4.1.2Bij brief van 24 juli 2014 is [appellant] meegedeeld dat zij op 23 juli 2014 op staande voet is ontslagen wegens verduistering van gelden in dienstbetrekking. Deze brief houdt het volgende in:
Naar aanleiding van ons gesprek dat plaatsvond op 16 juli 2014, alsmede naar aanleiding van uw e-mail met brief van 17 juli 2014, berichten wij u als volgt.
Omstreeks 16 juli 2014 hebben wij onregelmatigheden in onze boekhouding aangetroffen.
Wij zijn ermee bekend geworden dat u sinds het jaar 2011 tot zeer recentelijk op grote schaal orders heeft geplaatst bij het bedrijf The Stitch. U heeft daar goederen besteld als gordijnen, banners en tafelkleden, die zijn betaald met middelen van Rectour Corporation N.V. ("Rectour Corporation"), maar nooit aan Rectour Corporation zijn geleverd. Wij vermoeden dat de goederen zijn geleverd aan uzelf, danwel (bedrijven van) familieleden.
Voorts is ons omstreeks 16 juli 2014 ook bekend geworden dat u het niet zo nauw neemt met de uitvoering van de sponsorovereenkomst tussen Rectour Corporation N.V. en Torbed, op grond waarvan Rectour Corporation zich op 4 november 2013 heeft verbonden om Torbed financieel te ondersteunen voor het bedrag van USD 10.000,00. Onze administratie wijst uit dat om onduidelijke redenen het bedrag van NAf 44.267,64 is betaald aan Torbed.
Daarnaast hebben wij transacties aangetroffen van Rectour Corporation met het bedrijf J.K. Promotion waarvan een familielid van u, [familielid appellant], eigenaar is. Wij hebben u in het verleden - toen u ook orders plaatste bij J.K. Promotion - expliciet verboden om nog zaken te doen met dit bedrijf. Desalniettemin heeft u - nog in 2014 - aankopen gedaan bij J.K. Promotion.
Wij hebben u hiermee geconfronteerd op 16 juli 2014 en u om opheldering gevraagd. Bij dit gesprek was [naam 1] aanwezig namens de directie van Rectour Corporation. Daarnaast was [naam 2] aanwezig. U heeft ons tijdens dat gesprek geen verklaring gegeven voor uw handelen. Derhalve hebben wij u op dat moment medegedeeld dat u met onmiddellijke ingang was geschorst, waarbij u de toegang tot het terrein van Campo Alegre Resort is ontzegd. Retour Corporation zou het onderzoek voortzetten en zich beraden over vervolgstappen.
Inmiddels is uit de administratie ook gebleken dat u in de jaren 2010 tot en met 2014 betalingen heeft verricht voor goederen en diensten ten behoeve van uw eigen huishouding. Het gaat dan om goederen en diensten als de aankoop en installatie van airco's, benodigdheden voor de badkamer, insectenbestrijding en ga zo maar door.
Tot onze grote teleurstelling is het einde nog lang niet in zicht. Wij stuiten op steeds meer onregelmatigheden en zullen dit tot op de bodem uitzoeken. Op dit moment kunnen wij al wel tot de conclusie komen dat u zonder toestemming goederen heeft aangekocht ten behoeve van uzelf en/of anderen en daarvoor middelen van Rectour Corporation heeft aangewend en u voorts zonder toestemming en om onduidelijke redenen geld van Rectour Corporation heeft overgeboekt aan Torbed. U heeft zich derhalve schuldig gemaakt aan diefstal danwel verduistering tijdens dienstbetrekking.
Rectour Corporation heeft daarom al het vertrouwen in u verloren. Gezien het voorgaande – waarbij ook uw persoonlijke omstandigheden zijn meegewogen – kan van Rectour Corporation niet langer worden gevergd om de dienstbetrekking voort te laten duren in de zin van artikel 7A:1615p. U wordt hierbij medegedeeld dat u per vandaag - 23 juli 2014 - op staande voet bent ontslagen. Daarmee wordt ook uw aanstelling als procuratiehouder met onmiddellijk ingang ingetrokken. Mocht u nog bedrijfsgoederen van Rectour Corporation in bezit hebben, dan dient u onmiddellijk een afspraak met ons te maken teneinde deze in te leveren. Vanzelfsprekend wordt u verder de toegang tot Campo Alegre Resort verboden. Uw eindafrekening zal u per post warden toegestuurd.
