Uitspraak
Zaaknummer: H-8/2020
Vonnis
[verdachte],
het (mede)plegen van oplichting van het Havenbedrijf van Sint Maarten door met de 272 facturen het Havenbedrijf te bewegen tot afgifte van 6,8 miljoen USD.
het (mede)plegen van oplichting van het Havenbedrijf van Sint Maarten, leidend tot de afgifte van geldbedragen tot een totaalbedrag van ongeveer 3 miljoen USD, door het in rekening brengen en laten uitbetalen van geldbedragen voor mobilisatiekosten en general conditions, terwijl deze kosten in werkelijkheid betalingen waren aan de verdachte en/of anderen.
het (mede)plegen van omkoping van Statenlid [medeverdachte 3] door betaling aan hem van twee geldbedragen, te weten 180.000 USD en 190.000 USD.
het als natuurlijk persoon/eigenaar van het eenmansbedrijf [eenmansbedrijf 1]/feitelijk leidinggevende van meerdere rechtspersonen (mede)plegen van meermalen al dan niet opzettelijk overtreden van de Algemene landsverordening Landsbelasting, terwijl daarvan telkens het gevolg zou kunnen zijn dat nadeel kan ontstaan voor Sint Maarten.
- [verdachte], terwijl hij voor de Haven werkte, voor deze zeven constructiebedrijven de facturen liet opmaken door [A] en ervoor zorgdroeg dat deze bij de Haven ter uitbetaling werden ingediend;
- [verdachte] aan [A] instructies gaf wat door middel van de facturen moest worden gefactureerd;
- de facturen een zeer algemene omschrijving bevatten van de vermeende werkzaamheden en geen data bevatten waarop die werkzaamheden zijn uitgevoerd;
- het steeds [A] was die het op elk van de facturen geplaatste logo van ieder constructiebedrijf verzon en dit van Google haalde;
- de facturen nooit de grens van USD 27.700,- overschreden, zijnde het bedrag waarboven de Raad van Commissarissen aan de directie van de Haven toestemming moest geven;
- elk van de eigenaren van de constructiebedrijven een vriendschappelijke en/of familiaire band met [verdachte] had;
- de eigenaren van de constructiebedrijven geen administratie hebben bijgehouden van de werkzaamheden noch van de facturen, althans dat deze niet zijn aangetroffen;
- de eigenaren van de constructiebedrijven niet de volledige personalia van hun werknemers hebben willen of kunnen verstrekken;
- geen van de eigenaren van de constructiebedrijven belastingaangifte heeft gedaan;
- het door de Haven per cheque aan de constructiebedrijven uitbetaalde bedrag voor het grootste gedeelte contant is opgenomen;
- [medeverdachte 2] als CEO van de Haven al deze facturen heeft goedgekeurd;
- [verdachte] en [medeverdachte 2] elkaar tegenspreken als het gaat om wie controleerde of de werkzaamheden feitelijk waren uitgevoerd;
- de (vertegenwoordigers van de) hoofdaannemers zijn gevraagd naar facturen en de op die facturen beschreven werkzaamheden die in verband met aan die hoofdaannemers gelieerde projecten zouden zijn verricht en dat deze hoofdaannemers in veel gevallen de constructiebedrijven en/of de door hen (beweerdelijk) verrichte werkzaamheden niet (her)kennen;
- de (vertegenwoordigers van de) hoofdaannemers daarbij ook hebben verklaard dat de wijze van factureren afwijkt van wat normaal is waar het facturen betreft met als omschrijving dat deze hoofdaannemers zijn geassisteerd door (een van) de constructiebedrijven, omdat in die gevallen gebruikelijk is dat de constructiebedrijven als onderaannemers een factuur sturen aan de hoofdaannemers die vervolgens op hun beurt factureren aan de Haven.
