ECLI:NL:OGHACMB:2022:244

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
AUA2021H00190
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens overschrijding appeltermijn in civiele zaak

In deze zaak heeft de naamloze vennootschap Massimo Consultant & Financial Services N.V. (hierna: Massimo) hoger beroep ingesteld tegen een tussenvonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, gewezen op 24 maart 2021. Massimo had eerder een akte van appel ingediend op 1 april 2021, maar de procedure werd gecompliceerd door de betrokkenheid van andere gedaagden, waaronder New India, Nagico en Citizens. Op 11 oktober 2021 diende Massimo een verzoekschrift in, maar het Hof oordeelde dat de akte van 1 april 2021 niet als een deelvonnis kon worden beschouwd. Het Hof concludeerde dat Massimo te laat was met het indienen van het hoger beroep, aangezien de beroepstermijn op 7 oktober 2021 was verstreken. Het Hof stelde vast dat Massimo niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn hoger beroep tegen zowel het tussenvonnis van 24 maart 2021 als het eindvonnis van 23 juni 2021. Massimo werd bovendien veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op Afl. 2.000,- voor het salaris van de gemachtigde. Deze beslissing werd op 22 maart 2022 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2022 Vonnis no.:
Registratienummers: AUA201903222 – AUA2021H00190
Uitspraak: 22 maart 2022
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
MASSIMO CONSULTANT & FINANCIAL SERVICES N.V.,
gevestigd in Aruba,
hierna: Massimo,
oorspronkelijk eiseres, thans appellante,
vertegenwoordigd door E.A.A. Mathew,
tegen
1. de naamloze vennootschap
BOOGAARD ASSURANTIËN N.V.,
gevestigd in Aruba,
hierna: Boogaard,,
oorspronkelijk gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. D.C.A. Crouch.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij akte van appel van 1 april 2021, op 6 april 2021 ingekomen ter griffie van Gerecht in eerste aanleg van Aruba (verder: het Gerecht), heeft Massimo hoger beroep ingesteld tegen het tussen partijen (en New India, Nagico en Citizens als medegedaagde) in de zaak onder nummer AUA201903222 gewezen en op 24 maart 2021 uitgesproken tussenvonnis van het Gerecht.
1.2
Op 11 oktober 2021 – inmiddels was in de zaak AUA201903222 op 23 juni 2021 een eindvonnis uitgesproken – heeft Massimo bij de griffie in Aruba een verzoekschrift gedateerd 8 oktober 2021 ingediend dat onder meer vermeldt: verzoekschrift (bodemprocedure) hoger beroep AUA201903222.
1.3
De akte van 1 april 2021 en die van 8 oktober 2021 zijn op 22 oktober 2021 aan Boogaard betekend als akte van hoger beroep en memorie van grieven.
1.4
Boogaard heeft vervolgens, evenals de andere drie gedaagden in een afzonderlijke conclusie va hun gemachtigde, een incident geopend en bij incidentele conclusie van 27 oktober 2021 gevorderd dat het Hof Massimo in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk zal verklaren met veroordeling van Massimo in de kosten van het hoger beroep, waaronder het incident, alles uitvoerbaar bij voorraad,
1.5
In het incident van de drie andere geïntimeerden heeft het Hof op 1 februari 2022 uitspraak gedaan.
1.6
Op diezelfde dag, 1 februari 2022, heeft de gemachtigde van Boogaard erop gewezen dat ten aanzien van de incidentele vordering van zijn cliënt nog geen beslissing was gegeven.
1.7
Vervolgens is Massimo in de gelegenheid gesteld om (in aanvulling op zijn verweer in het parallelle incident) te reageren, wat hij in een emailbericht van 11 februari 2022 heeft gedaan.
1.8
Vonnis in het incident is nader bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1
In het onder 1.5 genoemde vonnis in het incident van 1 februari 2022 heeft het Hof als volgt overwogen en beslist:
“2.1 Het tussenvonnis van 24 maart 2021 is, anders dan Massimo meent, geen deelvonnis. Het bevat geen eindvonniscomponent, dat wil zeggen geen uitdrukkelijk dictum waarmee een einde wordt gemaakt aan het geding omtrent enig deel van het gevorderde. De akte van Massimo had daarom conform vast gebruik opgevat moeten worden als een verzoek om vergunning ex artikel 263a Rv. Het is zeer te betreuren dat dit niet is gebeurd en dat Massimo geen beslissing of enig andere reactie op haar stuk heeft mogen ontvangen. Het Hof zal intern aandacht vragen hiervoor ter voorkoming van herhaling.
2.2
Massimo was daarmee aangewezen op een appel tegen het eindvonnis, ook waar het de beslissingen met betrekking tot Boogaard betreft. Massimo heeft dat beroep ook ingesteld, maar te laat - ook als met Massimo wordt aangenomen dat zij het bij vervroeging uitgesproken eindvonnis (ongelukkigerwijs nadat Massimo op 16 juni 2021 nog per e-mail was medegedeeld dat het vonnis op 25 augustus 2021 zou worden uitgesproken) pas op 25 augustus 2021 heeft ontvangen. In dat geval nam de beroepstermijn van zes weken een aanvang op 26 augustus 2021 (artikel 264 Rv) en verstreek deze op 7 oktober 2021. De akte van Massimo is echter van 8 oktober 2021 en is pas op 11 oktober 2021 ter griffie ingediend. Dat is te laat.
2.3
Overigens vermeldt het interne registratiesysteem van het Hof dat het vonnis van 23 juni 2021 – kennelijk op diezelfde dag – per e-mail en per aangetekende brief aan Massimo is toegestuurd. Een reactie hierop van Massimo hoeft gelet op het vorenstaande niet meer te worden gevraagd.
2.4
Massimo dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn appel tegen zowel het tussenvonnis van 24 maart 2021 als het eindvonnis van 23 juni 2021.
De kosten van dit incident komen voor haar rekening en worden begroot op Afl. 2.000,- voor salaris van de gemachtigde.”
2.2
In het onderhavige incident tussen Boogaard en Massimo zal op dezelfde wijze, en met overneming van bovenstaande overwegingen, worden beslist. De stellingen van partijen geven geen aanleiding tot afwijkende of aanvullende overwegingen.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verklaart Massimo niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de vonnissen van het Gerecht van 24 maart 2021 en 23 juni 2021;
veroordeelt Massimo in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Boogaard gevallen en tot op heden begroot op Afl. 2.000,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.W. Scholte, F.W.J. Meijer en J. de Boer leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 22 maart 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.