periode van in Curacao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer vuurwapen(s), in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, te weten Phoenix Arms Ontario CA, model HP25, en/of munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, te weten 6 munitie (van de merken Rem - Umc., R-P, S&B en WIN), voorhanden heeft gehad.
Bewezenverklaring
Het Hof acht – op grond van de inhoud van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks4 augustus 2022,
althans in of omstreeks de periode vanin Cura
çao,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,een
of meervuurwapen
(s), in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, te weten
:Phoenix Arms Ontario CA, model HP25, en
/ ofmunitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, te weten
:6
stuksmunitie (van de merken Rem - Umc., R-P, S&B en WIN), voorhanden heeft gehad.
Het Hof acht niet bewezen wat de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.

1. Op 4 augustus 2022 omstreeks 11:10 uur, hebben de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3], in samenwerking met de multidisciplinaire dienst, handhavingswerkzaamheden te Piscadera uitgevoerd. Zij hebben – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:

“Aldaar aangekomen zag ik, verbalisant [verbalisant 3], een voor mij onbekende man in een excavator zitten. (…) De man (…) zei dat hij alvast zijn identiteitsbewijs in een voertuig zal gaan pakken. (…) Het (…) betrof een (…): [voertuig] (…).(…) De man gaf aan dat hij geen probleem had dat wij het voertuig doorzoeken (…). (…) Toen verbalisant [verbalisant 1] het dashboard verder opendeed om te controleren, zag hij achter in het dashboard een vuurwapen verstopt. (…).” [2]

2. Het op 4 augustus 2022 inbeslaggenomen vuurwapen en de zes stuks inbeslaggenomen munitie werden bij aanbiedingsbrief no. 001049/22 aan brigadier tevens forensisch rechercheur [rechercheur] voor onderzoek aangeboden. Hij heeft – voor zover van belang – het volgende gerelateerd:

“(…) Het inbeslaggenomen pistool is van het merk ‘Phoenix Arms’, model ‘HP 25’, kaliber .25 ACP, voorzien van het serienummer 4148481. Tevens werden er zes scherpe patronen van het kaliber .25 ACP voor onderzoek aangeboden: één scherpe patroon is voorzien van de bodemstempel ‘Rem-Umc’, één scherpe patroon is voorzien van de bodemstempel ‘R-P’, twee scherpe patronen zijn voorzien van de bodemstempel ‘S&B’ en twee scherpe patronen zijn voorzien van de bodemstempel ‘WIN’.
(…) Door mij, verbalisant, werd twee van de inbeslaggenomen patronen gebruikt om met dit vuurwapen proef te schieten. Het aangeboden vuurwapen werkt optimaal en de scherpe patronen werden tijdens het proefschieten normaal tot ontbranding gebracht.
Conclusie
  • Het voor onderzoek aangeboden pistool is een vuurwapen in de zin van de vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd;
  • De voor onderzoek aangeboden scherpe patronen zijn munitie in de zin van de vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd;
  • De aangeboden scherpe patronen werden normaal tot ontbranding gebracht. Voornoemd pistool en scherpe patronen van het kaliber .25 ACP zijn deugdelijk.” [3]

3. De verdachte heeft tijdens een verhoor op 10 augustus 2022 omstreeks 10:15u ten overstaan van de politie – voor zover van belang – het volgende verklaard:

“Ik heb deze [voertuig] van een vriend van mij genaamd [naam vriend] gekocht (…). (…) Ik gebruik hem dagelijks om naar mijn werk te gaan. (…) In de ochtenduren heb ik mijn portemonnee in het dashboard gezet. (…)” [4]

4. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep – voor zover van belang – het volgende verklaard:

“(…) Het dashboardkastje is zo’n dertig centimeter breed en twintig centimeter diep. Daarin lagen alleen mijn portemonnee en de keuringskaart van het voertuig. Ik heb mijn portemonnee die ochtend daarin gelegd. Die ochtend heb ik hem ook uit het dashboardkastje gehaald om ontbijt bij een Chinees te kopen. Vervolgens heb ik hem weer in het dashboardkastje gelegd.” [5]
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat bij zijn cliënt geen wetenschap en dus ook geen beschikkingsmacht ter zake van het door de politie in diens [voertuig] (hierna: voertuig) aangetroffen vuurwapen kan worden verondersteld.
De verdachte – die ontkent dat hij wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van het vuurwapen in zijn voertuig – heeft in dat verband verklaard dat het vuurwapen eigendom is van een zekere ‘[naam 1] die op de bewuste dag door de politie naast zijn voertuig zou zijn aangetroffen en geboeid, toen hij – zijnde een illegale werknemer op de bouwplaats – tijdens de politiecontrole de benen probeerde te nemen. Het vermoeden is dat die ‘[naam 1] het vuurwapen toen in het voertuig had geplaatst. Het voertuig wordt niet op slot gedaan en is dus voor een ieder toegankelijk. De verdachte bewaarde zijn portemonnee in het dashboardkastje en had, bij het daarin leggen van de portemonnee, het vuurwapen niet gezien, aldus de raadsman.
Het Hof stelt het volgende voorop.
Voor een veroordeling van het – als pleger – voorhanden hebben van een wapen of munitie is vereist dat de verdachte het wapen of de munitie bewust aanwezig had.
De in de rechtspraak van de Hoge Raad in dit verband gebruikte aanduiding van “een meerdere of mindere mate” van bewustheid geeft aan dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen of de munitie, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad (vgl. HR 31 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:504). Voorts vergt het aanwezig hebben van een wapen of munitie dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken.
Toepassing van dat beoordelingskader op het onderhavige geval wijst het volgende uit.
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op de bewuste dag als de dagelijkse bestuurder en gebruiker daarvan in het voertuig reed en daarbij – ook op de dag in kwestie - gebruik maakte van het dashboardkastje om daarin zijn portemonnee en keuringskaart te bewaren.
De verbalisanten hebben op de bewuste dag en met toestemming van de verdachte diens voertuig doorzocht, omdat zij een sterke geur van marihuana hadden waargenomen toen de verdachte het portier van het voertuig opendeed en de verdachte degene was die toegang tot het voertuig had. Bij de doorzoeking trof een verbalisant bij het openen van het dashboardkastje de portemonnee van de verdachte aan. Bij het verder openen van het dashboardkastje zag hij dat achter in het dashboardkastje een vuurwapen was verstopt.
De verdachte heeft bij zijn eerste verklaring bij de politie (op 4 augustus 2023) [6] verklaard dat hij niet de gebruiker van het voertuig was en de naam van de eigenaar van bedoeld voertuig niet wist. Hij verklaarde dat hij zelf geen voertuig had en dat hij door zijn collega werd opgehaald en naar huis gebracht. Bij zijn tweede verhoor bij de politie (op 10 augustus 2023), nadat hij geconfronteerd werd met de verklaringen van zijn moeder en zijn werkgever die als getuigen waren gehoord, verklaarde hij dat hij het voertuig van zijn werkgever had gekocht en dat hij daarvan dagelijks gebruik maakte, maar dat hij geen wetenschap droeg van de aanwezigheid van het vuurwapen in het dashboardkastje. Voor die aanwezigheid heeft de verdachte een alternatieve lezing gegeven, namelijk dat het vuurwapen er door een ander, ene ‘[naam 1]’, erin is gelegd toen deze tijdens de politiecontrole was weggevlucht.
Nader onderzoek naar het door de verdachte geopperde alternatieve scenario heeft uitgewezen dat er geen ‘[naam 1]’ op de bouwplaats werkzaam was, ook niet onder de illegalen. [7] Voorts heeft, blijkens het aanvullende relaas van de verbalisanten, niemand tijdens de politiecontrole getracht om weg te vluchten. [8]
Tijdens de controle in het voertuig werd slechts het portier aan de chauffeurszijde door de verdachte opengemaakt om zijn identiteitskaart te pakken. De deur aan passagierszijde moest van binnen worden opengemaakt [9] , hetgeen niet strookt met de verklaring van de verdachte dat deze [naam 1] – in zijn vlucht - het vuurwapen in zijn dashboardkastje zou hebben gedaan kort voor hij aan de passagierszijde van het voertuig zou zijn aangehouden en geboeid. Gelet op het voorgaande is het door de verdachte geopperde alternatieve scenario niet aannemelijk geworden en wordt het door het Hof terzijde geschoven nu het door de bevindingen van het nader verrichte onderzoek wordt weerlegd.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep nog opgeworpen dat het voertuig ook door andere werknemers werd gebruikt. Het tijdstip waarop de verdachte met deze verklaring is gekomen doet reeds afbreuk aan de geloofwaardigheid ervan. Hij heeft weliswaar bij zijn eerste verhoor, toen hij nog verklaarde het voertuig zelf niet te gebruiken, gezegd dat dit door anderen werd gebruikt. In zijn latere verklaring, toen hij erkende de gebruiker van het voertuig te zijn, en ter terechtzitting in eerste aanleg, heeft hij daarover echter niet verklaard. Het dossier biedt ook overigens geen aanknopingspunten voor de veronderstelling dat het voertuig door anderen werd gebruikt. Het Hof acht deze door de verdachte geopperde mogelijkheid dan ook niet geloofwaardig en gaat daaraan voorbij.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de verdachte op 4 augustus 2022 de gebruiker was van het voertuig en dat hij in het dashboardkastje zijn portemonnee bewaarde, die hij diezelfde dag tweemaal daarin heeft gelegd. Gelet op de beperkte omvang van het dashboardkastje, waarover de verdachte ter terechtzitting van het Hof heeft verklaard dat dit zo’n twintig centimeter diep was, en zijn verklaring dat daarin – naast zijn portemonnee – slechts de keuringskaart van het voertuig lag, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de verdachte het vuurwapen bij het openmaken van het dashboardkastje heeft gezien. De verdachte heeft verder slechts ontkend dat hij wist van het vuurwapen in diens voertuig. Die enkele ontkenning is onder de gegeven omstandigheden onvoldoende om de verdachte van bewustheid van de aanwezigheid van het vuurwapen vrij te pleiten.