4.1.3 [Appellant] heeft een vordering tegen Rectour ingediend uit hoofde van kennelijk onredelijk ontslag, wegens een valse of voorgewende reden. Bij beschikking van dit Gerecht van 18 november 2014 is haar vordering afgewezen. Deze beschikking is inmiddels onherroepelijk geworden. Rov. 8 tot en met 19 van deze beschikking luiden als volgt:
“8. Rectour heeft aangevoerd dat de in de ontslagbrief vermelde redenen voor het ontslag op staande voet juist zijn en dat deze redenen worden bevestigd door de verschillende overgelegde getuigenverklaringen.
9. [Appellant] heeft niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist dat – nagenoeg – alle bestellingen en betalingen van Rectour door haar als procuratiehouder werden verzorgd, zodat dit als vaststaand wordt aangenomen en zulks in de hierna volgende beoordeling voorop wordt gesteld.
The Stitch
10. [Appellant] heeft gesteld dat de goederen die aan The Stitch zijn betaald, wel degelijk aan Rectour zijn afgeleverd. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [appellant] daaraan toegevoegd dat zij aanvankelijk de bestellingen van de gordijnen verzorgde, maar dat dit later werd overgenomen door de technische dienst van Rectour. Volgens [appellant] kocht The Stitch zelf het materiaal in en kreeg Rectour de gordijnen op maat afgeleverd. Overigens bestond elke gordijn uit drie lagen, zulks om de privacy van de dames te waarborgen, aldus [appellant].
Volgens Rectour is over de periode oktober 2011 tot en met juni 2014 een totaalbedrag van NAf 8.784,25 aan The Stitch betaald, te weten:
NAf 1.181,25 op 19 oktober 2011 met omschrijving '15 stuks gordijnen tbv kamers'; NAf 390,00 op 22 oktober 2012 met omschrijving '10 meter gordijnen';
NAf 1.165,00 op 21 januari 2013 met omschrijving '10 meter gordijnen voor de k...';
NAf 3.024,00 op 8 april 2014 met omschrijving '16 gordijnen';
NAf 3.024,00 op 12 juni 2014 met omschrijving '16 gordijnen'.
Rectour heeft aangevoerd dat [appellant] de goederen zelf heeft besteld bij The Stitch, het bedrijf van haar broer. [Appellant] heeft de goederen gecontroleerd en vervolgens zelf de betalingen uitgevoerd. Volgens Rectour komen op de facturen van The Stitch veel meer gordijnen voor dan er in feite is geleverd aan Rectour. Rectour kocht de gordijnstoffen in bij derden en leverde de gordijnstoffen bij The Stitch of voor het verzorgen van het naaiwerk, maar The Stitch factureerde ook voor de (reeds betaalde) gordijnstof, aldus Rectour. Rectour heeft dit verweer nader onderbouwd aan de hand van getuigenverklaringen van [getuige 1], supervisor huishoudelijke dienst van Rectour en van [getuige 2]), handyman bij Rectour. [Getuige 1] heeft op 7 oktober 2014 schriftelijk verklaard dat zij als supervisor huishoudelijke dienst op de hoogte is van alles wat te maken heeft met — onder meer — het vernieuwen van gordijnen van de kamers. Gedurende de laatste 3 à 4 jaren zijn er nagenoeg geen gordijnen vernieuwd in de kamers. Vorig jaar zijn er in totaal 24 stuks nieuwe gordijnen aangebracht in de verschillende kamers van het complex. In het magazijn zijn er helemaal geen nieuwe gordijnen in voorraad. De gordijnen die het laatste jaar geleverd zijn, hebben een lengte van 1.60 meter en een breedte van 0.90 meter. De kosten voor de aanschaf van zo'n gordijn zijn ongeveer NAf 50,00 a NAf 60,00 inclusief naaistof, aldus [getuige 1]. [Getuige 2] heeft op 8 oktober 2014 schriftelijk verklaard dat gedurende de laatste twee jaren ongeveer 10 paar roze en paarse gordijnen zijn geleverd aan Rectour, dat de geleverde gordijnen in de kamers zijn opgehangen en dat in het magazijn geen voorraad gordijnen ligt.