Ik weet dat de Haven werk liet uitvoeren op het bouwgebied waar [bedrijfsnaam 1] zich bevond en die zij rechtstreeks betaalde. Het was geen werk voor ons maar in de buurt van onze werkzaamheden. [2]
Als ik het betaalverzoek zie hebben wij kosten gemaakt voor een schoonmaakploeg. Een deel was ingehuurd en betaald door [bedrijfsnaam 1]. Tijdens het project werd de toegangsweg bij de poort schoongemaakt, daar waar wij werkten. Voor ons was dat niet nodig in het kader van het contract maar was het een praktische aangelegenheid. […] Volgens mij was het geen deel van het contract. Er waren ook andere ploegen werkzaam om het terrein schoon te houden. Maar niet voor ons. Sommigen werden betaald via de change orders maar ook werden er delen rechtstreeks door de haven betaald. [3]
[…] Misschien hadden wij een klein contract om het vlak te maken. We zouden direct door de Haven zijn ingehuurd voor een deel van het werk. […] Zij zouden geen onderaannemer van ons zijn geweest want het was niet onze verantwoordelijkheid. […] Mensen gebruikten de naam [bedrijfsnaam 1] als een locatie, om te verwijzen naar de locatie. Het kan zijn dat wij de dijk hebben vlak gemaakt en een ander het andere werk heeft gedaan. [4]
- Wij tonen u D-393, D-692, D-482. D-318. D-283, D-395, D-1187, D-574, zijnde acht facturen van constructiebedrijven die, gezien de omschrijving op de facturen, gerelateerd kunnen worden aan de
- Wat deze bedrijven hebben gedaan weet ik niet, maar ze hebben in ieder geval ons niet geassisteerd. Ik weet wel dat op een gegeven moment de grote trucks niet op het hele strand konden komen en dat er toen wat kleine trucks hebben geassisteerd, maar dat waren er niet meer dan 8 of 10 en die hebben ongeveer 8 nachten gereden. De kleine trucks zijn volgens mij toen door de Haven betaald. Dit is het enige wat ik herken en dat mogelijk met deze omschrijvingen bedoeld wordt. [5]
Tot nu toe zijn de formele bepalingen met betrekking tot de diverse belastingen opgenomen in de betreffende landsverordeningen (hierna: heffingsverordeningen). Daardoor zijn in de loop der jaren verschillen ontstaan (..). De Regering wenst de diverse verschillen op te heffen door de formele bepalingen samen te brengen in de onderhavige ontwerp-Algemene landsverordening Landsbelastingen (verder te noemen ALL). Niet alleen wordt op deze wijze nu de eenheid voor de verschillende heffingsverordeningen hersteld, ook voor de toekomst is eenheid gegarandeerd, doordat een gewijzigd inzicht in bijvoorbeeld de rechtsbescherming door aanpassing van de ALL direct toepassing geeft voor alle belastingen waar de ALL voor geldt.”en “
In afdeling 1 van Hoofdstuk II worden gemeenschappelijke bepalingen ter zake van de aangifte geregeld, in afdeling 2 en 3 de specifieke bepalingen voor de twee groepen belastingen. [10] ”
Voor de winstbelasting gelden enkele bepalingen die afwijken van de gewone regels voor afdracht of voldoening op aangifte. Deze afwijkende bepalingen zijn opgenomen in artikel 15. Met name betreft het hier de afwijkende regeling voor de termijn waarop voorlopige en definitieve aangiften moeten worden ingediend (..). [11] ”
- een aangiftebiljet voor de Inkomstenbelasting van de verdachte;
- een aangiftebiljet voor de Belasting op de Bedrijfsomzetten voor het eenmansbedrijf [eenmansbedrijf 1];
- aangiftebiljetten voor de Winstbelasting van [naamloze vennootschap 1], [naamloze vennootschap 2], [naamloze vennootschap 3] en [naamloze vennootschap 4];
- een aangiftebiljet voor de Belasting op de Bedrijfsomzetten voor [naamloze vennootschap 2]
use immunityeen onrechtmatige toezegging is, omdat de wet in Sint Maarten deze mogelijkheid niet kent. Dat levert volgens de raadsman een onherstelbaar vormverzuim op waardoor de verdachte in zijn belangen is geschaad, erin bestaande dat door die onrechtmatige toezegging een verklaring is afgelegd die naar zijn aard onvoldoende betrouwbaar is. Dat dient ex artikel 413 Sv te leiden tot bewijsuitsluiting van zowel de eerste, als de latere verklaringen bij de rechter-commissaris die [getuigen I en II] hebben afgelegd.
