Uitspraak
Inleiding
- artikel 6, tweede lid, onder e, in samenhang gelezen met artikel 8, eerste lid, van de Lwtf, omdat AHE in twee cliëntendossiers niet over identificatiedocumenten beschikte;
- artikel 3, eerste lid, onder d, van de Lwtf, omdat AHE geen doorlopende controle heeft verricht;
- artikel 11, onder a, van de Lwtf, omdat AHE in 13 transacties geen verscherpt cliëntenonderzoek van niet-ingezetenen heeft verricht;
- artikel 26, eerste lid, van de Lwtf, omdat AHE in totaal 18 ongebruikelijke transacties niet heeft gemeld aan het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties.
Aangevallen uitspraak
Hoger beroep
Indien AHE wel verantwoordelijk is, dan is dat onder de omstandigheden van dit geval in strijd met de onschuldpresumptie uit artikel 6, tweede lid, van het EVRM. De op AHE rustende risicoaansprakelijkheid staat niet in redelijke verhouding tot het legitieme doel dat met de Lwtf wordt nagestreefd. Niet valt in te zien welk redelijk belang wordt gediend met de bestraffing van de vergunninghouder die niets van doen heeft met de exploitatie van het casino, terwijl de daadwerkelijke overtreder vrijuit gaat. Dat geldt te meer nu de verouderde Lh slechts toelaat dat casinovergunningen aan een hotel worden gegeven en niet aan casino-exploitanten. Bovendien is de identiteit van de overtreder in dit geval wel bekend, namelijk WRS. Daar komt bij dat AHE zwaar wordt getroffen in haar verdediging tegen de aansprakelijkstelling omdat zij het casino feitelijk niet exploiteerde en dus niets kan zeggen over de overtredingen van de Lwtf.
"conform de Aanbevelingen 12 en 16 worden ook casino's genoemd als één van de aangewezen niet-financiële dienstverleners waarop het onderhavige ontwerp van toepassing zal zijn. Deels is dit geen novum: casino's vallen al sinds begin 2001 onder de werking van zowel de LID als de LMOT. Onder casino's dient te worden verstaan gelegenheden als bedoeld in artikel 1 van de Landsverordening hazardspelen en internetcasino's."
In deze passage is eveneens verwezen naar artikel 1 van de Lh, waarmee dus gedoeld wordt op de casinovergunninghouder, zijnde AHE. Ook is gewezen op de Landsverordening identificatie bij financiële dienstverlening (AB 1995, no. 86; hierna: LID) en de Landsverordening meldplicht ongebruikelijke transacties (AB 1995, no. 85; hierna: LMOT). Niet is gebleken dat in die landsverordeningen, anders dan in de Lwtf, onderscheid wordt gemaakt tussen een casinovergunninghouder en een feitelijke exploitant van een casino. Zo wordt blijkens de Regeling indicatoren casino's (AB 2001, no. 98), die op grond van artikel 10, eerste lid, van de LMOT is vastgesteld, onder casino verstaan de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Lh. Voorts is ook in de Landsverordening uitbreiding identificatie- en meldplicht (AB 2009, no. 14), waarbij de LID en de LVMOT zijn uitgebreid, bepaald dat onder dienstverlener moet worden verstaan een casino waarvoor een vergunning is afgegeven als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Lh. Daar komt bij dat een casinovergunning niet overdraagbaar is.
.Gelet hierop is AHE terecht als overtreder aangemerkt en was CBA bevoegd aan haar een bestuurlijke boete op te leggen. Van strijd met de onschuldpresumptie in artikel 6, tweede lid, van het EVRM is, zoals het Gerecht ook al heeft overwogen, geen sprake. Het Hof onderschrijft de overwegingen van het Gerecht in 3.3.1 en 3.3.2 van de aangevallen uitspraak. Het betoog slaagt niet.
Slotsom
Landsverordening voorkoming en bestrijding witwassen en terrorismefinanciering
[…]