11. Weliswaar heeft [appellant] gesteld dat zij in het begin de bestelling van de gordijnen verzorgde, maar dat dit later werd overgenomen door de technische dienst van Rectour, middels [naam 3]; deze stelling is echter weinig concreet. Een tijdsaanduiding ontbreekt, terwijl het op de weg van [appellant] had gelegen deze stelling nader te onderbouwen. Gelet op het verweer van Rectour dat op de facturen veel meer gordijnen voorkomen dan er in feite is geleverd aan Rectour, alsmede op de inhoud van de schriftelijke verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] in onderling verband en samenhang beschouwd, is het Gerecht voorts van oordeel dat in voldoende mate is komen vast te staan dat The Stitch meer gordijnen in rekening heeft gebracht dan daadwerkelijk is geleverd aan Rectour. Dit is door [appellant] onvoldoende gemotiveerd betwist. In de gegeven omstandigheden had het immers op de weg van [appellant] gelegen haar stellingen op dit punt nader te onderbouwen aan de hand van verificatoire bescheiden, bijvoorbeeld middels de administratie en schriftelijke verklaringen van The Stitch, waaruit kan worden opgemaakt welke bestellingen Rectour bij The Stitch heeft geplaatst en welke goederen The Stitch vervolgens naar aanleiding daarvan aan Rectour heeft geleverd, hetgeen zij heeft nagelaten.
Torbed
12. [Appellant] heeft gesteld dat de onderhandelingen tussen Rectour en Torbed hebben plaatsgevonden in aanwezigheid van één van de economische eigenaren van Rectour, waarbij duidelijk is afgesproken dat alle reis- en verblijfkosten en reparaties voor rekening zouden komen van Rectour. Ter zitting heeft [appellant] aan haar stellingen op dit punt toegevoegd dat met Torbed inderdaad een bedrag van US$ 10.000,00 ter zake van sponsorship is afgesproken, maar dat dit slechts was in verband met een reis van Torbed in november 2013. Aan Torbed is daarna (door [naam 4], één van de economische eigenaren van Rectour) de toezegging gedaan door Rectour dat al zijn kosten vergoed zouden worden.
13. Rectour heeft aangevoerd dat al hetgeen tussen Rectour en Torbed is afgesproken, in een schriftelijke overeenkomst is vastgelegd. Anders dan [appellant] heeft gesteld, blijkt uit de door Rectour overgelegde overeenkomst niet dat het door Rectour gesponsorde bedrag van US$ 10.000,00 slechts betrekking had op een reis van Torbed in november 2013. Uit artikel 8 van de overeenkomst blijkt immers dat de overeenkomst geldt voor de duur van 1 jaar, te weten vanaf 1 januari 2014 tot 1 januari 2015. Verder heeft Rectour als door [appellant] onweersproken aangevoerd dat Rectour door de directeur wordt vertegenwoordigd en niet door ‘een van de economische eigenaren’. Niet alleen hield [appellant] zelf de administratie bij, maar zij verrichtte zelf ook alle betalingen, aldus Rectour. Blijkens de administratie van Rectour heeft Torbed ten onrechte beduidend meer dan US$ 10.000,00 van Rectour ontvangen, aldus Rectour. Tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor is overwogen heeft [appellant] naar het oordeel van het Gerecht onvoldoende gemotiveerd haar stelling gehandhaafd dat zij bevoegd was namens Rectour voor meer dan US$ 10.000,00 betalingen aan Torbed uit te voeren in het kader van de sponsorovereenkomst tussen Rectour en Torbed.
J.K. Promotion
14. Rectour heeft verder als reden voor het ontslag gegeven dat zij transacties heeft aangetroffen van Rectour met het bedrijf J.K. Promotion waarvan een andere broer van [appellant] de eigenaar is. [appellant] heeft gesteld dat J.K. Promotion de bokswedstrijden promoveerde die in het resort werden georganiseerd. Het resort kreeg een speciaal tarief van de radiostations die gelieerd waren met J.K. Promotion. Voorts promoveerde J.K. Promotion het resort in diverse lokale dagbladen. J.K. Promotion is betaald voor de diensten die zij heeft geleverd en een deel van de facturen is
verrekend met een lening die de eigenaar van J.K. Promotion had bij Rectour, aldus [appellant].