proffer agreementbehelst uit de aard daarvan geen toezegging van immuniteit. Omdat de getuigen door deze afspraken worden verplicht om de waarheid te verklaren, onderstreept dit juist de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuigen [getuigen I en II], en doet het juist niet af aan het waarheidsgehalte. De verklaringen zijn volgens hem ook daadwerkelijk betrouwbaar, omdat zij elkaar over en weer bevestigen, consistent zijn en op punten bevestigd worden door de verklaringen van de verdachte zelf, dan wel ondersteund worden door schriftelijke stukken. De verklaringen van deze getuigen kunnen volgens de procureur-generaal aldus door het Hof voor het bewijs worden gebruikt.
proffer agreementis overeengekomen [13] . Het Hof begrijpt dat de kern van deze overeenkomst is dat de getuige naar waarheid moet verklaren en dat hij zich schuldig maakt aan een strafbaar feit indien blijkt dat dit niet het geval is geweest. Daarbij is afgesproken dat de verklaring niet tégen de getuige zelf gebruikt zal worden mits hij naar waarheid verklaart. De officier van justitie heeft naar aanleiding van deze overeenkomst aangegeven dat de verklaringen van [getuigen I en II] niet gebruikt kunnen worden in een eventuele – naar zijn inschatting niet te verwachten – strafzaak jegens hen. Niet valt in te zien dat en waarom het sluiten van een dergelijke overeenkomst een strafvorderlijk vormverzuim oplevert jegens [verdachte] in diens strafzaak. Niet is namelijk gebleken dat met het sluiten van deze overeenkomst per definitie een norm is geschonden die strekt ter bescherming van (de belangen van) [verdachte]. Dat, zoals de raadsman heeft betoogd, als gevolg van het sluiten van deze overeenkomst, een verklaring wordt afgelegd die naar zijn aard onbetrouwbaar is, is niet onderbouwd of gebleken. Daarbij wijst het Hof erop dat de getuigen als gevolg van de
proffer agreementjuist werden aangespoord de waarheid te verklaren.
De verzoeken tot het horen van de getuigen [getuigen I en II] worden toegewezen, voor zover bij de verdediging vragen bestaan die in eerste aanleg niet aan de orde zijn geweest. Daarbij betrekt het Hof het feit dat, gelet op de feitelijke samenhang van de verdenkingen tegen de verdachten, niet uitgesloten kan worden dat de verhoren van deze getuigen in de zaak tegen de verdachte [medeverdachte 2], in de onderhavige zaak tot nadere vragen bij de verdediging kunnen leiden.”
mobilization costsen
general condition costs. Niet ter discussie staat – en uit de bewijsmiddelen volgt - dat de Haven deze kosten aan [bedrijfsnaam 1] heeft betaald.
mobilization costsen
general condition costsin rekening heeft gebracht bij de Haven. De kernvraag is of dit is geschied door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, eruit bestaande dat [verdachte] al dan niet tezamen met [bedrijfsnaam 1] en/of anderen deze
mobilization costsen
general condition costsbij de Haven in rekening heeft gebracht, terwijl deze kosten in werkelijkheid de betalingen van [bedrijfsnaam 1] aan [verdachte] onder de agency/consultancy overeenkomsten tussen [bedrijfsnaam 1] en [verdachte] betroffen. In tegenstelling tot wat de verdediging stelt, is niet relevant of de door [bedrijfsnaam 1] aan [verdachte] betaalde bedragen zagen op smeergeld voor het verkrijgen van het baggercontract door [bedrijfsnaam 1] of dat [verdachte] zijn geld meer dan waard was voor [bedrijfsnaam 1]. Voor beantwoording van de vraag of sprake is van oplichting van de Haven is ímmers niet relevant de verhouding tussen [bedrijfsnaam 1] en [verdachte] maar wél de verhouding tussen [bedrijfsnaam 1] en de Haven, meer in het bijzonder in hoeverre [bedrijfsnaam 1] en [verdachte] in de prijsopgaven van [bedrijfsnaam 1] aan de Haven een valse voorstelling van zaken hebben gegeven.