Naar het oordeel van het Hof had de verdachte ook de beschikkingsmacht over dit vuurwapen. Hij was de dagelijkse gebruiker en bestuurder van het voertuig en had aldus vrije beschikking tot het voertuig en de zich daarin bevindende (verborgen) spullen.
De verweren worden verworpen.
Het Hof acht daarom met eenparigheid van stemmen en overeenkomstig de vordering van de procureur-generaal wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 4 augustus 2022 het vuurwapen met scherpe munitie voorhanden heeft gehad.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het onder 3 bewezenverklaarde is voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930 en strafbaar gesteld in artikel 11 van die verordening. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder dat is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten door de rechter worden opgelegd.
In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor “vuurwapenbezit” waarbij er sprake is geweest van ‘bezit in de auto’, als indicatie de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, gegeven.
In dit geval heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het onbevoegd voorhanden hebben van een geladen vuurwapen in een voertuig. Een dergelijk feit veroorzaakt gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de kleinschalige samenleving van Curaçao, waar vuurwapenbezit niet zelden tot schietincidenten leidt met ernstige afloop. Tegen dit bezit dient daarom streng te worden opgetreden.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde – ondanks het feit dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld – niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het Hof bepaalt de duur van die gevangenisstraf op 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het Hof ook acht geslagen op de door het Gerecht bij vonnis van 11 november 2022 opgelegde straf voor de feiten die niet aan het Hof ter beslissing voorliggen, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 100 uren, te vervangen door 50 uren voorlopige hechtenis.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20 en 1:21 van het Wetboek van Strafrecht van Curaçao, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht – voor zover aan het oordeel van het Hof onderworpen – en doet in zoverre opnieuw recht;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.V.L.M. Wannyn, voorzitter, mr. drs. S.M. van Lieshout en mr. R. van Vuure, leden van het Hof, bijgestaan door mr. O.H.M. Leito, (zittings)griffier, en op 14 september 2023 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao.
mr. R. van Vuure is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in de processen-verbaal van het Korps Politie Curaçao (Veel Voorkomende Criminaliteit) d.d. 5 augustus 2022, d.d. 11 augustus 2022, 7 november 2022, 2 december 2022 en 13 december 2022, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 183/22, 195/22, 276/22, 296/22 en 299/22 en de onderzoeksnaam “[verdachte]”.
2.Proces-verbaal van aanhouding op heterdaad verdachte [verdachte], d.d. 4 augustus 2022, geregistreerd onder documentcode 2022023852_20220804_145709.doc, dossierpagina’s 26-29 (proces-verbaal van 5 augustus 2022).
3.Proces-verbaal inbeslaggenomen pistool en patronen, d.d. 19 augustus 2022, geregistreerd onder registratienummer 172/2022, dossierpagina’s 4-6 (proces-verbaal van 7 november 2022).
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], J., d.d. 10 augustus 2022, geregistreerd onder documentcode 2022023852_20220810_101348.doc, dossierpagina’s 10-14 (proces-verbaal van 11 augustus 2022).
5.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2023, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], J.A., d.d. 4 augustus 2022, geregistreerd onder documentcode 2022023852_20220804_155122.doc, dossierpagina’s 43-48 (proces-verbaal van 5 augustus 2022)
7.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 november 2022, geregistreerd onder documentcode 2022023852_20221104_223252.doc, dossierpagina’s 07-08 (proces-verbaal van 7 november 2022), proces-verbaal van bevindingen, d.d. 14 november 2022, geregistreerd onder documentcode 2022023852_20221114_172204.doc, dossierpagina’s 04-05 (proces-verbaal van 2 december 2022) en proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1], d.d. 18 november 2022, geregistreerd onder documentcode 2022023852_20221118_121814.doc, dossierpagina’s 06-08 (proces-verbaal van 2 december 2022).
8.Proces-verbaal van bevindingen ter zake aanhouding van [verdachte], d.d. 7 december 2022, geregistreerd onder Actpol no.: 2022023852_20220804_145709.doc, dossierpagina’s 04-05 (proces-verbaal van 13 december 2022).
9.Proces-verbaal van aanhouding op heterdaad verdachte [verdachte], d.d. 4 augustus 2022, geregistreerd onder documentcode 2022023852_20220804_145709.doc, dossierpagina’s 26-29 (proces-verbaal van 5 augustus 2022).