15. Volgens Rectour heeft J.K. Promotion enkele diensten voor maximaal NAf 3.000,00 aan Rectour geleverd, met name de promotie van bokswedstrijden. De vergoeding voor de promotie van bokswedstrijden is reeds in 2013 aan J.K. Promotion betaald. Volgens Rectour heeft J.K. Promotion veel meer gefactureerd aan diensten, dan er daadwerkelijk geleverd zijn aan Rectour. Volgens Rectour werkte de broer van [appellant] bij een radiostation, dat Rectour voor de promotie factureerde, maar dat de broer van [appellant] vervolgens ook aan Rectour factureerde – zo begrijpt het Gerecht: — voor dezelfde diensten. Deze valse facturen werden verrekend met de openstaande lening, terwijl er geen werkzaamheden door J.K. Promotion is verricht ten behoeve van Rectour, aldus Rectour. Ter zitting heeft Rectour, als door [appellant] niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist, verder aangevoerd dat [appellant] zonder toestemming van de directie ten laste van Rectour een lening van NAf 54.147,00 aan haar eigen broer heeft gegeven, waarvoor overigens geen documentatie voorhanden is. [Appellant] heeft evenmin betwist dat haar in het verleden expliciet is verboden om nog zaken te doen met J.K. Promotion, maar dat zij desalniettemin nog in 2014 aankopen heeft gedaan bij dit bedrijf.
Goederen en diensten ten behoeve van eigen huishouding
16. Ter zitting is in voldoende mate komen vast te staan dat [appellant] in de periode november 2009 tot en met juni 2014 voor een totaalbedrag van NAf 27.973,80 ten behoeve van zichzelf en ten laste van Rectour aankopen heeft gedaan bij Benetton. Ook bij Furla is dat het geval geweest, te weten een totaalbedrag van NAf 14.000,91 in de periode mei 2009 tot en met juli 2012. [Appellant] heeft gesteld dat zij ten laste van de rekening van Rectour kleding heeft gekocht bij Benneton en Furla omdat zij er representatief uit moest zien in het kader van haar werkzaamheden. Zij was immers het gezicht van Rectour naar buiten toe, aldus [appellant]. Dat mag wel zo zijn, maar dat enkele feit maakt niet dat [appellant] gerechtigd was tot de desbetreffende privé-aankopen. Dat geldt te meer nu dat recht niet volgt uit de ten processe ingebrachte arbeidsovereenkomsten en nu Rectour, als door [appellant] onvoldoende gemotiveerd betwist, heeft ontkend dat de voormalige aandeelhouder, [naam aandeelhouder], destijds toestemming heeft verleend aan [appellant] om bepaalde privé-aankopen te doen. Anders dan [appellant] heeft gesteld, kunnen de privé-aankopen bij Benetton en Furla wel worden ondergebracht onder de ontslagreden ‘goederen en diensten ten behoeve van eigen huishouding’. Naar het oordeel van het Gerecht kunnen deze vaststellingen deze ontslaggrond zelfstandig dragen en hoeft deze grond voor het overige geen bespreking.
17. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan, als in het voorgaande reeds behandeld dan wel niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
18. Het Gerecht ziet geen aanleiding [appellant] tot bewijslevering toe te laten nu zij, tegenover de gemotiveerde betwisting door Rectour, vervolgens onvoldoende onderbouwd haar stellingen heeft gehandhaafd.
Slotsom
19. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, is de conclusie dat in rechte niet is komen vast te staan dat de door Rectour aan [appellant] gegeven redenen voor de beëindiging van het dienstverband vals zijn dan wel door Rectour werden voorgewend. Daarmee is in rechte evenmin komen vast te staan dat het door Rectour aan [appellant] verleende ontslag als kennelijk onredelijk kan worden aangemerkt. Voor een vergoeding als door [appellant] verzocht is derhalve geen aanleiding. De slotsom is dan ook dat het verzoek van [appellant] niet toewijsbaar is.”