mobilization costsen
general condition costs. Het Hof baseert deze conclusie op het volgende. Uit de verklaringen van de getuigen [getuigen I en II] blijkt expliciet dat de bedragen die [bedrijfsnaam 1] aan [verdachte] heeft betaald, werden doorbelast aan de Haven onder de noemer
mobilization costsen/of
general condition costsen voorts, dat dit minst genomen gebeurde met medeweten van [verdachte]. [verdachte] bevestigt dit in die zin dat hij heeft verklaard dat de bedragen die [bedrijfsnaam 1] hem betaalde werden doorbelast aan de Haven onder de noemer(s)
mobilization costsen/of
general condition costsen dat met dit doorbelasten de bedoeling was dat de Haven deze kosten zou gaan betalen.
dredging contract’tussen [bedrijfsnaam 1] en de Haven, en het daarin opgenomen bedrag van USD 800.000,- aan
general conditions. Onder artikel 3.4 is vervolgens vermeld dat [bedrijfsnaam 1] [verdachte] een
lump sumvan USD 800.000,- zal betalen voor zijn werkzaamheden.
mobilization costsen
general condition costs. Dat de hoogte van deze aan [verdachte] betaalde bedragen niet in alle gevallen één op één correspondeert met de hoogte van de aan de Haven in rekening gebrachte
mobilization costsen
general condition costsdoet aan het voorgaande niet af. Evenmin kan hieraan afdoen dat de eerste offerte van [bedrijfsnaam 1] aan de Haven reeds was uitgebracht vóór de totstandkoming van de daarop betrekking hebbende overeenkomsten tussen [bedrijfsnaam 1] en [verdachte], en deze offerte in prijs gelijk is gebleven nadat wel een overeenkomst tussen [bedrijfsnaam 1] en [verdachte] was gesloten. Uit de verklaring van [getuige II] – en de verklaring van [getuige I] die dat van zijn vader [getuige II] heeft gehoord - volgt immers dat [verdachte] bij [getuige II] is gekomen, hem heeft gezegd dat hij een bepaald bedrag wilde hebben en dat [verdachte] met zoveel woorden heeft aangegeven dat [bedrijfsnaam 1] dit bedrag kon doorberekenen in de bid/offerte aan de Haven. Aldus waren de bedragen die [bedrijfsnaam 1] aan [verdachte] betaalde kennelijk reeds verdisconteerd in de eerste offerte aan de Haven.
mobilization costs/
general condition costsen [verdachte] daar geen kennis van of bemoeienis mee had.
mobilization costsen
general condition costs,zodat met het doorbelasten van die kosten op de wijze zoals gedaan geen verkeerde voorstelling van zaken is gegeven. Het Hof verwerpt ook dit ‘etikettenverweer’. Uit de verklaringen van [getuigen I en II] volgt immers, dat de aan [verdachte] betaalde bedragen géén
mobilization costsnoch
general condition costszijn. Zo heeft [getuige I] verklaard dat het geld dat van de Haven werd ontvangen voor de in rekening gebrachte
mobilization costsen
general condition costswerd gebruikt voor de betalingen aan (de vennootschappen van) [verdachte]. Ook heeft [getuige I] over het eerste contract van 26 juni 2012 verklaard dat behoudens de kosten van het verslepen van Simpson Bay naar Great Bay er geen
mobilization costswaren en heeft [getuige I] over change-order 10 verklaard dat, ondanks dat deze kosten wel zijn opgevoerd richting de Haven, er geen
mobilization costswaren en ook de
general condition costsde lading niet dekken, en dat deze bedragen zijn doorgegeven door [verdachte]. Wat betreft de
general condition costsvolgt uit de verklaring van [getuige II] dat het “belachelijk” was dat bij de wijziging van change order 6, waarbij de hoeveelheid te baggeren zand sterk werd verlaagd, de
general condition costsgelijk bleven. [getuige I] heeft hierover verklaard dat de opgevoerde USD 800.000,- aan
general condition costsin change order 6 geen
general condition costswaren.
mobilization costsen/of
general condition costsheeft gemaakt, uit het voorgaande volgt dat de door [bedrijfsnaam 1] aan [verdachte] betaalde bedragen voor zijn werkzaamheden als consultant/agent voor [bedrijfsnaam 1] niet vallen onder het etiket
mobilization costsen
general condition costs. [17]
mobilization costsen
general condition costsmaakte, zodat niet kan worden gezegd dat [bedrijfsnaam 1] deze kosten in strijd met de waarheid bij de Haven in rekening heeft gebracht. Dit verweer wordt weerlegd door de bewijsmiddelen, nu zowel [getuige I] als [getuige II] ieder voor zich hebben verklaard dat de bij de Haven in rekening gebrachte
mobilization costsen
general condition costsde bedragen waren die [bedrijfsnaam 1] aan [verdachte] betaalde en derhalve géén mobilisatiekosten en/of general condition kosten waren. Het vorenstaande laat immers onverlet dat voor zover er
mobilization costsen/of
general condition costswaren die kennelijk niet bij de Haven in rekening zijn gebracht onder de noemer
mobilization costsen/of
general condition costs.
fair market value’ hadden. Voldoende voor een bewezenverklaring is de vaststelling dat als gevolg van de door [verdachte] en [bedrijfsnaam 1] gehanteerde listige kunstgrepen de Haven is bewogen tot afgifte in de vorm van betaling van voornoemd geldbedrag. Het Hof beantwoordt die vraag bevestigend. Dat de Haven geen aangifte van oplichting heeft gedaan kan hieraan niet afdoen. Het met strafbaarstelling van oplichting te beschermen belang ziet immers ook op het handhaven van een transparante en eerlijke wijze van handelen in het economisch verkeer. Evenmin kan hieraan afdoen dat [medeverdachte 2] als CEO van de Haven door het Hof wordt vrijgesproken van de aan hem door het openbaar ministerie verweten betrokkenheid bij de oplichting. Dat juridisch gezien de CEO van de Haven en/of de Haven geen weet heeft gehad van de oplichting, laat immers onverlet dat [verdachte] en [bedrijfsnaam 1] de Haven kunnen hebben opgelicht. Sterker, oplichting vindt juist bij uitstek plaats door een onwetend slachtoffer bij de neus te nemen. Aldus komt het Hof tot een bewezenverklaring van feit 4, met dien verstande dat het bedrag wordt vastgesteld op ‘ongeveer USD 2,7 miljoen’, te weten het bedrag dat de Haven aan [bedrijfsnaam 1] heeft betaald aan
mobilization costsen/of
general condition costs.
thank you for your spport to get the dredging project going” kan immers niet anders worden uitgelegd.
mobilization costsen
general condition costsaan [bedrijfsnaam 1] worden uitbetaald, zijnde de kosten waarvan het Hof reeds heeft vastgesteld dat dit de geldbedragen zijn die aan [verdachte] ten goede komen.
general condition costster zake van change order 6, nu niet is gebleken dat deze betaling evenzeer in relatie stond tot de voortgang van het werk.
godbrother’[medeverdachte 3] in verband met de betaling van onderhoud aan een pand van [medeverdachte 3] op Sint Maarten. Het Hof acht dit alternatieve scenario niet aannemelijk geworden. De verdediging heeft nagelaten met stukken of getuigenverklaringen te onderbouwen dat de geldbedragen uit hoofde van een overeenkomst van geldlening door [verdachte] aan [medeverdachte 3] zijn betaald. Nu deze stelling dat het een geldlening betrof slechts is geponeerd door de verdachte zonder objectieve onderbouwing van het bestaan van die titel voor de betalingen en [verdachte] en [medeverdachte 3] bovendien op enkele punten onderling tegenstrijdig hierover verklaren, zoals over het specifieke doel van de lening en in hoeverre de lening is terugbetaald, gaat het Hof aan dit alternatieve scenario voorbij. Ten overvloede overweegt het Hof dat het feit dat het pand met aanwending van de overgemaakte geldbedragen gerepareerd is, zoals [medeverdachte 3] heeft verklaard, nog niets zegt over de aannemelijkheid van de stelling dat de overgeboekte geldbedragen dus een lening betroffen. Niettegenstaande het voorgaande, de verdediging heeft bovendien onvoldoende onderbouwd dat het pand daadwerkelijk is gerepareerd. De stukken die de verdediging van [medeverdachte 3] heeft overgelegd ter onderbouwing van die stelling, te weten een factuur waarvan niet duidelijk is of die betrekking heeft op het desbetreffende pand en twee bonnetjes, zijn daartoe onvoldoende.
[medeverdachte 2],[bedrijfsnaam 1] TCI Ltd, [bedrijfsnaam 1] N.V.
en/of een of meer anderen,
en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(tot een totaalbedrag van
2.700.0003.000.000,—
),
in elk geval van enig goed en/of tot het aangaan van een schuld en/of tot het teniet doen van een schuld,
/ofzijn mededader
(s)met dat oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid telkens
onder meer"mobilisatiekosten" en
/of"general conditions" terwijl deze kosten in werkelijkheid gemaakt zijn om betalingen te doen aan hem, verdachte, en/of aan een of meer van zijn bedrijven en
/ofom deze betalingen aan hem, verdachte, en/of aan een of meer van zijn bedrijven te verbloemen of te verhullen en
/of
/of"general conditions"
en/ of "change orders"door het Havenbedrijf van Sint Maarten laten uitbetalen aan [bedrijfsnaam 1] TCI Ltd en/of [bedrijfsnaam 1] N.V.,
, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,een ambtenaar (lid van de Staten van Sint Maarten), te weten [medeverdachte 3],
een of meergiften heeft gedaan, te weten
/of
al dan nietin strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten
en/of
hij op
of omstreeks28 november 2016 te Sint Maarten,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,een vuurwapen (een pistool van het merk Glock) en
/ofeen patroonhouder met munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 voorhanden heeft gehad.
1 januari 201217 februari 2014tot
en met 16 juni 20161 januari 2018te Sint Maarten,
al dan nietopzettelijk,
rechtspersoon[naamloze vennootschap 1],
[naamloze vennootschap 2], [naamloze vennootschap 3]en
/of [naamloze vennootschap 4],en dus als degene die ingevolge de Algemene Landsverordening Landsbelastingen verplicht was tot het binnen een gestelde termijn doen van aangifte
Winstbelasting en/ofBelasting op Bedrijfsomzetten (Turnover Tax) voor bovengenoemd
bedrijf, dat
niet binnen de gestelde termijn en/ofonjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
dit bedrijftelkens
in het geheel geen aangifte Winstbelasting gedaan in die periode en/of heeft hij telkensin de maandelijkse aangiften Belasting op de Bedrijfsomzetten een te laag bedrag als bedrijfsomzet opgegeven en/of vermeld,
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
redelijketermijn vervolgens gesteld op acht maanden. Het Hof neemt deze overwegingen over en maakt deze tot de zijne.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) maanden;
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten
pistool van het merk Glock en een patroonhouder met munitie.
R. Veldhuisen, leden van het Hof, bijgestaan door mr. A.F. van der Heide (zittings)griffier, en op 21 juni 2022 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten, met een directe beeld- en geluidsverbinding met het gerechtsgebouw in Curaçao.